Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (10)
Kweekwaarde, kwinkslagen en kwekkoe (10)
Onderbreking
Voorlopig moet ik noodgedwongen deze rubriek onderbreken. Gezondheidsredenen liggen er aan ten grondslag. Afgelopen woensdag bezocht ik de oogarts in het ziekenhuis, nadat de optometrist me doorverwezen had. Mijn gezichtsvermogen ging letterlijk zienderogen achteruit. Lezen in de krant en op het beeldscherm werd steeds lastiger en zelfs pijnlijk en in het verkeer begin ik steeds voorzichtiger te rijden, vooral ’s avonds. De optometrist had me verteld, dat ik aan beide ogen “staar” heb. Nader onderzoek in het ziekenhuis bevestigde dit. Met plus 7,5 rechts, doe je met een leesbrilletje van de Action (maximaal plus 3,5) ook weinig. De oogarts stelde voor om beide ogen te opereren met een tussenpauze. Als ik bereid was zelf bij te betalen, zouden mijn ogen mogelijk zo “gerepareerd” kunnen worden, dat ik zelfs geen bril meer nodig zou hebben. Dat klonk me als muziek in de oren, want met brillen, ringen, armbandjes, kettinkjes en aanverwante zaken heb ik niks. Goed zicht is me echter veel, zoniet alles waard!
Sores
Niet alleen mijn ogen spelen me parten. Gisteren ging ik andermaal naar het ziekenhuis. Nu naar een andere afdeling. De huisarts had me verwezen vanwege moeilijk lopen door een versleten linkerknie. Toen de chirurg de röntgenfoto van de knie zag, liet hij me meekijken. “Bot op bot”. De chirurg liet me plaats nemen op de behandeltafel. Al snel stelde hij vast, dat de rechterknie niet minder versleten was. Ook beide heupen waren er niet best aan toe. Er was echter meer onheil, want in mijn knieholte links voelde hij een heel duidelijke hartslag, wat duidt op verwijde vaten. Ook de grote littekens op beide bovenbenen trokken zijn aandacht. Ik vertelde, dat ik met voetballen de hoofdspier in mijn linkerbovenbeen volledig afgescheurd had en destijds drie weken in het ziekenhuis lag. De chirurg, die me opereerde, zei 47 jaar geleden, dat zoiets bijna nooit voorkomt en duidt op aangeboren te korte spieren. Twee jaar later begon ik weer rustig te trainen, maar toen ik op zeker moment een sprintje trok, gebeurde precies hetzelfde in mijn rechterbeen. De chirurg van dienst, adviseerde mij om nooit meer te sporten. “Van mij mag U alleen dammen of schaken”, zei hij. Ik wist genoeg. Toen ik me gisteren aangekleed had, maakte de chirurg plan de campagne. U laat röntgenfoto’s maken van rechterknie en beide heupen en U moet langs de vaatspecialist”. Ik vertelde de arts over de twee openhartoperaties in 2014 en de complicaties nadien. Behalve een longontsteking kreeg ik vrij ernstige trombose in mijn linkerbeen. “Ik kan er twee nieuwe knieën in zetten, maar dat kan alleen, als Uw heupen in orde zijn. Dan hebt U te maken met verwijde vaten en met twee aan elkaar gezette bovenbeenspieren. Die spieren moeten los gemaakt worden van de knie en weer vast gemaakt. Dit is een extra complicatie, want zoiets zie je zelden”. Eigenlijk was ik niet eens verrast door zijn bevindingen. Voor mij werd het tijd om wat humor in de strijd te gooien. “Ik ben een hopeloos geval, maar U moet het niet zien als een probleem, maar als een uitdaging. Ik heb een broer, die op dezelfde dag jarig is als ik. We zijn geen tweeling, want ik ben zes jaar ouder en het eerste kind in het gezin. Destijds was ik een moetje”. De dokter keek ernstig en noteerde zijn bevindingen via het toetsenbord. “Mijn broer, zelf oersterk, noemde mij meerdere keren een voorvochtkindje. Verwekt achter een boompje, maar niet goed afgewerkt”. De dokter moest er om lachen, zoals ik zelf ook altijd doe. Humor verzacht de pijn en houdt leed draaglijk. Al meteen na mijn geboorte begonnen de problemen. De uitgang van mijn maag was te nauw. De borstvoeding kwam er als een fontein uit. Onze huisarts destijds onderkende het probleem niet. Na zes weken zat ik onder mijn geboortegewicht en was bijna uitgedroogd. Een vervangend arts op het consultatiebureau, herkende de kwaal en ik moest met spoed geopereerd worden. Klazien Ketelaar, inderdaad de echtgenote van clubgenoot Jan, was kraamverzorgster en sprak me er ooit over aan. “Jij hebt door die problemen en de operatie nadien eigenlijk nooit borstvoeding gehad. De kunstmelk was in die tijd nog niet zoals nu. Via de moedermelk krijg je anti-stoffen mee, die jij nooit ontving Dat verklaart volgens mij ook je allergie”. Een slechte start en het begin van een lange reeks ongemakken en genetische problemen. Maar … zo lang er iets aan te doen is, is er hoop.
Duiven
Het verzorgen van de duiven verloopt door het fysieke ongemak wat moeizamer. Ik ben meer tijd kwijt en neem tussendoor wat rust. Zoals ik de vorige keer al schreef, trainen de duiven aan huis niet geweldig. Soms zijn ze even uit mijn gezichtsveld, maar dat mag je geen wegtrekken noemen. De jongste junioren zijn de duiven van José. De laatst bijgeplaatste junioren zijn bijna tien weken oud en gemiddeld is de groep van 29 stuks nog geen 80 dagen oud. Dan moet je voorzichtig zijn. Ik heb ze vier keer in de mand gehad en los gelaten op 1, 2 en tweemaal 3 kilometer. De oudste jongen, van mezelf, hebben twee keer in de mand gezeten en zijn op 2 en 3 kilometer gelost. We zijn begonnen met 30 (José) en 70 (Freek) ringen. Een groot compliment voor de kweekafdeling, want het leverde 30 en 70 jongen op. Geen zwakkelingen, nauwelijks onbevruchte eieren, kortom een geslaagde kweek. De 30 jongen van José komen uit dezelfde ouders als de door mezelf afgezette junioren. Toch vind ik ze door elkaar genomen net iets mooier. De hogere temperaturen, het lengen van de dagen tijdens de groei, het zal er allemaal mee te maken hebben. Via de verloting van jonge duiven van Gerard Bolink, die naar Ameland verhuisd is, kwamen er twee afwijkende ringnummers uit Bathmen. Ook de verzilverde bon van Johan Gijsberts, leverde twee mooie jongen op. Acht junioren (7 van mezelf en 1 van José) gingen als prooi van de havik de boeken in. Verder waren er de nodige gewonde duiven door de aanvalsdrift van het druistige mannetje van de havik. Die verwondingen aan borst en poten zijn inmiddels allemaal hersteld. Daar kunnen we mee leven. Momenteel zie ik de havik nog maar weinig verschijnen. Wel was er vorige week ineens de slechtvalk. Niet de karakteristieke “klapklapklapzweef” vleugelslag van de havik, maar het afwijkende silhouet van de snelste vogel ter wereld volgens experts. “Wanderfalk” noemen onze Oosterburen hem. Een roofvogel die vele kilometers maakt rondom zijn nest. Bij gebrek aan rotsen broedt de slechtvalk op torens, hoge fabrieksgebouwen, e.d. Zijn duizelingwekkende snelheid bereikt hij, als hij met ingetrokken vleugels in duikvlucht een prooi “stoot”. Dit gaat met zo’n snelheid, dat het slachtoffer vaak de rug breekt op het contactmoment. Wat er met de ‘86 van José gebeurde, weet ik niet. Op die bewuste dag keerde ze laat in de middag retour met een gapend gat op de plek waar de vleugel aan het lichaam bevestigd is. Het beestje heeft pijn en vliegt niet graag, maar ik heb hoop dat ze volledig herstelt. Wat me opviel: als de havik verschijnt, escorteren de kraaien de rover en vallen hem/haar lastig. Toen de slechtvalk op duivenjacht was boven Gietelo, lieten de kraaien zich niet zien! Inmiddels beginnen mijn ogen pijn te doen. Het kost me te veel moeite. Ik wens U een mooie zomer en een goed vliegseizoen. Als mijn gezondheid het toelaat, hoop ik mijn blog na de staaroperaties te hervatten. Tot dan!
P.S. Onze duiven zijn één keer geënt tegen paramixo-rota en vorige week met het borsteltje tegen pokken. Of dat voldoende is, zal blijken en hoort U t.z.t. als alles volgens plan verloopt.
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (9)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (9)
Trainen
De vorige keer had ik het over de training aan huis van de lichting 2025. Vijf tot tien minuten is natuurlijk veel te weinig. De duiven verlieten het hok bij het los laten niet enthousiast. Dat is kenmerkend. Duiven, die in orde zijn, vliegen als een streep het hok uit. Nu moest ik sommige duiven het hok uit jagen en gingen ze vervolgens op het dak van het hok zitten. Ik hoor verhalen van liefhebbers, waar de junioren ongenadig trainen. “Ze zijn minimaal een half uur uit het zicht verdwenen en blijven aan huis, bij terugkeer, gewoon met spirit trainen”, hoor je dan. Zulke verhalen zijn er elk jaar en tegen de tijd, dat de vluchten beginnen, ontbreken de “voorjaarskampioenen” op de uitslagen. Natuurlijk is het fijn, als junioren aan huis weg trekken. Daar leren ze de omgeving door kennen en bouwen ervaring en zelfvertrouwen op. Toch lig ik er niet van wakker, als de junioren niet willen trainen. Ad Schaerlaeckens schreef er in het verleden regelmatig over. Zijn jongen waren in het voorjaar meer aan het “grazen” dan aan het vliegen. Toch kwam er altijd een kentering en was hij schier onklopbaar, als het in augustus/ september gebeuren moest. Opgemerkt dient te worden, dat er in het verleden scheutig gebruik gemaakt werd van cortisonen, die gelukkig verboden werden, maar die wel een ander licht werpen op de prestaties destijds. Jonge duiven moeten zich ontwikkelen en weerstand opbouwen. Je kunt niet verwachten, dat ze van februari tot medio september in topvorm verkeren. Vergelijk het met het voetbal in de eredivisie mannen. P.S.V. was lange tijd de gedoodverfde kampioen. Toch begon de motor na de winterstop te sputteren. Go ahead Eagles schakelde P.S.V. in Eindhoven uit voor de K.N.V.B.-beker in die periode en won enige dagen later in Deventer opnieuw in competitieverband. Dat had niemand voor mogelijk gehouden. Ajax, het afgelopen jaar “Italiaans spelend vanuit de verdediging”, kreeg onverwacht de titel in de schoot geworpen, door het “ineenstorten” van P.S.V., zo leek het. Toch liep het anders. P.S.V. herpakte zich en Ajax bezweek onder de druk. De uitkomst is bekend en P.S.V. werd in mijn beleving de terechte kampioen. Jonge duiven kennen niet de druk, zoals voetballers die ervaren. De stress zit bij de duiven in het onbekende. Het vervoer, hitte, harde wind, het zoeken en al dan niet vinden van drinkwater. Verder is er de infectiedruk, die de vliegvorm beïnvloedt. De rol, die het baasje speelt, is natuurlijk heel bepalend. Hoe worden de duiven verzorgd in het vliegseizoen? Worden ze medisch begeleid, of is de baas van de meer natuurlijke benadering? Langdurig trainen en wegtrekken in het voorjaar, is prima, maar zeker geen garantie voor topprestaties in het vliegseizoen!
