Gietel’s geluk (1)

Een nieuwe naam voor een vertrouwde rubriek. “Effen Appen” bleek afgelopen winter een omstreden naam. Buurman Gerrit Massink woont net als ik aan “de Huttendiek”. Daar is iedereen het over eens. De enk achter ons huis heet in de volksmond “Appen”. Buurtschap Appen is al honderden jaren oud en komt in geschriften uit vroeger tijden al voor. Volgens Gerrit is de hele Huttendijk aan beide zijden van de weg gelegen in Appen. Er zijn ook mensen die de Appense kant van de Rijksstraatweg tot Appen rekenen en de overkant van de weg tot “Gietel”. Zo wordt Gietelo door de buurtbewoners veelal aangeduid in het dialect. Ik vroeg buurman en warme bakker Paul Bril om een Salomonsoordeel uit te spreken. Paul was gedecideerd. “De Huttendiek is gewoon Gietelo, geen discussie”. Zelf ben ik import. Kom van “de andere kant van de beek”, zoals Voorst hier wel wordt aangeduid.  Ik lig er niet wakker van. Ik woon officieel in Voorst. Sommigen noemen mijn woonplek Appen en anderen Gietelo. Om niemand tegen de schenen te schoppen praat ik liever over “Huttendiek”. Dan weet iedereen wat je bedoelt. Mocht ons huis in Gietelo staan, dan durf ik het aan om te verdedigen dat onze tuin in Appen ligt en ons duivenhok dus ook in Appen staat. Waar een buurtschap of gehucht al niet groot in kan zijn!  “Effen Appen” van 2019 was dus toch goed gekozen!

Geluk

Over precies twee uren begint de uitvaart van een voormalige collega. Erik was jonger dan ik en moest nog enige jaren werken. Het werk voor de klas viel hem de laatste jaren zwaar. Ik begreep zijn situatie enigszins en had met hem te doen en fungeerde soms als klankbord als hij zijn frustraties kwijt moest. Ook buiten de school liepen dingen anders dan gepland. Dat er onverwacht een einde aan zijn leven kwam, daar denk ik regelmatig aan. Je hebt geluk, als je in goeie gezondheid je pensioen haalt en heel veel geluk als je, zoals ik, de tijd hebt voor je passie. Gewoon samen met José genieten van alledaagse dingen. Meer hoeft dat niet te zijn. Het leven is een kort warm moment, de dood de lange koude rest. Een tekst uit een song van Pink Floyd uit mijn jonge jaren. Het besef dringt steeds meer door. Niet zeuren over kleinigheden. Gewoon genieten zolang het kan!

2020

Sinds vier dagen ben ik weer liefhebber, na een lange duifloze periode. Afgelopen maandag haalde ik de eerste tien stuks op. Dinsdag kwamen er elf bij van ons kweekhokje bij Gerard. Gisteren bracht Bram zijn eerste shift. In totaal heb ik er nu 39 binnen en de komende week zal dat aantal flink toenemen. De eerste ronde zal bestaan uit ongeveer 80 stuks. Half april volgt dan de tweede ronde van ongeveer 20 stuks. Net als vorig jaar zullen de “kleintjes” op een aparte afdeling met eigen spoetnik geplaatst worden en pas in juli samengevoegd worden met “de Brammetjes” op de afdeling ernaast. Globaal praten we over 35 “eigen jongen”, 50 stuks gekweekt door Bram, 10 stuks “testduiven” en 5 “testduiven” van een liefhebber waar we een bon van kochten.

Ren

De pas gespeende jongen zet ik bij voorkeur in de ren om af te harden. Ik voer ze op een voerplank en maak ze handtam. Nu ik gepensioneerd ben, kan ik ze drie keer per dag voeren. Ik til ze stuk voor stuk op en zet ze na de voerbeurt weer op de roostervloer. Zo hou ik de hokken de eerste tien dagen mooi schoon! De duiven raken gewend aan de baas en weten wat het is om in handen gepakt te worden. Daar pluk je later de vruchten van!  De frisse lucht doet de jongen goed en ze kunnen zich vanaf dag één oriënteren en de omgeving verkennen. De stap naar het nachthok is niet zo groot en als ze ’s ochtends dan weer naar de ren gaan, voelt dat vertrouwd voor de junioren. De jongen van de tweede ronde hebben geen ren. Ik compenseer dat door ze de eerste maanden veelvuldig buiten te sluiten. Vorig jaar ging dat prima, maar je weet niet hoe de stand van de haviken zich ontwikkelt. Elk jaar is anders. Rein Evers, die hier niet zo ver vandaan zit, klaagt steen en been over de havik, dus ik vrees, dat we de borst nat kunnen maken!

Afstamming

Uit twee gewone duiven kun je een crack fokken. Arjan en Dave Zoetbrood uit Apeldoorn haalden uit twee Belgische aanvliegers een formidabele vlieger. Zelf ben ik een “fienpreuver”, die niet snel onder de indruk is van de stamkaart. “Stamkaarten kunnen niet vliegen”, hoor je vaak. Dat is ook zo. Veel duiven met ronkende stamkaarten zijn “geen piep tabak weerd”. Aan de andere kant is het ook zo, dat een duifje uit ouders waarvan de grootmoeder de vaandeldraagster is met “zus van de 3e asduif natour p.v. de Pauwstaart” mijn hart niet sneller laat kloppen. Albert heeft het over “genen stapelen”. In het voorgeslacht liefst zo veel mogelijk winnaars en asduiven in groot verband. Het is geen garantie op succes, maar wat er niet in zit, haal je er normaliter ook niet uit. Renpaarden kweek je niet uit Belgische trekpaarden! Ik vind het een uitdaging om steeds op zoek te gaan naar beter. Liefhebbers als A.S., WdB. , Hans E, Gerard K. , Harm V. en Pieter V. zijn ook voortdurend op zoek naar nog betere duiven. Het is bijna een obsessie. Wie gelooft, dat hij zelf de beste duiven heeft, wordt aan alle kanten voorbij gevlogen! Duivensport is één grote zoektocht, zoals het hele leven een zoektocht is naar geluk.  (wordt vervolgd)