2017: Zieleroerselen, zotteklap & zever (7)

Piepers vertroetelen

Altijd verkeer ik in staat van opwinding, als er bij Bram of Albert weer jonge duiven speenrijp zijn. Hoe zien ze eruit? Hoe is de mest? Glimmen ze, of houdt het niet over? Het liefst zien we natuurlijk rustige, gladde, volle en blinkende piepers, die helder en pienter de wereld in kijken. De ene lichting is echter de andere niet. De eerste groep van Bram was prachtig. Ze ontwikkelen zich voorspoedig, gingen vlot naar buiten en vlogen in een mum van tijd strak in het gelid als koppel. De tweede ronde is iets minder mooi opgekomen. Dat heb ik Bram ook gezegd, want als duivenvrienden moet je er geen doekjes om winden. Bram was op wintersport en daarna een weekendje naar Terschelling. Albert verzorgde de duiven bij Bram. Albert kennende deed hij dat serieus, maar de laatste weken draaide hij veel onregelmatige werkuren in de sporthal. Eén keer per dag bij Bram voeren is dan het hoogst haalbare en dat zie je terug in de jongen. Of het goed komt met deze tweede ronde, dat kun je achteraf pas met zekerheid zeggen. Ik ga ze de komende weken extra vertroetelen. Daar begin ik mee als ze ’s avonds hun kropjes goed gevuld hebben en vlot eten en drinken. Gisteren bracht Bram ze, dus over enkele dagen denk ik te beginnen. Heb uitstekende ervaring met mijn “rulle bak”. Een half emmertje goed voer overgiet ik met een halve liter vlierbessensap en laat dat een nacht intrekken. Vooral goed roeren. In de ochtend schud en roer ik het paars gekleurde voer nogmaals en voeg wat vloeibare honing toe met een schep yoghurt. Al roerend gaat er biergist bij, eventueel knoflookolie, klei (pikkoek), veen (Terramix), schone tuingrond en een greep metselzand, tot er een rulle massa ontstaat. Dit krijgen de piepers een hele dag in ruime mate voorgeschoteld. Heb hier uitstekende ervaring mee, al tientallen jaren. De duiven krijgen volop mineralen binnen en de darmen worden a.h.w. schoon gespoeld en schadelijke bacteriën geneutraliseerd. In de natuur krijgen duiven ook geen schoon gezeefd en gepoetst voer! Het water voor de jonkies komt deels uit de grote gieter. In deze gieter kieper ik om de twee weken ongeveer acht teentjes knoflook in het water en regelmatig doe ik er een scheut Naturaline bij. In de drinkbakken gaat de helft schoon water en de andere helft schenk ik bij uit de gieter. Daarmee haal ik tevens de kou van het water. Pas gespeende piepers een geelkuur geven? Nooit gedaan, ook niet toen het mode was.

Piepers gedijen bij vrijheid

Het liefst laat ik mijn jongen ’s ochtends vroeg los, voor ik naar mijn werk ga. Rond 7 uur. Bij voorkeur haal ik ze binnen vlak voor de verduistering rond 17 uur. Dit is in mijn ogen de ideale en gemakkelijkste methode, maar …. er zitten de nodige haken en ogen aan. Als je ook weduwnaars en/ of weduwduivinnen hebt, kan dat natuurlijk niet. Ook heb je te maken met buren en woonomstandigheden. In mijn geval zijn de roofvogels de belemmerende factor. Enerzijds worden duiven snel en slim door ze hele dagen buiten te laten. Ze hechten beter aan hun omgeving en worden “streetwise”. Anderzijds kost de weg er naar toe veel veren, als het wemelt van de roofvogels. Momenteel is het betrekkelijk rustig in de lucht. Pas vijf havikslachtoffers in één maand is hier een hele nette en bescheiden score. Mogelijk zitten de vrouwtjes momenteel te broeden en verklaart dat de relatieve rust. Ik hoop eigenlijk, dat de natuur de stand van de haviken gereguleerd heeft. Afgelopen winter waren er veel houtduiven met “het geel”. Men zegt, dat haviken het loodje leggen als ze deze zieke duiven oppeuzelen. De komende maanden gaan we het meemaken. Vanavond telde ik 90 jongen. Komende zaterdag arriveren er nog 4 van Albert en 6 van Bram. Dan heb ik er honderd en beginnen we af te tellen. Albert leverde er 20 van de eerste ronde (via voedsterduiven) en 24 van de tweede ronde. We hebben 12 “kweekkoppels” dus we mogen niet klagen! Van negen koppels hebben we vier jongen, van twee koppels hebben we drie jongen en van één koppel hebben we alleen twee jongen van de tweede ronde. Op deze wijze hopen we snel achter de kweekwaarde van elk koppel te komen. De overige jongen werden geleverd door Bram. Met uitzondering van twee exemplaren.