Zorgen
Zorgen over het trainen van de duiven in april en mei, maak ik me niet. Elk jaar verloopt dat anders. Er zijn andere dingen, waar ik me zorgen over maak. Beide knieën lijken versleten en mijn beide heupen zijn eveneens pijnlijk. Ik loop als een oude man. Mijn linkerachillespees werkt evenmin mee, waardoor het verzorgen van de duiven en het werk in de tuin steeds meer een uitdaging wordt. Ik ben geboren met “fiene bötjes”. Vergeleken met broer Henk (“staol en graniet”) en broer Ben (“atletisch”), ben ik een wandelend wrak. Een licht skelet, aangeboren te korte en kwetsbare spieren, een opgelapt hart, een gemankeerde linkerschouder, platvoeten met hamertenen, zijn een kleine greep uit de lange lijst van mankementen. Toch wil en mag ik niet klagen. Enkele dagen geleden kreeg ik bezoek van een 55-jarige dame, die ik ken van mijn laatste werkgever. Ze gaf leiding aan een groep schoonmakers en uit hoofde van mijn functie, had ik vrijwel dagelijks met haar te maken. We hadden altijd een goeie band samen, met wederzijds respect. Ze had veel meegemaakt. Een moeilijke jeugd, met speciaal onderwijs vanwege ernstige dyslexie. Haar man verloren, toen ze zelf goed veertig jaar was en een scala aan lichamelijke ongemakken. Sinds vier maanden is er de diagnose M.S. Op een gegeven moment hadden we het over “geluk”. Kun je geluk afdwingen? Mijn gesprekspartner op een zonnige ochtend aan de koffie, was hier heel gedecideerd over. “Vaak valt er niks af te dwingen en sta je voor een voldongen feit”. Ik viel even stil en dacht aan de inmiddels elf oud-klasgenoten van de lagere school, die zijn overleden. Aan Jan, die naast me zat en die ik bewonderde. Geboren met een stofwisselingsziekte, geteisterd door polio en een wandelend hoopje ellende. Wat viel er voor hem af te dwingen? Hij bleef altijd vrolijk en optimistisch, maar stierf jong. Ook klasgenoot Willem had geen geluk. Zeer ernstig dyslectisch, waardoor hij zelfs de lidwoorden de, het en een niet kon onderscheiden. Ik keek tegen hem op, want hij had een hok met wel vijftig postduiven, die gadegeslagen door de hele familie, rond de boerderij toerden. Van hem kreeg ik mijn eerste duiven, die zich niet thuis voelden in het sinaasappelkistje aan de muur bij mij en telkens terug vlogen naar het hok van Willem. Als veertiger stierf hij veel te jong aan een ongeneeslijke ziekte. Ook de andere negen oud-klasgenoten, die niet meer onderons zijn, hebben hun eigen verhaal. “Niet klagen, maar dragen”, hoor je mensen soms zeggen. Dat is ook zo. De ellende om ons heen ligt voor het opscheppen. Denk aan Gaza, aan Oekraïne, aan de mensen in Afrika met H.I.V, die afhankelijk zijn van medicijnen , die ze niet meer krijgen van Amerika. Ver weg, maar ook dicht om ons heen tiert de ellende welig. Weliswaar van een andere orde, maar niet minder vervelend. Mensen in geestelijke nood, met alcohol- e/o drugsproblemen, met financiële zorgen of relatieproblematiek. Ook zijn er mensen, die wakker liggen van de luxe-problemen. Ik ga komende week naar de dokter, blokkeer de tuin- en duivenperiode en ga overleggen, of er tussen oktober en februari nog iets te verhapstukken valt aan mijn krakkemikkige gestel. José is inmiddels thuis gekomen van de sportschool. Dat betekent even bijpraten, een lekker broodje uit de oven nuttigen en dan kreupelend naar het tuincentrum. Zoekend naar pareltjes voor het aan te leggen (pluk)tuintje voor José. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (8)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (8)
Finito
Vanavond arriveren er rond de twintig speenklare jongen. Vanaf morgen worden die afgehaald. We slaagden er in april niet in om alle bonnenkopers te bedienen en ook waren er enkele serieus geïnteresseerde liefhebbers, die enkele duifjes reserveerden. Achter in de week volgen de allerlaatste speenrijpe jongen en daarna is het “finito”. De kwekers worden gescheiden en op licht voer gezet. Ze hebben hun best gedaan en zijn toe aan welverdiende rust. Omdat er zich altijd bonnenkopers op het allerlaatste moment melden, soms uit het buitenland, hielden we de laatste kweekronde ruim aan wat aantallen betreft. Vijf junioren te veel kweken komt beter uit dan één jong te weinig en de meeste bonnenkopers willen iets te kiezen hebben. Omdat we ruim in de voedsters zitten en er eventueel “kwekers” gedegradeerd worden tot voedster, hoeven we niet voor aanvulling voor ons zelf te zorgen. Na afloop van de jonge duivenvluchten komen er bovendien, als het goed is, tientallen bevlogen junioren beschikbaar, zodat we ons over verjonging van het kweekhok of voedsterbestand niet druk maken. Mochten de laatst gespeende jongen komend weekend niet opgehaald worden, omdat alle bonnenkopers tevreden gesteld zijn, dan komen deze laatste jongen van 2025 beschikbaar. Even een belletje, of mailtje naar 0575501707/ freekwagenaar@upcmail.nl tussen 18 en 20 mei verschaft U en ons duidelijkheid.
Roofvogels
In mei wordt het aanbod van jonge vogels en andere prooidieren in de natuur groter. Haviken, van nature toch vogels van het bos, zijn duidelijk minder aangewezen op onze postduiven en laten zich minder zien. Toch werden er begin mei twee duiven van hier gepakt. Freek is er zeven kwijt en José één. In de twee maanden, dat onze junioren buiten komen, zijn dat er acht en dat is gemiddeld één per week. Daar kan ik dramatisch over doen, maar eigenlijk houden we hier bij het kweken al rekening mee. Gisteren zag ik de havik arriveren. Meneer blijft interesse houden voor zijn vaste snackadres. Kraaiachtigen escorteerden hem. Met name één kraai wijkt niet van zijn zijde en irriteert de havik dusdanig, dat hij zich niet op zijn prooi kan fixeren. Een mooi tafereel, waar ik van kan genieten. Op ongeveer 50 meter van ons hok broedt een eksterpaar. Tot nu toe, zijn het niet mijn bondgenoten in de strijd tegen de havik. Ze reageren niet. Mogelijk verandert dat, als de eksters jongen hebben? Onze duiven vliegen strak in het gelid. De jongste lichting sluit moeiteloos aan. Geen solistische capriolen, van stuntelige debutanten, die een makkelijke prooi vormen voor de havik. Conclusie: de duiven vliegen compact en zijn attent en aan de havik gewend. De havik lijkt door meer aanbod in de natuur minder hongerig en minder op de duiven gericht en bovendien maken bezorgde kraaiachtigen, die in mei zelf jongen verzorgen, de havik het leven zuur door groot alarm te slaan en door hem het jagen schier onmogelijk te maken met hun escorte en schijnaanvallen.
Trainen
Vorig jaar trainden de jongen aan huis in mei en juni naar hartelust. Wegtrekken, twintig minuten uit het zicht blijven en dan nog een vol uur trainen aan huis was de standaard. Dit jaar hebben ze nooit langer dan twintig minuten getraind. Mede door angst voor roofvogels en incidenteel los laten, blijft het enthousiaste trainen aan huis achterwege. Vanochtend hielden ze het na vijf minuten vliegen al voor gezien. Natuurlijk zie ik liever, dat ze uitbundig en langdurig trainen, maar ik maak me nog geen al te grote zorgen. De mest is goed en de duiven zien er op het oog goed uit. Geen vuile neusjes, of “slome duikelaars”. De duiven nemen vlot een bad en scharrelen graag in de tuin. Ze hebben de paramixo-rota enting gehad en binnenkort ga ik ze met Rini met het borsteltje enten tegen pokken. Verder krijgen ze niks, behalve goed voer en grit en mineralen. Tot nu toe hebben ze twee keer een drietal dagen het bekende zuur van Kasperink (tricho-killer) in het drinkwater gehad.
Stoer
Clubgenoot Jan Ketelaar is meestal de “aanpakker” bij de inkorving. Steevast krijg ik jaarlijks opmerkingen over onze jonge doffers. “Grote, forse doffers en de duivinnen zijn van normaal formaat”, roept Jan steevast. Als hij dan weer een jonge doffer in handen krijgt is het: “wat een knoeperd”. Jan Ketelaar heeft het hart op de tong. Nadrukkelijk aanwezig. Niet vies van een geintje. Jan zorgt voor “reuring” en is nooit te beroerd om de handen uit de mouwen te steken. Praktisch ingesteld en al een halve eeuw trouw lid. Aan zijn opmerkingen over onze jonge doffers ben ik gewend. Veel van onze duiven zijn aan elkaar verwant en het merendeel komt uit de lijn van oerstamvader “Brutus”. Een lange en vrij forse duif. Afgelopen week stuurde Albert een appje met een uitgebreide stamboom van “Olympic Frank”. Acht generaties terug duiken er in de stamboom bekende namen op als “Axel”, “Mike Tyson” en “Pleunie”. Hoewel Albert in de jaren negentig onze kweker van dienst was, werden genoemde duiven achtereenvolgens gekweekt door Jan de Visser, Henk Gerritsen/ Gerrit van Looijengoed en Cor Hanegraaf. Bij Albert vertoefden ze op het kweekhok achter het Tolhuisje in Voorst. Via Raymond Ramaker, Henk & Frank Jacobs, Albert Hendriksen en Bram Scherpenzeel, kwam “Olympic Frank” in Gietelo terecht voor het verrichten van zijn heldendaden (beste Ned. Olympiadeduif jong in 2020) en blijkt de cirkel rond! “Mike Tyson” was trouwens een enorme knoeperd in de hand. Via “Cor van Gogh”, een kleinzoon van “Olympic Frank”, maar in mijn ogen een nog betere duif dan zijn opa, zit “Mike Tyson” in het voorgeslacht van de meerderheid van onze duiven. Blijkbaar hou ik van stoere doffers. Ze mogen best aan de maat zijn, maar atletische bouw is een voorwaarde. Aan onbenullige slagschepen heb ik een hekel. Benieuwd, hoe Ketelaar deze zomer aankijkt tegen de doffers van de lichting 2025.
Voeren
Hoe moet je jonge duiven voeren? Mijn leermeester Jan Suijkerbuijk, was een uitgesproken liefhebber van gerst. Tegenwoordig zie je ook gepelde gerst, ook wel gort genoemd, trouwens. Ik ben geen “influencer” en volledig onafhankelijk en onbezoldigd. Ga geen merken noemen. Mijn voer zou je “licht” kunnen noemen. Ik ga uit van een juniormengeling, waaraan ik gerst en gort toevoeg, alsmede een klein deel zwarefondmengeling, vanwege hennep, lijnzaad en pikzwarte mais, alsmede paddy. Licht, maar wel gevarieerd. Ik voer bij voorkeur op een (wegklapbare) voerplank. Ga er liefst bij zitten en ga met mijn handen door de pikkende meute. Zo worden duiven tam en vertrouwd met de baas. Ik voer op gevoel, beetje bij beetje. Als de eerste duiven gaan drinken is dat een teken, dat ze genoeg hebben. ’s Ochtends hou ik er streng de hand aan, ’s avonds ben ik iets royaler. Duiven gaan met een gevuld kropje naar hun schapje, maar er blijft nooit één korrel voer liggen. De voerplank wordt weggeklapt, dus alles is schoon voor de volgende voerbeurt en aan muizen in huis en op het hok heb ik een gruwelijke hekel! Deze doenwijze handhaaf ik tot de derde prijsvlucht. Daarna pas ik samenstelling en hoeveelheid aan, naargelang de afstand en zwaarte van de vlucht. In principe gebruik ik in mijn tuin en op het duivenhok geen chemische middelen. Geen kunstmest en gif en ook bij de verzorging van de duiven blijf ik zo dicht mogelijk bij de natuur. Daar kleven risico’s aan, maar die neem ik op de koop toe. Als de duiven presteren, dan hebben duif en liefhebber gepresteerd en zijn het niet de spuitjes en poedertjes van dokter X of Y, die het geheim van het succes zijn. Mede daarom ben ik gek op duiven, die op eigen hok gepresteerd hebben. Dan weet ik zeker, dat het de intrinsieke kwaliteiten van de betreffende duif zijn. Er zijn trouwens meerdere wegen, die naar Rome leiden en ik heb de wijsheid niet in pacht. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (7)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (7)
Succes
Koningsdag ligt achter ons en het weer belooft de komende dagen veel goeds. De maand april beleeft haar laatste week. Gisteren werd de derde vitessevlucht vervlogen. Geen gemakkelijke vluchten tot heden, met in de regel oost in de wind. Afgelopen week werden de laatste twee duifjes voor José opgehaald en zijn onze vlieghokken op tal. We mogen niet klagen. Alle jongen op de kweekhokken kwamen goed op, er waren nauwelijks onbevruchte eieren en de lichting 2025 staat me wel aan. Zelf zetten we precies 70 junioren af, waarvan er inmiddels 6 aan de havik ten prooi vielen. Ook zijn er meerdere junioren, die broek of staart missen, of klauwwonden hebben in stuit of borst. Het hoort er allemaal bij, als je hok in het groen ligt en in de nabije omgeving het ene landgoed grenst aan het andere. Recreatiegebied Bussloo speelt ook een rol. De mannetjeshavik, waarvan wij veel overlast hebben, heeft zijn horst niet ver van de grote plas. Hij komt steevast uit het westen en vertrekt, met of zonder prooi, immer in de richting waar hij vandaan komt. Sinds het vertrek van Martin & Joke Geven, eind 2014 van Bussloo naar Cortenoever, zijn de haviken voor hun malse duivenboutje aangewezen op Gietelo. Vrolijk word ik er niet van, maar als liefhebbers een eerste prijs melden tegen enige duizenden duiven, met een “bonduif” van hier, fleur ik weer op. Komende week gaan de winnaars op vakantie naar Turkije en verzorgt een goeie kennis tijdelijk de duiven. “Ik wil geen slaaf zijn van de duiven. De duivinnen vlogen op nest. Als we terugkomen, gaan ze op weduwschap”, aldus vader Jan. “Die eerste prijs pakken ze ons niet meer af”!
Kroatië
Afgelopen vrijdag bracht ik zes junioren naar Nijverdal. Het verzamelpunt voor Kroatië AS. De organisator zou de duiven een dag later persoonlijk ophalen. Deze race wordt voor de tweede keer georganiseerd. Peter Voskamp uit Deventer bewaart geweldige herinneringen aan het debuut in 2024. We stuurden overwegend duivinnen uit zes verschillende koppels. Leeftijd ongeveer zes weken oud. Met vijf teamleden delen we de kosten. Die zijn te overzien.
Kolenboer
Een dag of tien geleden werd ik gebeld door mevrouw Tellegen uit Emst. Haar man Karel had een bon van ons. Ik herinner me die vrijdagavond, misschien wel vijftien of twintig jaar geleden. “Steeds Verder” had haar kaartavond en er was een inkorving voor een “taartvlucht”. Onder de inkorvers bevond zich kolenboer Karel Tellegen en vader Ernst zou gaan klaverjassen. Ik stelde beide kolenboeren aan elkaar voor. Uniek natuurlijk, want de kans dat twee levende kolenboeren elkaar ontmoeten, was toen al tamelijk zeldzaam. Ze hadden het over H.B.O.1, Ibbenbueren en Sophia Jacoba. Voor niet-kolenboeren klinkt dat als computertaal, maar Karel en Ernst beleefden kortstondig een mooi moment, dat Karel zich nog goed kon herinneren. “Mien man kump met de taxi naar oe toe, want hie hef gien benen meer”, zei mevrouw Tellegen. Ik dacht aan de enting tegen paramixo-rota, die ik in de planning had bij dierenarts Robert Kasperink en stelde voor dit te combineren met het verzilveren van de bon. Ik had de OLR-duifjes bij me, alsmede vier net afgehaalde speenrijpe jongen en de dertig duifjes van José. Die avond zouden ook Jan en Stijn drie aangekochte bonnen komen verzilveren, zodat ik Karel slechts één duifje kon overhandigen. In de aangebouwde serre zat Karel met zijn verzorger en diens echtgenote. Die laatste bleek erg belangrijk, want haar echtgenoot was herstellende van een heupoperatie en Karel kan zelf de duiven al helemaal niet meer verzorgen. We hadden het over duiven, kolen, voetbal en biljarten. Heel gezellig, onder het genot van een bakkie koffie. Een duivenhouder van 76 zonder benen, annex kolenboer. Daarvoor zet ik graag de thuisbezorgservice in werking!
