2016: Hoop, geloof en liefde (14)

Hoop, geloof & liefde (14)

Vieren en vooruit blikken

Onlangs gingen Bram, Albert, Freek en onze partners naar een gezellige plek om stil te staan bij de successen van 2016 en … om af te spreken wat we in 2017 gaan doen. Dat werd een mooie avond. Vier duiven werden overgeplaatst naar ons kweekhok. Twee asduiven en twee teletekstduiven. Vier duivinnen bovendien. Dat was al jaren ons manco op het kweekhok: goeie bewezen vrouwtjes! De 1e asduif GOU gaat voortaan door het leven als “Marga”, de 8e als “Yvonne”, de regiowinnares annex teletekstduif heet voortaan “Toos” en nummer vier heet vanaf heden “José” (door Bram gefokt uit twee rechtstreekse kleinkinderen van “Bartoli” en “Celine” van Hans Eijerkamp). Yvonne, José en moeder Toos komen weleens voorbij in mijn stukjes en behoeven geen nadere uitleg. Marga is de echtgenote van Bram. We hopen, dat we veel plezier aan deze vier gaan beleven en hebben er het glas op geheven! Verder hebben we afgesproken, dat we onze samenwerking gaan continueren en wil ik in de naam op de uitslag het collectief tot uitdrukking brengen. Iets met “Team Wagenaar Appen”. Het was een mooie avond in gemoedelijke sfeer en met vijf lekkere (wild)gangen in “De Vier Seizoenen” te Twello. Het smaakt naar meer en we hebben ons voorgenomen om het in 2017 bij leven en welzijn te herhalen!

Kritisch op kweekduiven

Het blijft jammer. Duiven die een eerste in de regio winnen, perfect gebouwd zijn en een wereldafstamming hebben. Toch moeten we soms afscheid nemen. Als er na drie jaren met verschillende partners niets bruikbaars op de wereld gezet is, helpt er geen lieve schoonmoeder meer en is het definitief gebeurd. Het overkwam o.a. onze “Albert”. Ondanks zijn naam en mooie ogen heeft hij niet gebracht wat we hoopten en is het over en uit. Met moeilijke kwekers moet je niet blijven aanmodderen. Dat is tijdverspilling en het ondermijnt de toekomst. Voor 2017 zitten “Krasse Erik” en “Hummer” op de wip. Duiven die afstammen van 1e asduiven in de GOU en op papier en in de hand alles mee hebben. Een week geleden nam ik hen ter hand, bekeek hun bouw en ogen en fluisterde hen de waarschuwing in. Opnieuw krijgen ze een andere duivin, maar dat wordt echt de allerlaatste kans. Als het komend jaar geen “bingo” wordt is het exit. Het is gewoon een feit, dat de meerderheid der duiven amper kweekpotentie heeft. Gelukkig zijn er ook “lichtpuntjes”. Een rode doffer, gelukkig nog vrij jeugdig, is vader en grootvader van “Toos” en “Yvonne”. Twee kinderen hadden we van hem en slechts één kleinkind, maar het rendement is veelbelovend. Hij stamt in rechte lijn uit onze “Oude Knoedel” en heeft bijzondere, donkerbruine ogen. ’t Is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar als hij als kweker ook komend jaar dit niveau haalt, hebben we een nieuwe stamdoffer!

Commissie jonge duiven GOU

Bram spoorde me aan om me aan te melden. De verliezen met jonge duiven worden landelijk en zeker in de GOU steeds groter. Op grond van de resultaten van een enquête in eigen vereniging schat ik dat we op 60 tot 70% verliezen zitten. Dat is onacceptabel. Zo’n 20 mensen zitten in die commissie, die weer is opgesplitst in drie groepen met verschillende speerpunten. De enquête dient als zgn. 0-meting. Zelf zit ik in de groep die de doorsnee liefhebber wil bereiken en voorzien van tips. Vanavond ga ik naar de club van Marinus ten Dolle in Doesburg om hier invulling aan te geven. Henk Bussing en Nico Jan Koenders zijn o.a. sparringpartners die zelf hard spelen en veel eigentijdse kennis van zaken hebben. Met aanpassingen in het vliegprogramma, verbeteringen in vervoer en lossing en met praktische adviezen naar de liefhebbers hopen we een bijdrage te leveren aan een ommekeer in het spel met de jonge duiven.