Jan Groot Koerkamp-competitie

Soms gebeuren er onverwacht dingen die je doen beseffen hoe kwetsbaar en klein we zijn als mens. Tijdens ons laatste “Duivencafé” maakte onze gewaardeerde clubvoorzitter bekend dat er een ernstige darmziekte bij hem was vastgesteld. Iedereen was geschokt. Daarna ging het snel. Jan kreeg gezondheidsklachten en werd opgenomen in het ziekenhuis. Via zoon Arno hoorden we niet veel later, dat het ernstig was en contact met duiven door de doktoren in Amsterdam streng werd afgeraden in verband met besmettingsgevaar. Jan Groot Koerkamp is een positief ingesteld mens, maar ook nuchter en resoluut. De 45 speenrijpe jonge duiven werden enkele dagen later al binnen de club verloot door Arno en zus Eline. We gaan daar een JGK-competitie aan verbinden en hebben warme bakker en buurman Paul Bril als sponsor kunnen strikken. Dit verklaart de aanwezigheid van twee duifjes van Jan Groot Koerkamp (de derde ben ik aan huis kwijt geraakt). We hopen, dat Jan op afstand veel plezier beleeft aan zijn junioren en natuurlijk zou het helemaal geweldig zijn als hij persoonlijk de prijzen van de competitie zou kunnen overhandigen aan de winnaars!

Rode kater

In de zomer van 2016 wierp een verwilderde kat een nest van drie jongen in de beschutting van wat coniferen in de tuin van de achterburen. Bij warm weer lagen ze te zonnen op de bestrating van onze diepe achtertuin. Twee jeugdige buurmeisjes speelden met de jonge katjes, die toch een zekere schuwheid behielden. De moeder kwam in de schemering in actie. Een echte jager, maar omdat ze zich overdag schuil hield, had ik er geen last van. Bij de jongen twee lapjespoezen en een rood katertje. Die kleuren zijn bij poezen geslachtsgebonden. Afgelopen najaar kwam de jonge kater steeds vaker in mijn buurt. Waarschijnlijk is zijn verwekker een tamme huiskat, want “Meiko” zocht nadrukkelijk contact met mij. Eén spelregel hanteerde hij: niet aanraken! ’s Ochtends zat hij steevast bij de achterdeur te wachten afgelopen winter. Als ik de krant uit de bus haal, loopt hij naast me. Ook als ik naar de kippen loop, vergezelt hij me. Al miauwend probeert hij me van alles te vertellen. Ik raak vertederd door zoveel aanhankelijkheid. In overleg met José kocht ik kattenbrokjes en dat stelt hij erg op prijs. Afgelopen voorjaar merkte ik, dat zijn vertrouwen in mij begon te groeien. Als ik de kans kreeg raakte ik hem vluchtig aan. Hij deinsde dan steevast terug, maar ongeveer zes weken geleden capituleerde hij van de ene op de andere dag. Toen ik hem weer vluchtig wilde aanraken bij het voeren, begon hij te spinnen en liet zich aaien. Elke dag werd hij minder schichtig en toen op een maandag was het ijs ineens gebroken. Ik stak mijn hand naar hem uit en uitnodigend rolde hij op zijn rug en knorde van genot toen ik zijn buik streelde. Sindsdien zijn we dikke maatjes. De duiven vindt hij razend interessant. Dagelijks neemt hij een kijkje bij de rennen en de jonge duiven komen nieuwsgierig naar hem toe zonder angst. Toch hou ik hem in de gaten. Soms besluipt hij de jongen die ontspannen in de tuin scharrelen. Dan doet hij een schijnaanval, maar houdt in als de duiven amper angst voor hem hebben. Het lijkt erop dat hij met ze wil spelen, want “Meiko” is heel speels. Vorige week kwam hij naar me toe met een koolmees in zijn bek. Hij eet dus niet alleen kattenbrokjes, maar ik zorg wel dat zijn buikje steeds goed gevuld is en hij geen neigingen krijgt om duiven als voedsel te zien. Precies twintig jaar geleden maakte “Garfield” bij ons furore. Zal deze rode “Meiko” een nieuw succesvol tijdperk inluiden, of zullen we er een kater aan over houden? Om in de vocabulaire van Albert te eindigen: “We gaan het meemaken”.

(wordt vervolgd)