Voskes
In onze contreien denk je bij die naam meteen aan Henk Voskes. Bij Henk gaan de jaren tellen. Hij gaat richting de negentig. Het verzorgingshuis is zijn laatste halte. “Ik sta ingeschreven op de wachtlijst, maar ik verkope mien huus nog niet. Dan kan ik toch nog op de fietse van het verzorgingshuus naor mien hok”. De postduivensport vergrijst. Taaie rakkers als Henk en Karel capituleren niet, maar met steeds meer oude rakkers heeft de duivensport geen rooskleurige toekomst.
Afscheid
De afgelopen weken stonden in het teken van afscheid. Broer Henk meldde me op de dag van zijn overlijden, dat zijn oude baas Jan Bredenoord was overleden op 81-jarige leetijd. Henk leerde het vak bij Bredenoord en werkte nog met de vader van Jan. Het liet hem niet koud. Jan Bredenoord is via Tineke een oom van teamgenoot Sander. De schoonmoeder van zus Erna overleed op 92-jarige leeftijd en ongeveer gelijktijdig stierf de schoonmoeder van teamgenoot Albert op 82-jarige leeftijd. De moeder van Yvonne had al tientallen jaren M.S. en was fanatiek GAE-fan. Jammer dat ze de bekerfinale in de Kuip net niet meer meemaakte. Ook de moeder van onze onvolprezen Annet Jutten, zeer gewaardeerd bestuurslid en clubgenote bij “Steeds Verder”, verruilde het tijdelijke voor het eeuwige. Ze was 97. Soms sterven er in korte tijd een heleboel bekenden in je omgeving en soms is het dienaangaande een hele tijd stil.
Afgelopen woensdag bezochten José en ik, vergezeld van zus Erna en haar nieuwe vriend, een concert van Colin Blunstone (bijna 80). Ooit de zanger van “the Zombies” in 1964 (“She’s not there”). Na het uiteenvallen van de band, eind jaren zestig, pikte een Amerikaanse d.j. het nummer “Time of the season” van het weergaloze, maar totaal geflopte album “Odessey and Oracle” op. The Zombies bestonden niet meer, maar ze scoorden in Amerika wel een geweldige hit. Tientallen jaren later kwamen the Zombies weer bijeen. De vrienden Colin Blunstone en toetsenist Rod Argent waren de enige echte Zombies. Jim Rodford, een neef van Rod, bespeelde de bas, zoals hij deed bij “Argent” en bijna twintig jaar bij “the Kinks”. De zoon van Jim op drums. Samen met José bezochten we misschien wel tien concerten. Nederige, echte muzikanten. Vriendelijk en toegankelijk. Vaak combineerden we het met een hotelovernachting. Jim Rodford overleed na een val van een trap en Rod Argent treedt na een tia niet meer op. Het optreden van de “Colin Blunstone-band” in Hengelo (O), was voor ons de laatste keer. Colin was nog behoorlijk bij stem, maar de opmerking van de vriend van Erna deed de deur dicht: “Het leek of Colin al opgebaard was en voor de gelegenheid opgelapt was voor een laatste optreden”. Voor muzikanten is optreden verslavend, maar Colin kan als enige overgebleven Zombie, beter de handdoek in de ring gooien, voordat hij een echte zombie is! Met respect denken we aan Colin en de overige “Zombies” terug, maar … je kunt ook te lang doorgaan! Aan alles komt een eind.
Geel
Elke liefhebber kent “het geel” of “tricho”. Het schijnt, dat medicatie voor die kwaal niet, of nauwelijks beschikbaar is. Zelf lig ik daar niet van wakker. Wat ik nu ga schrijven is gebaseerd op eigen ondervinding en heeft geen medische onderbouwing. Geel zie ik als een indicator. Als de balans in het lichaam van de duif verstoord is, komt geel om de hoek kijken. Bestrijding van het geel is bestrijding van gevolg, niet van oorzaak. Beter is, om te zorgen, dat de duif weer in balans komt. Met gevarieerde voeding, klei, zuivere potgrond en allerhande mineralen zoekt de duif zelf de balans en krijgt het geel geen kans. Dat is mijn visie. Als ik iets gebruik om het geel te onderdrukken, is het “tricho-killer” van Robert Kasperink. Het is een zuur. Veel liefhebbers gebruiken “gele druppels” om het geel te voorkomen. José weet, dat ik nogal een “knoeipot” ben. Geelbruine vlekken op huid en kleding waren schering en inslag en ik besefte al snel, dat ze niet bij me passen.
José
Dertig duifjes met een gele ring met rose-streepje (L.L.) huizen op het zgn. “kasthok”. Het zijn de duiven van José. De jongste lichting. Sommige duifjes zijn van de vierde, of zelfs vijfde ronde. Met behulp van voedsterduiven, haal je meer rendement uit je kweekduiven. Ervaring uit het verleden leert me, dat de vierde of vijfde ronde vaak de beste junioren oplevert. De duiven zijn tweede helft maart tot begin april geboren en hebben mildere temperaturen, langere dagen en meer zonlicht gehad in hun eerste weken. Ze beginnen hun eerste toertjes om het hok te maken en zijn momenteel erg kwetsbaar voor roofvogels. Ik anticipeer op de roofvogels, door de duiven regelmatig drie, vier of vijf dagen op rij niet los te laten in maart/april. Momenteel zijn onze duiven niet erg vlieglustig. Ik vind dat niet erg. Laat eerst de duiven van José maar rustig de aansluiting maken bij de overige junioren. Zo rond half mei moet de hele bups dan echt gaan vliegen en hanteer ik zonodig de vlag. Ik brei nu een eind aan mijn blog, want ik heb José beloofd om vanmiddag de belastingaangifte in orde te maken, want 1 mei nadert met rasse schreden! Over de bekerfinale van “Kowet” heb ik het niet eens gehad. Ik zat in één van de vele tientallen bussen en had de mooiste tweede paasdag van mijn leven. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)
Tijd
Begin februari zette Albert de laatste blog op onze site. Inmiddels twee maanden geleden. Steeds was er op zondagmorgen iets anders te doen. Overleg binnen het team, junioren ophalen, voer en bijprodukten aanleveren, het hoort er allemaal bij. Het is ook de periode, waarin de grote moestuin omgespit moet worden en er gezaaid en gepoot wordt. Het maken van een blog schiet er dan bij in. Voor mezelf zijn de afgelopen weken in totaal zeventig jongen in Gietelo geplaatst. Voor José haalde ik vanochtend nog vier jongen die speenrijp waren voor het kasthok. Nog acht stuks liggen er. De ringen voor eigen gebruik zijn benut. Nu kunnen we aan anderen gaan denken. De eerste liefhebber, die we gaan bedienen, is een serieuze en relatief jonge liefhebber. Hij had vorig jaar wat bonnen en kocht er enige junioren bij. Op zijn hok kreeg hij te maken met paramixo, coli en alles waar je voor vreest. Het werd een verloren seizoen voor de jongen. Het verschaffen van “garantieduiven” is dan een logisch gebaar. Ook zijn er zes “O.L.R. – duiven” bijna speenrijp. Eén van de teamleden opperde het idee om aan een “one-loft-race” mee te doen. Daar moet je voor open staan. Met vijf teamleden lappen we de kosten, die zo goed te overzien zijn. Het wordt een race in Kroatië. Volgende week zullen er ook de nodige “bonduiven” speenrijp zijn. Dit zijn jongen van koppels, waarvan we zelf ook minimaal vier jongen voor eigen gebruik afgezet hebben. Met behulp van voedsters is dat te realiseren. Als laatste komen de bestelde duiven. Liefhebbers vragen dan om bepaalde koppelingen, of willen nazaten uit onze beste kwekers. Dat worden dan duifjes van mei of juni. Meestal gaan ze bij de nieuwe eigenaar rechtstreeks naar het kweekhok, maar we vinden het eigenlijk heel prettig, als de aankopen uitgetest worden.
Club
Onlangs was de jaarlijkse prijsuitreiking van onze eigen club. Het is goed elkaar weer te ontmoeten en bij te praten. Ook was er de traditionele klus- en poetsdag in en rondom ons verenigingsgebouw. Uit Deventer kwamen enkele nieuwe leden, maar we verliezen ook een gewaardeerd lid: Gerard Bolink. Gerard is pas enkele jaren lid. Nadat “Snelle Wieken” in Bathmen werd opgeheven, kwam Gerard met clubgenoot Ben onze gelederen versterken. Al enkele tientallen jaren is Gerard, alsmede zijn partner Diana, gecharmeerd van Ameland. De liefde is zo groot, dat ze twaalf jaar geleden al een poging waagden om zich op Ameland te vestigen. Door omstandigheden (de huizenmarkt werkte destijds niet mee), ging dat toen niet door, maar het verlangen werd niet minder en afgelopen winter kwam alles in een stroomversnelling. Er werd een oude “commandeurswoning” aangekocht. Destijds in de achttiende eeuw gebouwd door een walvisvaarder en de eigen woning in Bathmen ging vlot van de hand. Gerard, die eind dit jaar met pensioen zou gaan, nam er een voorschot op en ze vertrekken deze maand al. De kweekduiven gaan mee, want ze hebben zich aangemeld bij één van de twee postduivenverenigingen op Ameland, om daar een nieuwe start te maken. Dertien speenrijpe junioren zijn in onze club verloot ten bate van de club. Omdat Sander, José en Freek in principe in aanmerking komen voor een duifje en de twee jongste dochters van Sander wel een duifje willen, zijn er in Gietelo twee afgezet voor de aardigheid. Een leuk gebaar van de “Amelandvaarders”. Gerard en Diana werden gehuldigd als dagfondkampioenen van onze vereniging en sluiten hun kortstondige lidmaatschap dus op een hoogtepunt af. Dat een mooie droom voor jullie op Ameland in vervulling mag gaan, is de wens van de hele club!
Kweekwaarde
Zit inmiddels al ruim zestig jaar tussen de (post)duiven en zag in die jaren veel dingen veranderen. Als jongeling was je gebiologeerd door Belgische aanvliegers. Ik herinner me de steenrode schimmel van 1968, die als pieper tussen de sierduiven van Henk en Jaap Hupkes belandde. Ik kocht hem voor een gulden en probeerde de vleugelstempels te ontcijferen. De duif was van ene August uit Hemiksem. Achteraf denk ik, dat het een duif was voor de Quievrainvluchten. Een zeer levendige duif en een echte lokker, die achter alles wat door de lucht kliefde aanklapperde. Een pure vitesseduif, zoals je ze destijds veel in België zag. Toen ik me rond mijn achttiende verjaardag aanmeldde bij Appie Derks in de Baankstraat in de Hoven, had ik de “Rode Schimmel” nog steeds. Bij binnenlandse africhtingsvluchten was hij steevast mijn eerste duif, maar als we wat verder België in gingen, gaf hij niet thuis. Een leermoment! In die tijd haalde ik ook jonge duiven bij dierenhandelaar van Harten in Apeldoorn. Hij woonde aan de Oude Beekbergerweg in een wit huis met diepe tuin en handelde in apen, kraaien en vooral duiven. In gedachten zie ik hem voor me met zijn “boksersneus” Tijdens de zomermaanden zaten er soms honderden duiven. Veelal aanvliegers. Op zeker moment had hij de Belgische opvangers apart zitten en daaruit formeerde hij “kweekkoppels”. Er was blijkbaar vraag naar duiven uit de bakermat van de duivensport. Op zondagochtend, als we ons verveelden, reden we dikwijls op de fiets naar van Harten. Rini was er meestal bij, maar ook Jaap en Jan Groot Boerle gingen mee. Tussen de honderden duiven zocht je met je ogen naar een “pareltje”. Op de terugreis met de fiets stopten we steevast bij Ruisch aan het kanaal in Lieren om een ijsje te scoren. Mooie jeugdherinneringen! Veel wijzer werden we niet van alle aanvliegers. We zochten naar mooie ogen, zoals John Lambrechts ze beschreef en toonde in zijn destijds populaire duivenboeken. Naar brede ruggen en naar prachtige vleugelprofielen, zoals Vanderschelden de liefhebbers voorhield. In die jaren geloofden hele volksstammen nog in zaken, waar we nu schamper om lachen.
Kweekwaarde (2)
Het geheim zit niet in de ogen, niet in de rug, niet in het vleugelprofiel en niet in de Belgische origine. Jan Suijkerbuijk geloofde in “het kompasje”. In de duif met de beste oriëntering. Verder geloofde hij in gerst en “vlugge jongen”. Samenvattend: zoek het in slimme en vitale duiven met natuurlijke gezondheid. De mand is de beste keurmeester! Zelf werd ik ouder en wijzer en had het geluk soms een teletekstwinnaar of eerste asduif op het hok te hebben. Ik hoopte er verder mee te komen, maar ontdekte, dat de meeste teletekstwinnaars en asduiven in groot verband, geen garantie zijn voor succes in de kweek. Dat was even slikken! Veel bewezen prestatieduiven hebben geen intrinsieke kweekwaarde. Daar komt bij, dat je voor het fokken van een bijzondere duif twee ouders nodig hebt, die bij elkaar moeten passen en elkaar moeten aanvullen. Zie die maar eens te vinden! Ik geloof trouwens niet (meer) in het ideale kweekkoppel, waar de toppers achter elkaar uitrollen. Het is heel ingewikkelde materie en ik probeer het voor mezelf simpel te houden. Duiven, die met meerdere partners regelmatig een goeie of bruikbare nazaat geven, hebben blijkbaar kweekwaarde. Duiven, die daar niet in slagen, hebben die kweekwaarde blijkbaar niet. Daar moet je geen energie meer in steken, want dat is tijdverspilling. Ik geloof wel in “genenstapeling”. Stamkaarten met zo veel mogelijk bewezen goede duiven in rechte lijn in het voorgeslacht. In de hand, mag er aan een kweekduif niets ontbreken en doffer en duivin moeten liefst complementair zijn. Elkaar aanvullen. Ook aan de gezondheid van de duiven mag niets mankeren. Vervolgens heb je nog maar één ding nodig om een topper te kweken: geluk!
