Effen Appen (2)

Zaterdag 9 maart, regenachtig en onstuimig. Vanochtend enkele uren gepoetst en geboend in de twee rennen. Daar plaats ik de elf jongen, die aan het eind van de komende week verwacht worden, de eerste acht dagen in. De rennen beschikken over roosters. Pas als de jongen in de schapjes vliegen, open ik de schuiven naar het nachthok en wordt hun territorium uitgebreid. Op die manier blijft het rivierzand op de bodem langer schoon en fris. Gisteren 15 volle kruiwagens  schoon metselzand in een deel van de hokken uitgereden, nadat ik eerder 15 kruiwagens stoffige en bemeste bodembedekker in de kippenrennen had ondergewerkt.

Komend vliegseizoen  wil ik terug naar nestspel. Afgelopen jaar speelde ik de junioren gescheiden en deels op de deur. Dit verliep niet echt naar wens. Op de eerste vluchten waren de hokken er niet klaar voor. De rennen konden niet afgeschermd worden aanvankelijk. Toen dat verholpen was, zaten met name de doffers te donker en te kil in de rennen in augustus. Ik liet toen alles samen komen en begon bij te lichten aan het eind van de rit. Toen de laatste en mooiste vluchten vervlogen werden, had ons team vrijwel geen neststanden. Twee duivinnen, die nog niets lieten zien, hadden samen een klein jong. Vanwege die neststand zette ik ze getekend en ze wonnen ook prijs, maar niet echt kop. Het was allemaal “net niet” in 2018!

Wat de beste manier is om junioren te spelen? Daarover wordt verschillend gedacht. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden. Er zijn wel enige wetmatigheden, heb ik in de loop der jaren door schade en schande ervaren. Allereerst zal het een rol spelen, of je winterjongen of voorjaarsjongen hebt. Winterjongen heb ik nimmer gehad, dus wat ik schrijf heeft betrekking op voorjaarsjongen. Jonge duiven hebben een minimale leeftijd nodig, als je ze gaat spelen. Twaalf weken is een veilige marge. Je kunt er één of twee weken afknabbelen, maar dan moet alles meezitten en moet je er veel werk van maken. Wijlen Jan Suijkerbuijk, met wie ik 37 jaar vriendschap deelde, had soms succes met prille jongen van amper tien weken. Voorwaarde was, dat ze bij huis flink weg trokken en kerngezond waren. Verlopen de eerste vluchten voorspoedig en komen ze de eerste twee vluchten goed door, dan hebben ze de vuurdoop gehad en kun je er plezier aan beleven. Zelf gaan we dit experiment in Appen uitvoeren komend jaar.  De eitjes van de tweede ronde worden de komende week gelegd bij compagnon Gerard. Begin april zal deze ronde geboren worden. Ze krijgen een apart hok en ten tijde van de eerste prijsvlucht zullen ze elf tot twaalf weken oud zijn. Dat wordt dus een uitdaging!

Jonge duiven op de beginvluchten op een nestje, daar heb ik weinig vertrouwen in. Misschien heb je meer kans als het winterjongen betreft, maar zelf heb ik er weinig goeie ervaring mee opgedaan. Als ze hier de eerste keer meegaan met de grote wagen, is het meteen de eerste prijsvlucht. Zo rustig mogelijk inkorven, zonder nestje of extra motivatie, heeft mijn voorkeur. Die eerste vlucht met duizenden duiven tegelijk los levert al stress genoeg op. De onervaren jonge duif moet zich staande houden in de mand, moet water drinken en zo min mogelijk energie verspelen. Na de lossing moet de duif de goeie koers pakken en tijdig de juiste afslag nemen. Duiven op nest, op drijven, of geprikkeld door spelletjes, zijn met die extra motivatie meestal zwaar in het nadeel op de eerste vluchten. Ze werken zich af in de mand, vergeten te drinken,  zijn te zot en knallen door. Vaak zie je ze nooit meer terug! Wijlen Gerrit Jansen hoorde ik het na de eerste prijsvlucht meerdere keren vertwijfeld roepen: “Hele kerels, halve weduwnaars, allemaal weg”. Gerrit speelde liever met oude doffers op weduwschap. Jongen vond ie niks.

Door jonge duiven regelmatig in de mand te zetten, regelmatig een stukje weg te brengen, te leren drinken, haal je de stress eraf. Ze hebben geen angst en voldoende zelfvertrouwen. Daar gaat het om. Natuurlijk moeten ze wel gezond zijn. Daarom tijdig enten, tijdig leren drinken in de mand en tijdig kleine stukjes wegbrengen. Een gouden regel om veel teleurstelling te voorkomen: nooit africhten bij hitte en oostenwind! Alleen jonge duiven die het spelletje door en door onder de knie hebben en door de wol geverfd zijn, daar kun je risico’s mee nemen. Dan bedoel ik jonge duiven die minimaal drie keer over de grote rivieren zijn afgericht (Ravenstein 60 km bijvoorbeeld).