Stilstand is achteruitgang

Veel liefhebbers denken dat ze de beste duiven van de hele wereld bezitten. Als de resultaten op de vluchten uit blijven ligt het aan de lossingsverantwoordelijken, aan de ligging, aan de wind, aan medicijnen en geheimen van concurrenten en noem het maar op. Ook al werden we kampioen met de jonge duiven en hadden we de kampioensduif in 2016, dan nog weet ik zeker dat er elders veel betere duiven zitten. Trots zijn we op het feit, dat we het kampioenschap binnensleepten zonder medicatie. Zonder poeders en spuit. Dat geeft een kick. Kijk ik naar Gerard en Bas Verkerk, naar Gerard Koopman, naar Willem de Bruin en noem de grote kanonnen maar op, dan voel ik me een onbeduidende beginneling die lichtjaren verwijderd is van het niveau van deze grote kampioenen. Bram is steeds op zoek naar beter materiaal en hij kent als ex-voorzitter van de GOU veel sterk spelende liefhebbers. Hij zoekt naar duiven die het op de eendaagse fond moeten kunnen, werkt aan stamvorming en is driftig zoekende en onderweg. De duiven van Bram werden echter tot voor kort nooit keihard geselecteerd op hun prestaties als jonge duif. Daar is nog winst te behalen! Op ons eigen gezamenlijk kweekhok bij Albert zijn we ook nog lang niet waar we willen zijn. Flink teruggeworpen werden we door de paratyfus-uitbraak nog niet zo lang geleden. Dat kostte veel duiven. In 2016 maakten we stappen in de goede richting. Als de duiven op de vluchten goed marcheren, kun je eindelijk doorselecteren. Albert begrijpt dat als ex-voetbalcoach als geen ander. Aan “papieren tijgers” hebben we niets. Op de diverse verkoopsites wemelt het van dergelijke duiven. Als we zelf al vaststellen dat bewezen eersteprijswinnaars en asduiven soms al geen kweekwaarde hebben, wat kunnen we dan verwachten van hun (verre) verwanten? Luchtkastelen? Met een beetje pech verstoor je het evenwicht op je kweekhok en steken nare ziekteverwekkers de kop op. Door schade en schande werden we iets wijzer. Toch kijk je altijd om je heen. Iedere rechtgeaarde liefhebber met ambitie is constant op zoek naar versterking. De één heeft fris bloed nodig voor bloedverversing, de ander zoekt pure snelheid of juist “Ausdauer”. De visie van goede vriend wijlen Martin Geven hou ik voor ogen. “Mijn eigen duiven hebben met mijn systeem van verzorgen onder moeilijke omstandigheden bewezen bij mij te passen en te presteren”, zei Martin vaak. “Met nieuwe aanwinsten, zelfs van de duurste (mode)rassen moet je dat eerst nog maar afwachten”. Ondanks zijn titels als snelheidskampioen van de GOU in zijn twee laatste jaren op Bussloo, zijn “Gouden Duif” en W.H.Z.B. prestaties, werd er door sommigen laatdunkend gesproken over zijn titels. Weinig concurrentie, hoorde je dan. Martin verbaasde zich ook over het feit dat hij tegenover de kring Zutphen vaak tekort kwam. Mede daarom vond hij het interessant om zijn eigen duiven mee te nemen naar Eijerkamp, toen hij zich met Joke vlak voor kerst 2014 settelde in Cortenoever. Slechts één jaar was hem gegeven om zich in Brummen te manifesteren. Onder de indruk was hij van de mogelijkheden op de prairie. Oprechte bewondering had hij voor Hans Eijerkamp, die als tachtiger een alziend oog had voor het totale duivengebeuren en voor het enthousiasme van Evert Jan. Respect had hij voor zijn collega’s op Greenfield Stud en met name voor Gerard, die een fotografisch geheugen had voor elke duif. Martin voelde zich helemaal thuis. Wat kon hij genieten van “de vrouwtjes” op het hok van Gerard. Voor de “van Loonduif” gaf hij zich gewonnen. Vrijwel wekelijks bezocht ik Martin & Joke en volgde op de voet hoe hij het spel met de jonge duiven bij Eijerkamp op zijn leest schoeide. Onnavolgbaar gingen de junioren in 2015 in Cortenoever te keer. De concurrentie werd helemaal weggevaagd. Voor de sport is dat eigenlijk niet goed, maar voor de geldingsdrang van Martin was het koren op de molen. Wat Martin bijzonder veel deugd deed was het feit, dat zijn eigen duiven uit Bussloo zeker niet uit de toon vielen. Niet alleen de bekende Eijerkamprassen maakten furore, ook de duiven “uit de rimboe van Bussloo” wonnen eerste prijzen, pakten afdelingsoverwinningen en haalden teletekst. Voor Martin & Joke een genoegdoening en bevestiging, voor mij een leermoment. Alleen duiven die op dezelfde locatie onder dezelfde condities vliegen kun je vergelijken. Zoals op éénhoksraces bijvoorbeeld. Elke andere vergelijking gaat mank door onder meer geografische verschillen, trek en wind. Duiven die langs de kust 1600 meter maken of duiven die landinwaarts maar 1500 maken op dezelfde dag kun je onmogelijk vergelijken. Meer wind langs de kust maakt het verschil! Ook landschapselementen zijn bepalend. Johan van Dijk uit Lieren was een goede vriend van Martin Geven. Eerst politiehonden en later de postduiven vormden de bindende factor. Een fanatiek baasje dat gek van paarden, honden, duiven en nog veel meer is. Johan zei het vaak. “Als de huidige kampioenen in Eerbeek gaan wonen en ik aan de boorden van de IJssel in Brummen, dan wil ik nog wel eens zien wie er kampioen wordt”. Gek genoeg is er in Brummen geen postduivenclub meer en houdt “Ons Vermaak” in Eerbeek nog aardig stand. Dat is heel bijzonder, want voor het maken van kettinguitslagen moet je er niet gaan wonen. Voor de doorzetters in Loenen, Lieren en Eerbeek heb ik desondanks veel respect! Duivensport is een boeiende, maar soms ook oneerlijke sport. Op lokaal niveau nivelleren gelukkig de voor- en nadelen van trek, ligging en wind en zijn de kansen redelijk gelijk, waardoor ook verenigingen als “Ons Vermaak” de moed erin houden. (wordt vervolgd)