Kweekwaarde (3)
In “de Duif” kijk ik graag naar foto’s van topduiven en de bijbehorende pedigree. Hoe kweken topliefhebbers hun toppers? Ik probeer er iets van te leren. Maken ze gebruik van “heterosis” c.q. bastaardsterkte? In reportages over Eijerkamp, Gerard Koopman, Willem de Bruin en Verkerk, om maar een zijstraat te noemen, valt me één ding in het bijzonder op. Hun beste duif is vrijwel altijd gefokt uit het beste van eigen hok in kruising met het beste van elders. Bij de Bruin zie je een geslaagde kruising met een duif van Lin, of een via Eijerkamp verkregen duif van Bakker, als het gaat om het allerbeste. Blijven we in Reeuwijk, dan zien we bij Gerard en Bas hetzelfde. Ineens is er een witte (?) overwinnaar, of duikt er een asduif van Noorlander op in de stamkaart van de beste duif. Bij Eijerkamp en Koopman zie je hetzelfde. Bijna altijd is er een aangekochte nationale asduif of Olympiadeduif in het spel. In combinatie met het beste van eigen hok wordt dan de superduif geboren. Op eigen hok experimenteren we met vader op dochter, of moeder tegen zoon produkten in kruising met een andere lijn. Komend jaar moet blijken, of we daarmee verder gaan, of in een doodlopende straat beland zijn. Ondervinding is de beste leermeester en wie niet waagt, die niet wint!
Harry
In blog 4 had ik het over schoolvriend Harry. Vijf jaar lang klasgenoot en beste maatjes. De man, met wie ik al mijn stages op de P.A. samen liep en waarmee ik vele mooie momenten meemaakte. Ruim een halve eeuw zag ik hem niet, maar ik dacht nog altijd met weemoed terug aan hem. Twaalf dagen geleden schrok ik, toen ik zijn overlijdensadvertentie las. Harry was van 30 oktober, ik van 30 december 1952. Ik hoopte, dat het een andere Harry was, maar een blik op de site van voetbalvereniging “Sallandia” bevestigde mijn bange vermoeden. Ik bezocht de condoleance. Ik had sterk de behoefte om hem de laatste eer te bewijzen. Meerdere keren dacht ik aan een kleine reünie met vier schoolvrienden. Het kwam er niet van en achteraf betreur ik dat zeer. Een gemiste kans!
Tonnie
In het leven doorloop je verschillende fases. Op de kleuterschool heb je de eerste vriendjes. Op de lagere school maak je weer andere vrienden. Dan volgt in mijn geval de (m)ulo in Zutphen en vervolgens de kweekschool in Deventer. Overal kom je leuke mensen tegen, maak je vrienden en vervolgens verwateren die contacten, als je een periode afsluit. Dan volgt er een onderofficiersopleiding in Bussum van een half jaar. We lagen met zestien man op een kamer en ik kan ze stuk voor stuk uittekenen en met naam en toenaam noemen. Een mooie tijd, maar geen van hen kwam ik ooit nog tegen. Toen volgde de parate tijd bij de genie in Seedorf. Hetzelfde verhaal. Prachtige herinneringen, fantastische dienstmaten, maar na het afzwaaien zag ik niemand ooit terug. Blijkbaar werkt het zo in het leven. Als je alle contacten in stand wil houden, kom je aan leven niet meer toe. Of ligt het aan mij? Sinds een half jaar zit ik op biljarten in Klarenbeek. Via oud-collega Miek kwam ik er terecht. Ik dacht er niemand te kennen, maar na enkele weken voelde ik me er helemaal thuis. In gezelschap van Harry Preusterink, Jos Huits en Arthur Nowack speelde ik mijn eerste potje biljart als student in Deventer bij café “Zondag” aan de Bierstraat in Deventer. Vlak bij de bovenwoning waar Harry met zijn vader woonde. Jos en Harry zijn inmiddels niet meer onder de levenden en ik besef hoe snel alles voorbij gaat. Op de biljartclub kwam ik in contact met Tonnie. Een ervaren biljarter, die al twee keer een tia had en deels herstelde van een dwarslaesie. Op zijn driewieler komt hij naar de club en zijn spastische handstand verraadt zijn medische verleden. Tonnie is een aimabele man van geboortejaar 1951. Ervaren lasser in betere tijden en generatiegenoot, die er lol aan beleeft om anderen in te wijden in de geheimen van het librespel. Hij heeft geduld en humor en probeert mij ook de basis van het biljartspel bij te brengen. Geen eenvoudige missie, want ik ben geen natuurtalent. Ik geniet van de nieuwe omgeving, de nieuwe contacten en het edele biljartspel. De ideale combi voor mij, naast de hectiek van het duivenspel. Mogelijk komt hij zichzelf tegen in deze blog, want via internet heeft hij de weg naar onze site gevonden. Tonnie is in mijn ogen een natuurtalent in het overbrengen van kennis en ik probeer zijn aanwijzingen op te volgen. Geloof mij: biljarten is een kunst. Dun, dik, hard, zacht, effect, houding, je moet aan veel dingen tegelijk denken. Morgen zijn er weer clubwedstrijden. Voordat ik stoot moet ik me concentreren en aan de wijze woorden van Tonnie denken: “Hebbe, hebbe, hebbe en dan er doorheen”. Vooral dat laatste vergeet ik telkens weer.
Roofvogels
Als ik eenmaal achter het scherm zit, rollen de regels er haast vanzelf uit. Ik zie, dat mijn blog items genoeg heeft en moet nodig stoppen, want het is tijd om te voeren. De roofvogels houden de duiven scherp. Elke keer als de duiven los gelaten worden, is de havik er als de kippen bij. Het mannetje van de havik is de grote onruststoker. De junioren, die al enkele weken aan huis trainen, zijn meteen vertrokken als ze de vrijheid krijgen. Daar beleeft de havik weinig lol aan. Het meest kwetsbaar zijn de jonkies, die aan hun eerste trainingsrondjes om het hok beginnen. De mannelijke havik herkent de jeugdige stuntpiloten intuïtief en schept de onnozele beginnelingen moeiteloos uit de lucht. Meestal ben ik in de tuin aan het werk, als de duiven buiten zijn. Vaak sta je machteloos toe te kijken, als de havik nadert en aanvalt, maar soms kun je reddend optreden. Zoals eergisteren. De duiven sloegen tijdig op de vlucht bij het naderen van het onheil. Het mannetje trok zich quasi nonchalant terug, maar hield blijkbaar van afstand de boel in de gaten. Toen de duiven terugkeerden en deels in de tuin scharrelden en in bad lagen, kwam hij dekking zoekend achter onze woning laag aangescheerd op volle snelheid en overrompelde toen de hele koppel. Dan blijkt, dat de havik een uitgebreid repertoire aan jachttechnieken beheerst. In de vlucht greep hij een junior. Het duifje bungelde aan één poot onder de havik. Vier eiken belemmerden een snelle aftocht en ik rende al schreeuwend en klappend achter de havik met zijn bungelende prooi aan. In de consternatie van opvliegende kraaien, kakelende kippen en uiteenstuivende duiven, miste ik een stukje van de film. Ik had het slachtoffer afgeschreven, maar op het eind van de middag kwam de jonge doffer retour. Een beetje mank, maar verder ongeschonden. De mannetjeshavik is een onruststoker, maar in doeltreffendheid geen schim van zijn vrouwelijke partner. Het is een dagelijkse strijd. De ene keer zegevieren de duiven, de andere keer trekt de havik aan het langste eind. We moeten er mee leren leven en 10 tot 15 procent van de te kweken junioren reserveren als prooi voor in ons geval de havik. Nog ongeveer drie weken liggen we in de vuurlinie. Ervaring leert, dat in mei het aanbod aan jonge zang- en weidevogels toeneemt en onze duiven meer rust en kansen krijgen het vege lijf te redden. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (5)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (5)
Tuin
Zondagochtend. José is richting sportschool en Freek duikt achter het toetsenboord van de laptop. Ik heb geen idee waarover deze blog zal gaan. De afgelopen week ging ik regelmatig de buurt in met de kruiwagen om mest voor de tuin te verzamelen. Anoeschka, die schuin tegenover ons woont, heeft twee rijpaarden en dus mest. Haar echtgenoot, die loonwerk verricht, baalt. Dat doet hij met zijn eigen balenpers, waarmee hij hooi van niet intensief bewerkte weilanden oogst. Het hooi is voedsel en strooisel voor in de twee stallen. Soms wordt er wat hennepvezel of stro toegevoegd. Alles wat ik ophaal, hoeven ze zelf niet af te voeren. Inmiddels heb ik naar schatting 50 kruiwagens mest opgehaald. Een ritje heen en terug is ongeveer een halve kilometer. Goeie gymnastiek! Enkele weken geleden heb ik de tuin al flink bekalkt. Nu nog de mest verspreiden en het handmatig omspitten komend voorjaar kan beginnen. In de tuin staan nog knolselderij, rode bieten en groenlof. Door de milde vorst zijn deze gewassen de winter goed doorgekomen. Vooral de groenlof is een ware luxe. Meerdere keren per week oogsten we de groenlof, die voor heerlijke salade zorgt. Andijvie en witlof kunnen er niet aan tippen. De verwachting is, dat we over drie weken 38 jonge duiven kunnen spenen. Die worden momenteel groot gebracht door voedsters. Ongeveer twee weken later, rond 10 maart, hebben we de zeventig jongen voor onszelf in Gietelo gehuisvest volgens planning.
Uitjes
Doordat we in de zomermaanden druk zijn met de jonge duiven en de moestuin, gaan we in die periode niet met vakantie. Eerlijk gezegd, heb ik daar dan ook totaal geen behoefte aan. We hebben geen arbeidsverplichtingen en mantelzorgtaken meer en zelf zou ik een meerweeks uitstapje in de zomermaanden naar het buitenland ervaren, als een hinderlijke onderbreking van het vakantiegevoel dat ik thuis ervaar. Voor José ligt het anders. Duiven en moestuin zijn niet haar hobby. Ze gaat in de zomermaanden soms naar haar broer in Maastricht voor een weekend. Of met zussen een dagje op stedentrip. Ook ging ze jaarlijks met haar broer en twee zussen naar een Europese (hoofd)stad voor een cultureel verblijf van enige dagen. Ze kwam wel aan haar trekken en zeurde nooit, als ik thuis “op de kippen en kat paste”. In de winterperiode zijn we minder gebonden. We vinden het beiden heerlijk om midweeks een hotel te boeken, ergens in den lande en er even helemaal uit te zijn. Vorige week vertoefden we enkele dagen op kasteel “Erenstein” in Kerkrade. Op 23 februari, de sterfdag van vader Ernst, bezochten we het mijnmuseum in Heerlen. Dan komen alle herinneringen aan het kolentijdperk in alle hevigheid terug. Overgrootvader Hendrik was kolenboer en expediteur, opa Frederik eveneens en vader Ernst was de derde generatie in het kolenvak en in de expeditie. Als jongen op de basisschool, dacht ik eraan de vierde generatie kolenboer te worden. De ontdekking van de gasbel in Slochteren gooide roet in het eten. Met de kennis van nu, is het niet realistisch om het aardgas de schuld te geven. De tijdgeest veranderde en het gemak dient de mens. Kolenstook zou ook zonder aardgas ten dode opgeschreven zijn. Op 23 februari werden de eerste twee jonkies geboren. Toevallig de sterfdag van vader. Laat het nou net de jongen van “Ernst” zijn, die de 23e geboren werden!
Plannen
Elk jaar denk je terug aan het voorbije seizoen. Wat ging er goed, wat ging er fout en wat kan er beter? Het afgelopen jaar doken er opvallend vaak vreemde duiven op de spiegelende zonnepanelen van Rijkswaterstaat op vluchtdagen. Onze naaste buren ter linkerzijde vanuit de tuin bezien. Deze panelen liggen vrij vlak en dorstige postduiven zien er steevast een waterplas in. Ik herinner me de tweede prijsvlucht afgelopen jaar. Er arriveerde uit het westen een groep van naar schatting twintig duiven. Daaronder een derde deel vreemdelingen. Onze eigen duiven maakten aanstalten om te landen op onze hokken, maar de vreemdelingen trokken onze duiven telkens mee omhoog richting de zonnepanelen van Rijkswaterstaat. Dit ritueel herhaalde zich minimaal tien tot vijftien keer, waardoor de duiven erg nerveus werden en van slag raakten. De baas trouwens ook. Daarmee verspeel je kostbare tijd en mogelijk de eerste prijs in de regio. Het plan is, om op alle landingsplateaus een waterbak te zetten vanaf de allereerste africhting. Waarschijnlijk zullen er ook vreemde duiven gebruik maken van deze faciliteiten, maar dat is alleen maar goed. Vreemde duiven op de zonnepanelen zorgen voor onrust en leiden de eigen duiven af. Duiven die drinken op de klep en een korreltje voer pikken, zorgen voor rust en aantrekkingskracht, waardoor we, zo hopen we, geen lokduiven nodig hebben.
Kiemvoer
“De Duif”, “Duifke Lacht” en “Het Spoor der kampioenen” zijn onze duivenkranten. Ik lees ze graag. De ene week vluchtig, de andere keer intensief. Laatst las ik een reportage in “De Duif” over een liefhebster (U leest het goed), die wekelijks kiemvoer aan haar duiven verstrekt. Ik deed dat ooit zelf ook, maar stopte er mee. Het geeft rompslomp. Je moet het kiemende voer vaak spoelen, vooral bij warm weer. Toch levert de omzetting in ontkiemend voer veel waardevols op en ik heb me voorgenomen deze oude traditie in ere te herstellen. Natuurlijke vitaminen ongebruikt laten en synthetische vitaminen duur kopen, dat is niet slim. In de zomermaanden gaat het ontkiemen razendsnel. Een kiempje van één millimeter is al prima. In het verleden gebruikte ik meestal “Zoontjensmengeling” om kiemvoer te maken.