Rustig beginnen, gewoon op het schapje en op elan en gezondheid. Zo ga ik het doen. Vervolgens enkele weken gescheiden en op de deur. Na de vijfde vlucht wil ik ze bij elkaar laten en hoop ik, dat ze snel op eieren komen. Zonodig schuif ik er zelf stenen eitjes onder.  Als de belangrijke teletekstvluchten aan breken, hoop ik hier en daar een duif op een ideale neststand te kunnen korven. Een duivin op een klein jong van een dag of zes, moet een kopprijs kunnen winnen. Op de beginvluchten is een neststand meestal een nadeel. Onervarenheid en motivatie gaan niet samen. Een fatale cocktail. Een onervaren jonge doffer op drijven bijvoorbeeld, ben je bijna altijd kwijt, zeker met wind op de staart! Op de eindvluchten is een neststand een nadrukkelijk voordeel. Ingespeelde junioren die het klappen van de zweep kennen, kunnen op een ideale neststand wonderen verrichten. Zo niet, dan zijn ze geen knip voor de neus waard. Voorwaarde is, dat de nestduiven dagelijks trainen. Desnoods verplicht!

Als ik terugkijk, heb ik vaak geluk gehad met een jonge doffer met een specifiek territorium. In 2009 maakte ik een herstart, na acht duifloze jaren. Van Martin en Joke Geven kreeg ik toen spontaan een stuk of zes jongen. Eentje, liet zijn oog vallen op de vloer van het middenstuk van mijn hok. Voor de inkorving kreeg hij de ruimte en palmde zijn favoriete stek in en joeg alles wat in de buurt kwam weg. Dit motiveerde hem geweldig en “Jurriaan” werd op deze manier 1e asduif GOU en 2e WHZB.  Natuurlijk probeerde ik deze troefkaart elk jaar opnieuw te spelen. Helaas lukt het niet elk jaar. Wat er niet in zit, komt er niet uit. In 2014 werd de ‘366 op deze manier 1e asduif van de club in het laatste jaar van Martin & Joke bij “Steeds Verder”,  dus met genoeg concurrentie. Afgelopen jaar was het de ‘012, alias “Gerben”,  die met deze territoriumtruc 1e asduif van de ACC werd,  zonder te missen. Wel deed hij het van dichtbij beter dan van veraf. Aanleg of uitgewerkte motivatie? Zijn duivin ‘004 alias “Rainbow Iris” joeg elke duivin die in de buurt kwam van haar doffer met heldenmoed weg.  Aan een nestje kwam ze niet toe. Te druk met wegjagen van rivalen? Ze werd wel 2e asduif, achter haar doffer!  Een bijzonder territorium is een prima motivatie. Doe er wat mee.

Mijn beste jonge duivinnen in 2018 waren voor mijn gevoel de 026 en de 065. Deze laatste duivin haalde ik enkele weken voor aanvang van de vluchten op in Ulft. Verdwaald bij huis na een aanval van een havik, waarschijnlijk. Ik had nog niet afgericht. De eerste vluchten miste ze. Ik had het gevoel, dat ze in Ulft ging buurten en met een omweg naar huis kwam. Daarna kwam ze steeds beter en op de drie laatste reguliere teletekstvluchten arriveerde ze als onze tweede, eerste en wederom tweede duif. Ongepaard!  De moeder kocht ik van Nico Jan Koenders. Een prima kweekduif, maar haar jongen zijn elk jaar laat rijp. Het ouderkoppel hebben we toch bij elkaar gelaten. De ‘026 liep wel aan. Haar doffer bleef helaas achter en later scharrelde ze met een andere doffer. Zonder neststand, maar wel met een specifiek territorium, zat ze er meestal goed bij. “Bronsje” noemde ik dit vale duivinnetje, omdat ze vaak onze derde duif was. Duiven, die zich van voren laten zien op de verdere vluchten, hebben mijn voorkeur. Vooral als ze het zonder specifieke neststand of motivatie goed doen, hebben ze een streepje voor en gaan later naar het kweekhok!  Ook zonder duiven is er al genoeg te vertellen. Doe er uw voordeel mee en maak een plan. Succes met de jonge duiven komt je zelden aanwaaien. Je moet het afdwingen. De volgende keer heb ik jonge duiven in Appen  en gaat het feest echt beginnen. Ik kijk er naar uit!