Flitsen 2012

Freek's Flitsen (1)

Na de "Fratsen" van vorig jaar, wil ik komend jaar "Flitsen".  Wie vorig jaar mijn stukjes volgde, stelde vast dat ik bij de duiven dicht bij de natuur blijf. Daar verandert weinig aan en daarom wil ik mezelf niet steeds herhalen in mijn "dagboek".
Eigenlijk wil ik me komend seizoen meer richten op de buitenwacht. Op school vroeg ik wat leerlingen namen te bedenken voor mijn jonge duiven. Daar werd verrassend positief op gereageerd. Leerlingen staan echter mijlenver af van de duivensport. Ik beloofde via deze site de leerlingen op de hoogte te houden van het reilen en zeilen. Vandaar de "Flitsen".

Op dit moment heb ik 41 jonge duiven aangeleverd gekregen. Piepertjes die net zelf kunnen eten en drinken en in het begin hun vader en moeder nog missen.  Ik vertroetel ze dagelijks en probeer een soort plaatsvervanger van de ouders te zijn.
De duiven zijn ondergebracht op vier afdelinkjes. Per afdeling zitten ongeveer 10 duiven. In totaal heb ik 6 afdelinkjes. Dat is ook nodig, want de komende drie weken arriveren er nog ongeveer 25 jonge talentjes. De vierde afdeling wordt nog aangevuld en de overige duifjes komen op afdeling 5 en 6, die ietsje ruimer zijn. Mijn totale hok is 10 meter lang en 2,5 meter breed.
Elke afdeling heeft een "spoetnik". Dit is een soort uitkijkpost met daaraan de klep om binnen te lopen en een schuif om de duiven door uit te laten. Aan de klep wordt ook de antenne geschoven. Alle antennes samen worden verbonden met de module die de aankomsten registreert als de duiven terugkeren van de wedvluchten.

blauwband

roodkras

kras bont

schalie

Zover is het nog lang niet!  Eerst moeten de duiven worden uitgewend. Dat is een spannende klus voor liefhebber en duif.
Duiven die zich helemaal thuis voelen op hun hok, zullen hier graag terugkeren. Toch kan er van alles misgaan de eerste keren. Soms schrikken duiven, bijvoorbeeld als een sperwer de duiven belaagt. De duiven gaan dan hoog de lucht in en weten dan niet goed waar het hok zich bevindt. Als de duiven de klep blindelings kennen en ze maken de eerste rondjes om het hok, dan krijgen ze te maken met de havik. Vooral de vrouwtjeshavik jaagt in april en mei op jonge onervaren duiven. Ze slaat de onhandig rondfladderende junioren in de lucht en vliegt er moeiteloos mee naar haar horst of plukplaats. Spectaculair om te zien, maar als duivenliefhebber krijg je er nachtmerries van!

De mooiste exemplaren (kwa kleur) van ons kweekseizoen tot nu toe: 2 prachtige roodschimmels!!  

Eind mei nemen de gevaren af. De vrouwtjeshavik broedt ondertussen. Haviken broeden wel vijf weken, las ik ergens. Als de eitjes pas uit zijn, blijft het vrouwtje op haar nest. Pa brengt de prooien. Dat zijn meestal geen duiven, want het mannetje pakt vanwege zijn tengere postuur gewoonlijk kleinere prooien. Tegen de tijd dat het vrouwtje weer gaat jagen, zijn de jonge duiven veel sneller en attenter. Ze probeert het nog wel, maar de pakkans wordt kleiner. Ook zijn er in het veld vaak gemakkelijker prooien te vangen en roofvogels kiezen meestal de weg van de minste weerstand.

In juni is mijn hokbezetting waarschijnlijk al flink uitgedund. In die periode begin je ook met africhten. De jonge duiven worden in alle windstreken weggebracht om ze te trainen het hok in korte tijd terug te vinden. Dit gaat met stapjes. Eerst drie kilometer, dan vijf, dan tien, enzovoort.  Half juli is de eerste wedvlucht. Meestal vanaf een  plaats in de buurt van de grens met Belgie. Ook met africhten blijven er duiven weg. Sommige duiven zijn gewoon niet sterk en slim genoeg. Hun kompasje werkt niet goed. Pas als ze de beproeving van roofvogels en africhting doorstaan hebben, krijgen de duiven een naam. Vanaf dat moment verdienen ze de naam postduif!

Vanwege Freek's allergie voor duivenstof draagt hij, wanneer hij bij de duiven is, altijd een overdruk-masker. Deze filtert mechanisch het meeste (duiven)stof uit de lucht die hij inademt!

Alle duiven op mijn hok hebben een stamkaart en een eigendomsbewijs bij hun vaste voetring. Die vaste voetring krijgen de duiven op een leeftijd van zeven dagen omgeschoven in het nest. Een paspoort voor het verdere leven. Mijn duiven zijn internationaal. Ik heb een Duitser en zes Belgen. De overige duiven zijn in Nederland geboren. Twee komen er uit Friesland, maar de meesten zijn geboren in Twello, in Apeldoorn, in Brummen of in Warnsveld. Sommige fokkers hebben mij uitverkoren om hun duiven te testen. Dat komt mij goed uit.  Doordat ik ernstig allergisch ben voor duiven, heb ik alleen in voorjaar en zomer duiven op mijn hok. Bij het fokken in het vroege voorjaar en bij de rui in het najaar komt te veel stof vrij!

Postduiven zijn niet allemaal even slim, maar ze zien er ook niet allemaal hetzelfde uit. De blauwband is de oerduif die je het meest ziet. Blauwkras of blauwgeschelpt is ook algemeen. Sommige duiven hebben witte slagpennen of witte vlekjes. Dat onderscheidt hen. Er zijn echter nog veel meer kleuren: schalie, schimmel, rood, vaal, zwart, isabel of chocolad.
Kleur zegt niets over kwaliteit!  Zelf vind ik kleur mooi. Ik streef naar prestaties, maar ben genoeg liefhebber om te genieten van kleuren. Sommige leerlingen vroegen me een duif een naam te geven van een bepaalde kleur. Daar ga ik rekening mee houden natuurlijk. Ooit in 1968 had ik een steenrode witpenschimmel. Een prachtige, slimme doffer. Belandde als aanvlieger uit Belgie op het hok van Henk en Jaap Hupkes. Voor 1 gulden kocht ik hem en met jeugdvriend Rinie Vos halen we soms herinneringen op uit die tijd. De "Rooieschimmel" duikt steevast op. Een gewone blauwe, die veel eerste prijzen wint, vind ik echter het allermooist!   (wordt vervolgd)

krasbont

vaal

schalie witpen

lichtkras