De Pelikaan
In het verleden deed ik ooit mee aan een attractievlucht van p.v. “De Pelikaan” uit Oosterwolde. Een enthousiast lid van die club haalde me over op één of andere kampioenenhuldiging destijds. Mogelijk was ik de enige deelnemer uit regio NoordOost en een doorslaand succes was het niet voor ons. Afgelopen winter zag ik de betreffende liefhebber opnieuw. “Freek, we organiseren onze Golden Classic. Dat is net iets veur joe”. Zijn aanstekelijk enthousiasme trok me over de streep. “Met twee speciale ringen van elk 25 euro doe je mee en ik regel verder alles veur joe”. De ringen kregen we toegestuurd en de jonkies kunnen we 8, 15 of 22 maart aanleveren in hun clubgebouw, alwaar ze bij opbod verkocht worden. De opbrengst van die veilingen, alsmede de tweehonderd ringen van 25 euro vormen de prijzenpot (85%, want er zijn natuurlijk kosten). De helft is voor de speler, de andere helft voor de kweker. Op de site van “De Pelikaan” (https://www.pvdepelikaan.nl/) uit Oosterwolde lees je alle info over aangewezen (reserve)vluchten en verdere informatie en voorwaarden. Of er nog ringen beschikbaar zijn, weet ik niet. Je kunt ook een jong aanschaffen en dan doe je ook mee. Een leuk initiatief, waar ik best wat reclame voor wil maken!
Duivencafë
Het winterseizoen is de stille tijd voor de duivenliefhebber. Er zijn wat kampioenenhuldigingen, maar daar wordt niet iedereen voor uitgenodigd. In onze club “Steeds Verder” zijn Rein en Hans de initiators van het winterse duivencafé, dat incidenteel op vrijdagavond plaats vindt. Je treft er wat oude bekenden en mogelijk een verdwaald nieuw lid. Er wordt geouwehoerd en gepraat over de gezondheid van leden en partners, over duiven uiteraard, maar ook over “Kowet”, vakantieplannen en alles wat ons als liefhebbers bezig houdt. Meestal zitten we met ongeveer twaalf leden rond een grote tafel. Het clubgebouw wordt kortstondig warm gestookt, we doen de man drie euro in de pot en tegen de tijd dat de pot leeg is gaan we naar huis. Geen zuipfestijn. Gewoon twee uurtjes bijpraten en dan is het ook mooi geweest. Niks meer en niks minder.
SuperFondClub GOU
Komende vrijdagavond is de huldiging en prijsuitreiking van deze fondclub. Het feest is in Kootwijkerbroek. Koud en warm buffet, tot in de puntjes verzorgd. Rini zit nog vol van de biefstukken van vorig jaar, zodat Sander dit jaar meegaat als chauffeur. Traditiegetrouw zit de zaal om 20 uur vol. Hoe dat kan? Kwestie van de gasten verwennen, zorgen voor strakke organisatie en mooie (gratis) prijzen. De Fondclub IJsselstreek is helaas ter ziele, maar de Suoerfondclub is nog springlevend! We gaan het meemaken in “Kootjebroek”.
Kloksysteem
Uit de club kwam het app-bericht, dat onze Taurisklokken weer goedgekeurd zijn en gearriveerd. Toevallig bracht neef Dick afgelopen week de zeven gereviseerde antennes retour. Allemaal voorzien van nieuwe bekabeling op maat en van nieuwe stekkers. Het vergt een kleine investering, maar dan heb je zelf het gevoel er alles aan gedaan te hebben, om problemen met het kloksysteem te voorkomen de komende jaren. José is nog niet retour. Er was genoeg te melden en het vloeide vlot uit mijn vingers. Helaas ben ik de laatste dagen weer wat benauwd en hoesterig. Ben bang, dat het stof uit de mest van de paarden er mee te maken heeft. Altied wat! (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)
1969
Een artikel in “de Stentor” van afgelopen maandag, bracht me ineens terug in 1969. Het ging over het 100-jarig bestaan van voetbalclub Sallandia. Woordvoerder namens de club was Harry Preusterink (72). Hij was één van de klasgenoten in Havo 4. De vooropleiding van de “Rijkskweekschool voor onderwijzers” aan de Singel in Deventer. Ik was het voorbije schooljaar geslaagd in Zutphen aan de Martinetschool voor mijn MULO-diploma en vervolgde mijn opleiding in Deventer. Dagelijks op de fiets over de Wilpse dijk. Moeder was hoogzwanger van broertje Ben, die in september geboren werd. Zusje Josien mocht nog niet naar de kleuterschool, Erna mocht voor het eerst naar “de grote school”, waar ook broer Henk op dat moment zijn capriolen uithaalde. Zus Tonny ging voor het eerst naar een internaatschool en vader Ernst was druk doende om ander werk te zoeken naast zijn bestaan als kolenboer. In ons dorp waren de meeste huizen goed en wel aangesloten op de aardgaspijplijn en de kolenomzet daalde in korte tijd enorm. Vader zocht het in zijn oude stiel. Toen hij rond 1962 de kolenzaak van mijn opa Frederik overnam, werkte vader in loondienst voor COMEGO. De vestiging in Zutphen regelde het transport van melk tussen de aangesloten melkfabrieken deels zelf. “Vrije rijders” vervoerden echter het leeuwendeel. Vader reed in 1962 op een tankwagen van COMEGO en kende het klappen van de zweep. In Twello behoorden de gebroeders de Wilde tot de “vrije rijders”. Ze deden ook in zand- en grinttransport en reden bloemen en groente. Derk de Wilde zat in een huwelijkscrisis en was de man van het melktransport. Om zijn huwelijk te redden, wilde hij het melkvervoer van de hand doen. Vader nam me mee naar de onderhandeling. Wat bracht een rit op? Wat betaalde je aan wegenbelasting en verzekering? De nood was bij beide partijen hoog en de koop was snel gesloten. De oude Volvo Titan met neus en de 20-tonsoplegger met tank verhuisden naar Voorst, nadat de formaliteiten met COBERCO (de naam veranderde meerdere malen) geregeld waren. Vader deed soms vijf ritten Loenen – Deventer op een dag en ik hoorde hem op de Deventer dijk al van ver, want de Titan produceerde een bulderend geluid. De Volvo had 165 pk. Broer Henk rijdt tegenwoordig in een M.A.N. 750 pk en heeft een Scania V8 in bestelling van 770 pk. Tijden veranderen. Pa was in zijn nopjes met zijn nieuwe werk, maar de combinatie kolen – melk was niet gemakkelijk. Tijd om kolen op te zakken, had hij nauwelijks, maar met een opgroeiende zoon in huis, kon hij delegeren. Op school in Deventer was het even wennen, maar al snel sloot ik vriendschap met Arthur Nowack uit Zutphen. Een jongen met Indische roots, waarmee ik een goeie klik had. Harry Preusterink was ook een maatje naar mijn hart. Een echte Deventer volksjongen, voetballend bij Sallandia en …. met postduiven. Thuis had ik postduiven, maar ik mocht ze eigenlijk niet houden van mijn vader. Harry was met zijn vader bij een echte postduivenvereniging en dat vond ik natuurlijk bijzonder interessant. Doordat vader heel druk was met zijn dubbele baan en ik daarin een onmisbare schakel was, kwam het met de duiven zelden tot een echte confrontatie. Ik liet bovendien, naar de mode van toen, mijn haren groeien en dat viel bij vader evenmin in goede aarde. Als twee doffers koerden we wat en verdedigden ons eigen territorium en bovendien wist ik, dat moeder Toos achter me stond. Er ontstond een status quo en we deden ieder ons eigen ding. In die tijd, kwam ook “ome Dirk” bij ons in huis. Een oudere broer van moeder, die in echtscheiding zat en ongeveer drie jaren bij ons in huis woonde. We moesten een plekje opschikken, onze slaapkamer delen en zien, dat we de harmonie bewaarden. Er ontstond een nieuwe dynamiek. Leerzaam en vormend.
Jaren zeventig
Op school vermaakte ik me uitstekend. De ouders van Harry gingen uit elkaar en de postduiven verdwenen. Hij kwam op een bovenwoning in de Bierstraat terecht. Harry had het, net als ik, op zijn manier niet gemakkelijk. Alles was volop in beweging. We droegen veelkleurig corduroy en spijkerjasjes waren helemaal hot. In de muziekwereld gebeurde van alles. Ik was liefhebber van de grote keyboardhelden: Keith Emerson, Rick Wakeman en in Nederland Rick van der Linden. Via klasgenoot Gerard Bevers werd ik op het spoor gezet van Chicago Transit Authority. Een band met een vaste blazersafdeling. In platenzaken beluisterden we de nieuwe elpee’s. Van oom Dirk kreeg ik mijn eerste platenspeler. Stelde niet veel voor, maar ik was er erg blij mee. Op school speelden we schaak en het klaverjasspel was eveneens populair, naast het zwikken. We hadden lol, dronken een biertje in de stationsrestauratie en slaagden tussen de bedrijven door voor ons Havodiploma. Op de onderwijzersopleiding kwam ik gelukkig weer bij Arthur en Harry in de klas. Ook “kapper” Jos Huits maakte deel uit van het vriendengroepje waarin ik me thuis voelde. Op de “kweekschool”, destijds Pedagogische Academie geheten, ging je als “kwekeling/ hospitant” naar het basisonderwijs, voor 1 dag in de week. Samen met Harry vertoefde ik op de Kwartetschool, de van Vlotenschool, de Bernardusschool voor speciaal onderwijs en de openbare basisschool van Schalkhaar. Op zekere dag kwam de directeur, meneer Brinksma, door de klassen om reclame te maken voor een cursus van de N.V.S.H. “Het is moeilijk om aan een baan te komen in het basisonderwijs, maar met deze zesweekse cursus kun je een testimonium behalen, waarmee je expert bent op het gebied van sexuele voorlichting. Het vergroot je kansen op een baan”. Het woord “testimonium” klonk goed. Harry keek zijn vrienden aan en was meteen enthousiast. “Zullen we dat met ons vieren doen? Daar kunnen we een hoop lol beleven”. We stemden in.
Ben
Ik herinner me de cursus nog goed. In een pand aan de Bokkingshang, dichtbij de dames van lichte zeden. Rondom een lange tafel zaten naar schatting een twaalftal cursisten, waaronder ons vriendengroepje. De cursusleider kieperde een sporttas vol condooms, spiraaltjes en aanverwante artikelen op de tafel en de kennismakingsronde kon beginnen. Eén van de cursisten was Ben, een leraar van middelbare leeftijd. Ik begreep niet goed, wat hij in deze groep zocht, maar dat werd spoedig duidelijk. De cursusleider was voorstander van de dingen bij de naam noemen. Na elke cursusmiddag zouden twee cursisten de notulen verzorgen voor de week erop. Al vrij snel werd duidelijk, waarom Ben deelnam aan de cursus. Hij worstelde met zijn eigen sexualiteit binnen zijn relatie en maakte ons daar graag deelgenoot van. Ben had nog een probleem. Hij stotterde. Nadat we enkele weken verder waren, vroeg hij weer eens het woord. “Ik ben open en bloot duidelijk geweest over mijn sexuele verlangens, maar ik vind, dat de studenten van de P.A. weinig inbreng hebben en er ter lering ende vermaak bij zitten”. De toon was gezet en de cursus werd niet gezelliger. Aan het eind van de middag bood Harry aan om met mij de notulen voor de volgende week te verzorgen. Op de leerschool pakte Harry op zeker moment de typemachine. “Fré, ik ben helemaal klaar met die Ben. Hij zette ons gewoon voor lul, maar daar krijgt ie spijt van”. Harry begon voortvarend te typen. “B-B-Ben vond, dat de s-s-studenten van de P.A. er t-t-ter lering en v-v-vermaak b-b-bijzitten”. Ik lag onder de tafel van het lachen en ging er van uit, dat hij dit als geintje bedoelde. “Als jij verder gaat met de lesvoorbereiding, dan maak ik de notulen voor straks in orde”. Die middag zaten we rond de lange tafel en deelde Harry de notulen uit. Ik ging uit van een serieuze versie, maar toen ik het A4-tje las, zag ik dat hij de ongekuiste “stotterversie” had vermenigvuldigd. Harry zat er niet mee en zonder blikken of blozen (zijn kracht) keek hij het gezelschap rond. De cursusleider zat met de notulen omhoog en Ben leek op slag van zijn sexuele frustraties en stotterproblemen verlost. Iedereen kuchte wat en de cursus voltrok zich die middag in een iets andere sfeer. Ben hield zich opvallend rustig, de cursusleider deed, of er niets gebeurd was en sexualiteit was ineens een serieuze kwestie.
Eieren
Later die week zaten we met z’n vieren gezellig te klaverjassen. Misschien hadden we een tussenuur, maar door de academisering en de afgeschafte verschijningsplicht, was dat niet helemaal duidelijk. Op zeker moment kwam de tweeling aangelopen. Dat waren twee aardige, ééneiige zussen, die duidelijk niet in een volksbuurt geboren waren. Ze zaten in een parallelklas en waren nieuwsgierig naar het verloop van onze bijzondere cursus. “Wat doen jullie eigenlijk op die cursus?” vroeg de ene helft. Dat was koren op de molen van Harry. Zijn speelkaarten op tafel leggend, formuleerde hij zijn antwoord zorgvuldig: “Vraog het de jongens maar. We werken de man tien eieren naar binnen en dan gaan de gordijnen dicht.” Harry bleef stoïcijns en pakte vervolgens de kaarten weer op. De tweeling droop af, met blosjes op de wangen. “Wat hadden we Ben afgelopen week mooi te pakken, niet? Dat was effen neudig”. Harry was een kameleon. Altijd zichzelf moeiteloos staande houdend in alle kringen. Selfmade en authentiek en met veel humor. Toen ik in het najaar van 1974, (74/5), mijn onderofficiersopleiding volgde op de Palmkazerne in Bussum, ging ik op een avond met de trein naar Amersfoort, naar de Bernhardkazerne. Daar volgden Arthur en Harry bij verschillende onderdelen hun militaire opleiding. Ik trof hen op hun kamers. Het is inmiddels ruim een halve eeuw geleden. Met Arthur is er nog nu en dan contact. Harry en ik zagen elkaar nooit terug. Als hij dan paginagroot met foto in de krant staat, komt ineens de herinnering aan toen terug. Ik hoef het niet te romantiseren, ik beleefde het als een mooie tijd!
Kleuren
We hebben overwegend blauwe duiven en uit twee blauwbanders zul je nooit blauwkrassen kweken. Omgekeerd kan wel, al zijn er fokzuivere krassen, die uitsluitend kras voortzetten. Voor ons is kleur ondergeschikt. Toch is het wel eens lastig als je een hok met uitsluitend blauwbanders hebt en de meeste duiven bovendien verwant zijn aan elkaar. In mijn jonge jaren zag ik haarscherp elk detail aan een duif, maar nu ik ouder word, mis ik de nuance. Ook kost het me moeite om ringnummers af te lezen. Bij witte en lichtgele ringen is er nog enig contrast, dat voordeel hebben we in 2025. Als ik uit een koppel twee gelijkwaardige jongen heb, waarvan de één blauw en de ander geschelpt is, dan verkies ik de geschelpte. We hebben in 2025 één bijzonder koppel wat kleur betreft. De vader is een vaalschimmel en de moeder een koolzwarte. Wat er aan kleur uit valt is op papier onbeperkt : vaal, roodkras, steenrood, blauw, gehamerd, lichtkras, donkerkras en zwart. Bovendien is wit en ooievaar mogelijk, alsmede elke kleurslag in combi met de schimmelfactor. Of er ook schalie uit kan komen, is afhankelijk van wat er in het voorgeslacht van beide ouderdieren voor komt. De schaliekleur is recessief. Bij Janssen Arendonk aan beide kanten, kweek je geheid vroeg of laat schalieblauwen. De kleur is voor ons ondergeschikt. Het gaat om de goeie duif, ongeacht zijn of haar kleur. Een hok met uitsluitend verwante blauwe duiven is verwarrend, als je ouder wordt en minder goeie ogen hebt. Ik herinner me ook, dat Steven van Breemen voorstander was/ is van variatie in de verschijningsvorm. Je ziet zelden een hok met uitsluitend vale en rode duiven. Ik geloof daar ook niet in. De gebroeders Janssen A. hadden hun “Wondervoske”. Hoewel rood makkelijk vererft, bleef het aandeel rode duiven beperkt door de jaren heen. Bertie Camphuis, Cees, Gerard en Jan Suijkerbuijk kweekten hun topduiven soms uit een rode doffer. Steevast was de stervlieger dan een blauwe, of lichtkras. De oude ’05 van Bertie Camphuis is een voorbeeld. De legendarische ’82 van Jan Suijkerbuijk was een blauwe, gefokt uit zijn “Ouwe Rooien”. Ook de ’89 van Jan, met elf eerste prijzen en 49 keer top 10 kwam uit een vale bij broer Gerard. Op ons hok hebben we “Vale Brave”. In 2021 en 2023 vader van de beste jonge asduif in de kring. Beide asduiven zijn blauw en in mijn beleving, is dat geen toeval. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)
Peter
José is naar de sportschool, de kippen zijn gevoerd en er staat niets op de agenda. Er is enige inspiratie, dus duik ik achter het toetsenbord. Ik open de maagdelijk witte “wordpagina” en wil openen met de titel. Het is de derde versie, dat weet ik zeker, maar de naam van mijn schrijfsels in 2025 wil me niet te binnen schieten. Het is alliteratie (“Leentje leerde Lotje lopen”), maar met welke letter begint de titel? Ik pieker me suf, maar de titel komt niet tevoorschijn. “Alzheimer light”? In gedachten zie ik de wanhopige blik in de ogen van Peter Green, die avond in “de Boerderij” te Zoetermeer. Samen met Henri was ik naar schatting vijftien jaar geleden naar een optreden van de “Peter Green Splinter Group”. Peter was in zijn jonge jaren oprichter van “Fleetwood Mac”. Witte blues en met een onmogelijk nummer als “Oh well” stonden ze op één in de top 40. “Albatros” kent U misschien via het crematorium, “Need your love so bad” is eigenlijk geleend, “Black magic woman” ook bekend via Carlos Santana en voor mij is “Man of the World” een absoluut hoogtepunt. De band werd opgericht in 1967 en mysterieuze foto’s uit bladen als “Muziek Express” en “Popfoto” sierden mijn jongenskamer. Het oorspronkelijke behang was niet meer zichtbaar en op de meest prominente plekken stonden Peter Green en Keith Emerson afgebeeld. Het waren mijn jeugdhelden. Fleetwood Mac verkocht 120 miljoen platen, maar toen de oprichter op een zijspoor belandde, verloor ik de interesse. Peter Green was korte tijd een fenomeen, die fantastische nummers schreef, maar al heel snel raakte hij door gebruik van foute middelen de weg kwijt en in de versukkeling. Hij belandde uiteindelijk in een gesticht, werd mensenschuw en zag eruit als een vervuilde zwerver. Die dag in Zoetermeer staat me helder voor de geest. Henri werkte als schoonmaker via de sociale werkplaats op het Isendoorn. Zijn enorme feitenkennis over de muziek van de jaren 60 en 70 verbaasde mij, want hij was toen nog niet geboren. Hij wilde alle grootheden uit de popgeschiedenis live aanschouwen, maar mocht van zijn ouders met zijn autootje niet buiten de Stedendriehoek komen. Samen met Henri ging ik een bepaalde periode regelmatig op pad. We zagen Colin Blunstone, Rod Argent, Yes, Clapton, Bowie, Procol Harum e.a. Henri wilde altijd al vroeg in de middag vertrekken, in de hoop zijn helden buiten het podium te aanschouwen. Die middag stiefelden we “de Boerderij” binnen. Er was geen kip, alleen in een hoekje zaten een vijftal mannen te dineren. We stonden in een versmalling bij de bar, toen één van de gasten op stond en in onze richting waggelde. De man had een opgeblazen gezicht en de weinige haren op zijn hoofd zaten onder een petje , dat hij achterstevoren droeg. Hij murmelde wat en enkele tellen stonden we oog in oog. Een ontluisterende ontmoeting. Ik kende de man. Het was onmiskenbaar mijn jeugdheld Peter Green. Ik wurmde me tussen de barkrukken en maakte ruimte. Ook Henri herkende ons idool en glipte achter hem aan. Een kwartier later stonden we weer buiten. Het was niet de bedoeling, dat we al binnen waren geweest. Henri was opgetogen: “Weer een hoogtepunt. Dat geloof je toch niet. Ik stond pal naast Peter Green te pissen en we hebben nog wat woorden gewisseld ook.” Het concert die avond was een afknapper. We stonden helemaal vooraan en konden bij wijze van spreken de schoenveters van Peter aan elkaar knopen. Hij had zijn gitaar vast, maar leek niet te weten, of de hals van de gitaar links of rechts hoorde. De bandleden stonden dicht bij hem. Zou hij vallen, dan konden ze hem opvangen. Regelmatig keek hij me met een wanhopige blik aan. “Ken ik hem ergens van”? Toen ik me twintig minuten geleden de titel van mijn eigen schrijfsels niet kon herinneren, zag ik in gedachten de wanhopige blik van Peter Green. Hij leeft inmiddels niet meer. Ook Keith Emerson, bekend van “the Nice” en “Emerson, Lake and Palmer”, is niet meer onder ons. De combinatie optreden in Japan, een Japanse vriendin en een haperende rechterhand door een ongeluk, was voor de virtuoze keyboardspeler van weleer, reden zichzelf met een pistool door het hoofd te schieten. Hoewel ik de volgende dag eindexamen moest doen voor de P.A., zag ik hem precies 51 jaar geleden in Rotterdam schitteren in een uitverkocht Ahoy. Die mooie herinnering blijft. Het artiestenbestaan is een dun laagje chroom over een dik pakketje schroot!
Actueel
Je bent idolaat van muziek, schrijft wereldhits en zit enkele jaren later in een gesticht. Met veel geld en foute middelen onder handbereik zijn al veel grootheden voortijdig gesneuveld. Blij, dat ik duiven heb! We hebben dit jaar ongeveer twintig “kweekkoppels” en ongeveer twintig “voedsterkoppels”. De eerste eieren zijn afgelopen weekend verlegd en alles lijkt goed en vlot te verlopen. De afgelopen winter heb ik regelmatig nagedacht over de kweekstrategie. Kweken uit de tien beste en bewezen doffers, zoals Willem de Bruin praktiseert? Dat hebben we ook geprobeerd. Je hebt dan de zekerheid, dat al je jongen uit bewezen topduiven komen. Er kleeft in mijn ogen ook een nadeel aan deze doenwijze. Je krijgt al snel veel sterk verwante duiven en hebt niet de mogelijkheid nieuwe kweektalenten te ontdekken. We hebben bijvoorbeeld vier aangeschafte, wat latere duivinnetjes van 2023, van schitterende komaf, waar we nauwelijks iets van weten. Ook hebben we wat sterk ingeteelde jonge doffers, uit onze allerbesten. Zonde, om die als voedster te gebruiken. We hebben besloten om uit alle “kweekduiven” te kweken. We mikken op een dubbele eerste ronde van ongeveer 70 stuks, met mijn ringen, die afgezet worden tussen 20 februari en 10 maart. Daarna worden er nog 30 geringd van de tweede ronde ( eigenlijk derde en vierde ronde), met de tweekleurige “damesringen” voor José. Die komen allen op het “kasthok”. Dan zijn we klaar voor onszelf. Over het “kasthok” heb ik afgelopen jaar weinig geschreven. In 2024 plaatsten we er twintig duiven van José. Kort na het spenen moesten we er twee opruimen en op zeker moment waren we er in de africhtingsfase op één dag vier kwijt. Na enkele vluchten zaten er nog onder het minimum van acht voor de grootmeestertitel en dan doe je jezelf tekort. Daarom start José dit jaar met dertig stuks. Overigens vlogen de duifjes van José naar behoren. De beste jonge vitesseduif van de kring was “Cora” van José. In de eindstand van de club eindigde José op plek 2, 3, 7 en 8 bij de asduiven. In verhouding was ons kasthok het beste hok in 2024! Het beste duifje van José was er eentje van de vijfde ronde (met hulp van voedsters uiteraard).
Grootheden
Zoals we in de muziekwereld grootheden hebben, hebben we die ook in de duivensport. Voor het gemak beperken we ons tot de vaderlandse “sterren”. Iedereen kent ze, maar omgekeerd geldt dat niet. Nu ben je niet per definitie beter af, als je tot de “happy few” in je genre behoort. Dat zagen we aan Peter Green. Uiteraard ken ik ook de groten in de vaderlandse duivensport. Het leuke is, dat de meesten mij ook kennen. Dat verbaasde me. Willem de Bruin vertelde me, dat hij onderweg in zijn auto tegen zijn chauffeur zei: “Dit is de Voorsterweg. Zou Freek hier ergens wonen?” Zoiets streelt me. Dan besta je! Veel “groten” in de vaderlandse duivensport zijn met dank aan Pipa e.a. miljonair, of hard op weg die status te bereiken. Pieter Veenstra, Gerard Koopman, Gerard en Bas Verkerk, Willem de Bruin, e.a. Vorige week begon iemand bij de biljartclub er met mij over. “Er zijn toch geen mensen in Nederland meer die postduiven hebben? Ik ken er geen één”. Ik bleef beleefd. “Je zal die paar zeldzame postduivenmelkers maar op de thee krijgen”! Hij keek me verbaasd aan. “Het stadion van Go ahead Eagles is te klein om alle Nederlandse postduivenliefhebbers te bergen”, repliceerde ik. De man sputterde nog wat over niks mee te verdienen en oubollig. Ik kon het niet laten om nog één keer te reageren. “Vorig jaar zat ik op een verjaardagsfeestje met allemaal duivenmelkers. Ik was de enige gesjochten jongen in het gezelschap”. Als je als duivenmelker in het nauw gedreven wordt, is het handig als je het verhaal van “New Kim” of “Diego Armando” achter de hand hebt. Een eenvoudige, hard werkende duivenliefhebber, die met de verkoop van één duif in één klap miljonair wordt. Dat maakt bij buitenstaanders indruk. Niet het verhaal, dat de omgang met je duiven zo bijzonder is en de spanning bij thuiskomst van de vluchten met niets te vergelijken.
Methode
Ik weet, dat ik met mijn schrijfsels regelmatig in herhaling val. Dat is niet erg. Bij het Journaal doen ze het zelfs bewust. Eerst het nieuws kort brengen, dan hetzelfde item uitgebreid en op het eind de hoofdpunten herhalen. Drie keer hetzelfde binnen twintig minuten! Daar is een reden voor. Als A.S. en W.d.B. het doen, blijf ik niet achter. Over de beste manier van duiven kweken raak je nooit uitgepraat. Ik las er meer dan een halve eeuw geleden over. Vier generaties intelen van prof Whitney, de theorieën van prof. Anker en niet te vergeten Steven van Breemen. Interessant leesvoer, waar je niet dommer van wordt. Bram had het over Bruce Lowe. De vader van de moeder, moest verwant zijn aan de moeder van de vader. Ooit was “Hengstenkweek” de heilige graal. Een topdoffer gelijktijdig paren met vier duivinnen. Je hoort of leest er niets meer over en dat is een veeg teken. Jos Thoné, een buitengewoon slimme en succesvolle speler, zocht het in K.I. Op een forum in Doetinchem vroeg ik Jos ernaar. “Het afnemen van sperma was al een kunst op zich, maar uiteindelijk leverde het geen meerwaarde, al had Jos in “Artificial Jutta” een zeer goede duif. Hij was er vanaf gestapt en dat zegt alles. Duiven in aparte kweekboxen, om zeker te zijn van de afstamming. Eijerkamp deed en doet het. Het biedt voordelen, maar heeft ook een keerzijde. Doffers hoeven hun territorium niet meer te verdedigen en dat is onnatuurlijk. Van Joke Geven hoorde ik destijds, dat oude rakkers als Ché, Jackpot, e.a., toen ze niet meer bevruchtten, uit hun kweekbox gehaald werden en met lotgenoten samen in een grote ren geplaatst werden, waar ze nog wel om een vrouwtje of nestbak konden knokken. In combinatie met vitamine e, of een hormoonspuit, kan een niet vruchtbare doffer op die manier mogelijk nog een paar eitjes bevruchten.
Toppers
Welke methode van kweken gebruiken de vaderlandse toppers? De methode van Willem de Bruin is bekend. Uitsluitend kweken uit de tien beste en bewezen doffers, met uiteraard de beste en bewezen duivinnen. Willem heeft de laatste jaren succes gehad met het inbrengen van ander bloed. Van een topduif van comb. Lin tegen de “Murphy-lijn” had hij veel plezier. Ook van een schenking van Eijerkamp werd hij niet slechter. Hoe goed je duiven ook zijn: inbreng van het allerbeste van collega-toppers geeft soms een enorme boost. Dat zie je ook bij Verkerk. Ineens hebben ze een spierwitte, die kop vliegt. Gerard Koopman had ooit zijn vertrouwde Janssen-van Loonlijn. Via een verkoop van “de Duif” kwam er een toppertje van Dirk en Louis van Dijck uit Zandhoven uit hun “Kannibaallijn”. De combinatie “Gentil” x “Golden Lady” bleek een gigantisch schot in de roos met wonderduif “Kleine Dirk” als meest bekende exponent. Gerard herhaalde deze truc meerdere malen. Hij kon het zich permitteren en kocht 1e asduiven in met name België, om ze tegen het beste van zichzelf te zetten. “Slimmerikken” schaften zich overal nazaten van “Kleine Dirk” aan en gingen intelen. Stamkaarten met soms wel negen keer “Kleine Dirk” moesten het summum zijn. Kan me niet herinneren, dat dit tot vooruitgang leidde! Eijerkamp hanteert in grote lijnen de doenwijze van Koopman. Ze schaffen in België, Duitsland en Nederland topduiven en hun rechtstreekse kinderen aan en zetten die tegen hun eigen beste duiven. Op die manier behoren ze al jaren bij de (inter)nationale top. En kweekkoppels, die jaren samen blijven? Daar geloven maar weinig liefhebbers in. Hans Hak uit Maurik had zijn “Vechter” x “Stammoedertje”. Uit die lijn zijn talloze goede nazaten gekomen, zowel bij Hans zelf , als bij anderen. Pas las ik er over. Zoals altijd zweert de één bij bepaalde duiven en kan de ander er niets mee. Dat geldt voor alle duiven. Duiven moeten bij je passen. De meeste topspelers in Nederland zweren bij “omkoppelen”. Vaak wordt de kwaliteit minder, als koppels meerdere jaren tegen elkaar staan. Een verklaring is niet voorhanden, maar de praktijk wijst het uit. Wij hebben gekozen voor allemaal “frisse” koppels. Geen inteelt, maar wel de betovergrootvader tegen de betachterkleindochter en dat soort koppelingen. Zorgen voor voldoende onverwante duiven, maar in een wat verder verleden mogen er gerust overeenkomstige namen van voorouders opduiken. Dat is formeel geen inteelt en zo gaat het in de natuur ook dikwijls. José morrelt aan de deur en dan weet ik, dat ze me zo een heerlijk broodje kroket uit de oven gaat serveren. Minder gezond, maar wel heel lekker en de hoogste tijd om mijn gezever te beëindigen. (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (2)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (2)
Biljarten
Gisteren, 2 januari, kwamen de vijf overgebleven teamleden bijeen om te biljarten in de “mancave” van Jaap. Aanleiding was mijn 72e verjaardag van 30 december. In de wintermaanden zien de teamleden elkaar amper en dan is zo’n alternatieve nieuwjaarsborrel een leuk intermezzo. Duivensport in je eentje bedrijven kan leuk zijn, maar als je het met vrienden kunt delen, voegt dat een extra dimensie toe. In mijn geval is het sociale aspect geen luxe, maar noodzaak. Zonder hulp van vrienden, is duivensport onmogelijk, vanwege mijn allergie. Ruim 42 jaar geleden werd de allergie officieel vastgesteld en werd het mij door longartsen ernstig afgeraden (lees: ten strengste verboden), om nog ooit duiven te houden. Dat was in 1982. Verrast was ik niet. Eigenlijk opgelucht, want ik verkeerde voortdurend in de griepmodus. Benauwd, pijnlijke en stijve spieren en gewrichten, onophoudelijk hoesten en voortdurend slijmvorming. Een uitzichtloze situatie. Toen de diagnose gesteld was, wist ik waar ik aan toe was. De duiven gingen subiet weg. Hoewel ik mentaal aangeslagen was, knapte ik zienderogen op. Ik keek uit naar de voetbalwedstrijd S.H.E. 2 tegen Voorst 2 en was blij, dat ik weer wat lucht had. Voetballen deed ik graag, maar ik was geen groot talent. Doorgezakte voeten, zwakke enkels en knieën, gevoelige, te korte spieren. Kortom: extreem blessuregevoelig. Wim Hofman senior was onze elftalleider. Hofman is de beste voetballer, die voetbalvereniging Voorst ooit voortbracht. Hij was schoenmaker van beroep en als voetballer in de wijde omtrek van Voorst beroemd en berucht. Hofman was technisch begaafd, kon een man passeren, was snel en had een loepzuiver schot in de benen. Als jochie stond ik tussen honderden Voorstenaren langs de lijn. Voetbal was zo ongeveer het enige pleziertje in de na-oorlogse jaren vijftig. De voetballoopbaan van Wim Hofman eindigde roemloos. Hij was een dertiger en eigenlijk versleten vanwege een onwillige knie. De derby V. en K. tegen Voorst leefde enorm. Het hele dorp liep uit en ik mocht als jochie mee, voorop op de benzinetank van de C.Z. van vader Ernst. Het was zwart van de mensen, die rijendik achter de simpele afrastering stonden. Voorst had in die tijd een prima elftal. Gerrit Smit was stopperspil, Korenblek en Brouwer de backs en Bertus Hendriksen, inderdaad de vader van teamlid Albert, strooide als binnenspeler met fluwelen passes. Wim Hofman kon eigenlijk geen hele wedstrijd meer spelen vanwege zijn knieproblemen. Als invaller en voorzien van enorme knielappen, kwam hij binnen de lijnen en dan veerde iedereen van Voorst op. De corners van Hofman waren een wapen en zijn raffinement binnen de zestien een streling voor het oog. De legendarische “Balla” Boskamp stond op doel. Een uitstekende keeper, met gevoel voor theater. Helaas liepen de emoties die zondagmiddag te hoog op in Twello. Stopper Gerrit Smit, die normaliter enorm kon uitdelen, werd aan zijn haren over het veld getrokken door een V. en K. speler en de driftige Hofman stormde tientallen meters over het veld, om de dader tegen de grond te lopen. In de “Voorster Courant” stond een kop met de titel “Hofman gooit knuppel in het hoenderhok”. Op het veld stormden vele tientallen heethoofden uit het publiek om zich met de strijd te bemoeien. Ook vader Ernst in zijn lange leren motorjas was een driftkop. Op de foto bij het artikel zie je een politieagent, die vader met de gummiknuppel afranselt. Ik stond als kind huilend in de menigte. De foto in de krant van vader, die klappen kreeg met de gummiknuppel, bracht reuring. Ik schaamde me als kind. Wim Hofman werd door de K.N.V.B. voor vijf jaar geschorst. Een roemloos einde voor een voetbalicoon, die te vroeg geboren werd en die in deze tijd ongetwijfeld een gevierd profvoetballer had kunnen worden. Die bewuste zondag in het najaar van 1982, stond onze elftalleider hoofdschuddend langs de lijn. Als je zelf een begaafde voetballer bent, is het gepruts van tweede-elftalspelers een “hotseknotsbegonia-festijn” en niet om aan te gluren. Op zeker moment probeerde ik als middenvelder te soleren. Ik speelde tegen een neef van me, voor wie het eerste elftal van S.H.E. ook te hoog gegrepen was en wilde waarschijnlijk iets laten zien. Twee man voorbij lukte net, maar toen speelde ik de bal iets te ver voor me uit. In een ultieme poging de bal te controleren, forceerde ik mijn rechterbeen. Er knapte iets en ik lag hulpeloos op de grond. Einde wedstrijd voor mij en einde voetballoopbaan. De hoofdspier in mijn rechterbovenbeen was finaal afgeknapt en een operatie en drie weken ziekenhuisverblijf volgden. Komt bijna nooit voor, maar mij trof het lot. Wim Hofman schudde meewarig zijn hoofd. Zijn zoon Wim junior had ook een korte voetballoopbaan door knieproblemen, maar die had nog zijn postduiven. Ik was binnen enkele weken beide hobby’s kwijt! Het biljarten op de deel van de boerderij van Jaap was gezellig. Vijf enthousiastelingen met een keu. Wim Hofman zou het hoofdschuddend hebben aangezien en anders plaatselijk biljarticoon Harrie Teunissen wel. Het groene laken bleef heel en we hadden plezier. Daar gaat het om!
Foto
Jaap heeft vier mooie dochters. Inmiddels alweer moeders van een schare kleinkinderen, waar Jaap van geniet. Dochter Inca wilde wel een paar foto’s maken van het duiventeam. Zij runt de zorgboerderij. Op de deel hangen talrijke foto’s van favoriete melkkoeien uit de glorietijd van Jaap op “Noord Empe”. Op ’t Hengelder misstaan die foto’s zeker niet. Op één foto zie je vier behoorlijk uniforme melkkoeien, die geleid worden door vier behoorlijk uniforme, knappe boerendochters. Ze wonnen de eerste prijs in de keuring. Volgens Jaap waren het de mooiste koeien, maar ik denk dat het “totaalplaatje” een beslissende rol gespeeld heeft! Voor mij is een foto ook een mooi moment om de teamleden nader aan U voor te stellen.
Rini
Een jeugdvriend en buurjongen. Vaste maatjes bij het kievitseieren zoeken vroeger. Mijn allereerste duiven waren twee “koolzwarten” van klasgenoot Wim Bruggink. Die vlogen steeds terug naar zijn hok. Van Rini kreeg, of kocht ik twee piepers. “Sproetje” en “Witkop”. Twee bonte donkerkrassen, die zich thuis voelden op mijn hokje van asbest. De voorkant van het hok had een decoratief steenmotief en diende ooit als afdichting van de schoorsteen. Zo ging dat vroeger en asbest was nog niet verdacht begin jaren zestig. Mijn eerste rondvliegende duiven. Rini is ongeveer vier jaar jonger, dus hij had al heel jong duiven, dankzij vader Gerrit. Tot op de dag van vandaag vliegen er postduiven rond zijn erf. Dan ben je een echte liefhebber! Rini was in 1987 ook de kweker van “de Stip”, die in Gietelo vloog vanaf Dax, St. Vincent, München en natuurlijk Orleans jonge duiven. Rini is als “letter” goud waard. Hij is trouw als een Duitse staander en vrijwel altijd van de partij als de duiven onderweg zijn. Hij heeft goeie ogen en ziet de duiven op grote afstand arriveren.
Albert
Vanaf 1987 betrokken bij de duivensport in Gietelo. Albert woonde destijds op het “Tolhuisje” in Voorst bij zijn ouders. In 1997 was hij de kweker van “Garfield” (1e wereldkampioen j.d. Versele Laga). Toen werkten we al nauw samen. Ook was hij erbij, toen we in 1996 bij Jan de Visser onze “Axel” ophaalden op een bon. In dat jaar 1e asduif van de toenmalige NCC Oost Nederland, de voorloper van de Super Fondclub GOU. Bij “Steeds Verder” was hij 35 jaar geleden al een pionier met het maken van uitslagen, direct na de vlucht. De site van SVT is het geesteskindje van hem en ook onze teamsite is in goede handen bij duivenvriend Albert.
Sander
Ons jongste teamlid. Heeft al sedert zijn jeugd postduiven. Enthousiaste en onmisbare schakel in ons team. Sander is nog bezig met het geleidelijk voltooien van zijn woonplek, heeft drie leuke dochters, waarvoor hij altijd klaar staat en werkt ook nog gewoon een volledige werkweek. Sympathieke liefhebber, die door de overige teamleden volledig geaccepteerd is en zorgt voor de vrolijke noot.
Jaap
Via Rini kwam ik in de zestiger jaren op Noord Empe terecht. Jaap wist al jong, dat hij de opvolger van vader Godefridus zou worden. Koeienboer. Zijn oudere broer Henk had sierduiven. Kroppers, nonduiven en aanverwante soorten. Soms liep er een verdwaalde postduif tussen, want duiven trekken duiven aan. We voetbalden in de wei, waar Rini ooit een beet van een “beer” opliep. In onze uitgaansjaren liep ik Jaap dikwijls bij Boode tegen het lijf. Mijn neef Ben van der Kraats, was toen ook al een vriend van Jaap. Zo lang ik Jaap ken, is hij omringd door duiven. Tegenwoordig zijn dat bij voorkeur “kleurtjes”. De witte duiven, schimmels en valen, vallen wat vaker ten prooi aan roofvogels. Jaap is een graag geziene gast binnen ons team. Nu hij gepensioneerd is, kan hij zijn hart volgen en komt graag bij de aankomst van de duiven kijken.
Erelid
Moeder Toos benoemde ik ooit als erelid van het team. Na het overlijden van vader Ernst in 2012 werd ze een trouwe gast bij de aankomst van de duiven. Rini en Jaap kende ze vanaf hun jeugdjaren en ook Albert kende ze al, voordat hij als teamlid in beeld kwam, via broer Ben. Ze genoot van de contacten, van de soep van José en de saucijzenbroodjes van bakker Bril. Bram kwam rond 2015 in beeld. Via een aangekochte bon kwam ik met hem in contact. Bram speelde zelden of nooit met jonge duiven en zag in mij een ideale “testpiloot”. Op het hoogtepunt leverde hij rond de zestig junioren. Duivin “Marga” (1e asduif GOU 2016) en “Olympic Frank” (beste Nederlandse jonge Olympiadeduif 2020) werden gekweekt door hem. Tegenwoordig woont Bram in een appartement in Apeldoorn met Marga. Gerard uit Wijchen maakte ook enkele jaren deel uit van het team. Echt in beeld kwam hij nooit, maar kweekte wel o.a. “Vale Brave”. Na het overlijden van zijn vrouw, verkaste hij naar een verzorgingshuis. Moeder Toos ging steevast mee naar Wijchen om duifjes op te halen en genoot van die bezoekjes. Ze vond Gerard een lieve man.
Terugblik
Hoewel ik altijd de regie voerde bij het samenstellen van de kweekkoppels, heb ik zelf zelden of nooit een jonge duif gekweekt die er toe deed. De asduif van afd. Salland, 35 jaar geleden, was gekweekt door wijlen Piet Steenbergen, Mike Tyson door wijlen Henk Gerritsen/ Gerrit van Looijengoed, toppertje “Marietje” door wijlen Jan Suijkerbuijk en de 1e asduif GOU van 2009, meteen na de herstart, door wijlen Martin en Joke Geven. Steeds was ik afhankelijk van duivenvrienden of teamgenoten. Als hommage heb ik hun namen genoemd. Eén naam heb ik vandaag niet genoemd. In vrijwel al onze duiven stroomt wel het bloed van zijn duiven: Hans Eijerkamp. Negentig jaar, geen teamlid, maar wel een echte duivenvriend. Als je in de duivensport wil slagen, moet je hard werken, afzien van bepaalde geneugten en doelbewust zijn. Het helpt enorm, als je vrienden om je heen verzamelt en de gunfactor hebt. Eén naam heb ik nog niet genoemd, maar ze is de stille kracht achter mij en van het team: José. Troostend, stimulerend en verbindend. Samen sta je sterk, alleen ben je (bijna) niks. Betrek belangstellenden bij je hobby, want onbekend maakt onbemind. Zoek contact met een andere liefhebber, die samenwerking wel ziet zitten. Ga samen africhten, of verdeel de taken en kosten. Het zou een goed voornemen voor 2025 kunnen zijn. Net als het dragen van ademhalingsbescherming! (wordt vervolgd)
Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (1)
Kwinkslagen, kweekwaarde & kwekkoe (1)
Allereerst wens ik U als lezer een gezond en liefdevol (duiven)jaar in vrede!
Verleden
José maakt weleens grapjes over mijn belangstelling voor het verleden. Zij heeft weinig met wat achter ons ligt en leeft in het nu. Dat is goed. Ik ben een beetje nostalgisch. Koop je niks voor, maar ik heb mezelf ook niet gemaakt. Ze weet dus weinig over haar voorgeslacht en verbaast zich over het feit, dat mij dat juist boeit. Ik herinner me veel over mijn jeugd en kan me dingen helder voor de geest halen. Enkele dagen geleden bezocht ik oud-klasgenoot en jeugdvriendje Gerrit Kroon. Gerrit woont zonder partner op de ouderlijke monumentenwoning. Ik zat in de woonkamer, waar ik zestig jaar eerder in zwartwit keek naar “Rawhide” en “Roy Orbison”. We hadden het over klasgenootjes van de lagere school in Voorst en stelden vast, dat er tenminste tien niet meer leven. Onder hen Jan ten Hove, die als eerste uit onze klas stierf. “Buitengewoon moedig en voor de duvel niet bang”, memoreerde Gerrit. Een beeld, dat volledig overeenkomt met mijn herinnering aan Jan(tje). Polio beperkte zijn loopvermogen, maar de meeste hinder had hij van een ongeneeslijke stofwisselingsziekte. Ondanks zijn kleine postuur en ernstige beperkingen, ging hij voor niemand aan de kant. Voor Gerrit en voor mij was hij een dappere held, die kort na het behalen van de volwassen leeftijd stierf door zijn ziekte. Ongeveer een halve eeuw later is er nog steeds respect voor zijn moed en levenslust. Dat er al tenminste tien klasgenoten overleden zijn, is confronterend. Waren we een zwakke lichting, of is het toeval? De tijd stond niet stil. Het afgelopen jaar vloog voorbij, maar er gebeurde genoeg. Onze overbuurvrouw overleed als veertiger, na ondraaglijk geestelijk lijden, door euthanasie. In februari leek alles kortstondig stil te staan, toen onze dierbare moeder Toos overleed. Buren naast de buurvrouw, die uit het leven stapte. kozen voor echtscheiding. Dat doe je ook niet voor de lol. De enige zus van een vrijgezelle buurman, in Gietelo geboren, kwam aan haar eind na een slopende ziekte en dan stop ik vlug met mijn buurtverslagje, omdat er anders een vertekend en heel somber beeld ontstaat over onze woonomgeving. Een geliefde oud-collega stierf vorige maand op 42-jarige leeftijd door ALS. Dat maakte indruk. Ook Mieke, de echtgenote van Joep, verwisselde rond die tijd het tijdelijke voor het eeuwige. Met Joep had ik in de periode van het africhten van de jonge duiven de laatste jaren contact, om verliezen te beperken. Er waren aanvallen van steenmarters in duivenhokken. Hein v.d. Berg uit Apeldoorn kan er over mee praten. Een nachtmerrie. Ook in duivenwagens vielen slachtoffers door de steenmarter. Afdeling 9 ondervond het aan den lijve op de losplaats. Een jaar vliegt voorbij en de meeste dingen vergeet je snel. Dat de duivenvluchten, waaraan we deelnamen, niet altijd naar wens verliepen, is in een terugblik op het voorbije jaar eigenlijk een onbelangrijk detail.
Verklaring
De overgang van het oude naar het nieuwe jaar vierden we bij de oudste zus van José in Oldenzaal. Vorig jaar woonde ze nog in haar geliefde woning in Enschede en stond niemand stil bij de verrassende overgang naar Oldenzaal. Een heupoperatie en de tachtigste verjaardag in 2024, deden Anneke ineens beseffen, dat ze als alleenwonende, de bakens moest verzetten. Door de grote ramen op de eerste verdieping van haar vrijwel nieuwe en strak ingerichte appartement, zagen we een prachtig vuurwerkschouwspel, na het aftellen naar het nieuwe jaar. Alles kan snel veranderen en Anneke is helemaal gelukkig op haar nieuwe plek. Rond tien uur vanochtend werd ik wakker in ons eigen bed in Gietelo en bedacht me, dat ik vandaag een stuk(je) wilde typen voor onze site. Over een nieuwe naam had ik nog geen seconde nagedacht, maar binnen vijf minuten was ik er uit. Het werden de drie K’s. Alliteratie, zoals eerder toegepast, als naam voor mijn schrijfsels. Opa Frederik had het altijd over de drie K’s, waar het in het leven om ging. Niet over K3, want die bestonden nog nie. Bij de dokter en de notaris had hij het als kolenboer en expediteur over Kroeg, Kerk en Kapitaal. Soms had hij het over “de duit en de fluit”. Misschien verklaart dat de flexibiliteit van de drie K’s, afhankelijk van het gezelschap waarin hij verkeerde. Een drie-letterig woord met een K gebruikte hij als variabele, of zou hij toen al aangevoeld hebben, dat de positie van de kerk wankelde? Een kwinkslag hoort bij het leven. Humor maakt kommer en kwel draaglijk. Kweekwaarde is heel belangrijk bij duiven. Nog belangrijker dan de imposante stamkaart, hoewel ze verweven zijn. Kwekkoe is het dialectwoord voor “kweekgras” . Hobbytuinders en beroepstelers kennen de meest gehate onkruidsoorten. Heermoes en zevenblad staan bij velen in de top 10. In Gietelo heb ik een hekel aan klaverzuring. Hardnekkig onkruid tussen de bestrating, de rode bladgloed en charmante, gele bloemetjes ten spijt. Brandnetel en zuring plagen me in Gietelo meestal in het najaar. Het is wortelonkruid. Afschoffelen helpt niet. Met wortel en tak verwijderen, net als “kwekkoe”, helpt wel. Van heermoes hebben we in Gietelo gelukkig geen last. Heermoes wortelt extreem diep op arme en uitgeputte grond. Ik noemde het als kind “kerstbomen”, die uit de pre-historie leken te stammen. Mariadistel leek uit het niets voor het eerst in 2024 her en der op te komen. Ik gaf de duiven in de tuin wat detox-voer. Een belangrijk zaadje daarin is de mariadistel. Soms doe je met de mode mee en laat je sporen achter in de tuin. Het verhaal achter mariadistelzaad klinkt goed. In chiazaadjes geloofde ik destijds niet, maar soms ga je voor de bijl bij voerboer van der Bijl in Voorstonden. Tachtiger van der Bijl sr., met wie ik nog weleens een praatje maakte over Barnevelderkippen, stierf ook afgelopen najaar en zijn vrouw volgde hem ongeveer een week later. Bizar. Dries van Agt en geliefde echtgenote, gingen afgelopen jaar tegelijk en hand in hand, na euthanasie. Een romantische gedachte, als je beiden ziek en 93 bent.
Kweekwaarde
Over de “kwinkslag” hebben we het gehad, net als over “kwekkoe”. Over kweekwaarde hadden we het nog niet. Ik vertelde over topduiven in het verleden, die geen kweekwaarde bleken te bezitten. Pas na verloop van jaren komt de aap uit de mouw. Eigenlijk had ik vanaf mijn prille jeugd tot aan mijn 65e levensjaar geen duif met overtuigende kweekwaarde. Het geeft aan, hoe lastig de materie is. Koop je een topduif voor een ton, dan zet je er diverse topduivinnen tegen en ga je er uitgebreid mee kweken,tot aan de d ood van de dure aankoop. Dan zul je er ongetwijfeld een keer een bruikbare of goede nazaat uit kweken. De kwaliteiten van die nazaat zullen toegeschreven worden aan de dure aankoop, maar is dat terecht? In mijn ogen is een duif met kweekwaarde een duif, die met meerdere partners, zeer regelmatig goeie nafok geeft. In het jaar dat ik 65 werd, kwam “Brutus” als eitje naar ons team. Was het voor bewezen diensten, of een cadeautje van Hans? Het was wat later in het seizoen en hij mocht als jaarling uitgroeien en speelde dat jaar in de kweek geen rol. Het werd een stoere doffer. Zijn komaf was vorstelijk, met louter iconen van Eijerkamp als grootouders. “Brutus” beschaamde zijn beide opa’s “Ché” en “Nieuwe Olympiade” niet. Of had hij zijn talent van oma “Celena”? Zij speelde o.a. 3e NPO Orleans tegen 5014 duiven en 1e NPO Peronne tegen 14.253 duiven. Prestaties uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst, maar toen één van de eerste jongen twee weken op rij een eerste speelde in kring e/o regio, ging er bij mij een belletje rinkelen. Het duifje ging helaas verloren, maar “Brutus” bewees in de jaren die volgden kweekpotentie te hebben. Zoon “Brave” schaarde zich in 2020 bij de asduiven van de kring en nestzus “Britta” was nog beter. Dan komt de vraag: hoe is de voortzetting in volgende generaties? “Brave” gaf in 2021 meteen de eerste asduif van de kring. Wat me bijzonder beviel, was dat deze jonge doffer zijn negen prijzen behaalde op het schapje. “Ernst” is zijn naam. Sando Verbeek had er afgelopen jaar op een bon een bruikbare uit met zeven prijzen. Geen enkele jonge duif bij “Ons Vermaak” in Eerbeek kwam verder aan zeven prijzen, wat wijst op een lastig jaar voor de junioren. Meteen in zijn eerste kweekjaar, gaf “Ernst” al een zoon, die vader met brio overklaste. Ik kan daar jubelverhalen over schrijven, maar laat ze achterwege. Wat ik wil zeggen: een duif met echte kweekwaarde geeft gemakkelijk goeie nafok. Niet alleen kinderen, maar ook kleinkinderen en achterkleinkinderen. Het is de kunst, om steeds partners te zoeken, die ook iets in hun mars hebben. Met het beste van Willem de Bruin en gebroeders Leideman, alles via Eijerkamp, zoek ik naar “aanpassers” bij de basislijn, als in een legpuzzel. Ook dan blijkt, dat veel duiven “het” niet hebben. Duiven met echte kweekwaarde zijn witte raven! De broer van Johan Cruijff kon niet voetballen en zoon Jordi moest het van zijn naam hebben, niet van zijn faam, al kon hij een aardig balletje trappen. Kweken is een uitdaging, want alle mooie namen op de stamkaart ten spijt, schiet je meestal mis en maar zelden raak. Beschik je over postduiven met kweekwaarde, die met verschillende partners regelmatig iets bruikbaars of goeds geven, dan heb je een streepje voor. Garantie heb je nooit, want duiven die louter toppers geven vind je in sprookjesboeken, of bij fantasten, die in hun eigen sprookjes gaan geloven. Kweken blijft een uitdaging!!!! Voor iedereen!!!
Verkoop
Onze vereniging “Steeds Verder” te Twello, heeft via Duiven.net een bonnenverkoop met items “voor elk wat wils”. Zaterdagmiddag 4 jan. om 14.30 uur begint de zaal- of slotverkoop in ons clubgebouw. Onze jeugdige voorzitter Sven van Brummen nam het voortouw voor deze verkoop en zal ook als veilingmeester fungeren. Een enthousiaste jongeling met hart voor de club. Zoals elke postduivenclub, hebben we de centen hard nodig, om penningmeester Cor Wenink nog enige nachtrust te gunnen. Misschien mag ik Sven wat assisteren en we zien U graag zaterdag 4 januari aan de Stinzenlaan 85 in Twello. Koffie met oliebol gratis. Welkom!
Archieven
- juni 2025
- mei 2025
- april 2025
- februari 2025
- januari 2025
- november 2024
- oktober 2024
- september 2024
- juli 2024
- maart 2024
- februari 2024
- januari 2024
- december 2023
- november 2023
- oktober 2023
- december 2022
- november 2022
- oktober 2022
- september 2022
- juli 2022
- juni 2022
- mei 2022
- april 2022
- maart 2022
- februari 2022
- januari 2022
- december 2021
- november 2021
- oktober 2021
- september 2021
- augustus 2021
- juli 2021
- juni 2021
- mei 2021
- april 2021
- maart 2021
- januari 2021
- december 2020
- oktober 2020
- september 2020
- augustus 2020
- juli 2020
- juni 2020
- mei 2020
- maart 2020
- september 2019
- augustus 2019
- juli 2019
- juni 2019
- mei 2019
- april 2019
- maart 2019
- oktober 2017
- september 2017
- augustus 2017
- juli 2017
- juni 2017
- mei 2017
- april 2017
- februari 2017
- januari 2017
- december 2016
- november 2016
- oktober 2016
- september 2016
- augustus 2016
- juli 2016
- juni 2016
- mei 2016
- april 2016
- november 2015
- juli 2015
- mei 2015
- oktober 2014
- augustus 2014
- juli 2014
- juni 2014
- september 2013
- augustus 2013
- juli 2013
- juni 2013
- mei 2013
- april 2013
- februari 2013
- januari 2013
- oktober 2012
- september 2012
- augustus 2012
- juli 2012
- juni 2012
- april 2012
- maart 2012