Gietel’s geluk (6)

Kweekhokje

Afgelopen jaar hadden we twaalf kweekkoppels op een uur rijden van Gietelo. Inmiddels heb ik een paar duizend kilometers afgelegd, om te overleggen, om voer te bezorgen, om jongen op te halen, e.d. Voor de uitbraak van de coronacrisis, ging moeder Toos trouw mee met haar hondje. Tachtigers verzorgen mijn duiven en moeder als negentiger voelt zich daar thuis. Eigenlijk heb ik geen eigen kweekhok nodig, want elk jaar worden er steevast meer junioren aangeboden dan ik plaatsen kan. Een luxe-positie die je wel zelf moet afdwingen!  Dat ik er een eigen kweekhok op na houd, heeft te maken met het feit dat ik niet afhankelijk wil zijn. En natuurlijk vind ik het hartstikke leuk om zelf kweekduiven te zoeken en te koppelen. De beste vliegduiven van de laatste jaren verhuisden naar ons kweekhok en de aanvulling kwam van duiven die we aankochten of verwierven.

Eijerkamp

Al tientallen jaren kruist Hans Eijerkamp mijn weg. Mijn vorige auto, waar ik  ruim 300.000 pechvrije kilometers mee aflegde, werd gesponsord door de familie Eijerkamp. De prijsuitreikingen van de Ponderosa Vrienden Club waren een jaarlijks hoogtepunt in het winterseizoen!  Toen in 1998 de eerste grote duivenbeurs in China werd georganiseerd, werd ik door Eijerkamp uitgenodigd als standhouder in Peking. Een geweldige ervaring. “Garfield” werd als kersvers wereldkampioen jonge duiven aan Eijerkamp verkocht. Enige maanden later werd hij getransfereerd naar China. Daarna waren er de duivenreizen onder de paraplu van Eijerkamp. Dick Scholten, als vriend en oud-werknemer van Hans, organiseerde talloze reizen, die tot in de puntjes verzorgd waren. Naast China, herinner ik me de reis naar de Olympiade in Kaapstad, waar een schitterende rondreis aan verbonden werd. Een vaste groep duivenvrienden vormde de harde kern, waar Dick steeds weer op rekenen kon. José en ik bewaren daar prachtige herinneringen aan. Dat er ook Eijerkampduiven naar Gietelo kwamen, was niet meer dan logisch. Soms waren het “testduiven” en soms duiven voor het kweekhok. Natuurlijk was niet elk schot raak, maar reden tot klagen is er niet. In 2018 hadden we de eerste vier jonge asduiven van de A.C.C.  In alle vier zit Eijerkampbloed!

Calon

Dat jaar ging ik op bezoek bij Herman en Ria Calon. Herman was al eens bij ons geweest en vond dat het tijd werd om ook hen te bezoeken. We kennen Herman en Ria van de genoemde Eijerkampreizen. Vooral de reis naar de Olympiade in Porto was legendarisch. Toen we vanuit de bus ergens duiven zagen vliegen, besloten we om op eigen houtje deze liefhebbers te bezoeken. Met een man of vijf gingen we te voet op pad. Herman Calon was één van de gekken. Fondspeler Ben van de Berg was er ook bij, net als de betreurde Johan van Dijken uit Groningen. Met Douwe en Bas trokken we ook dikwijls op, maar ik geloof niet dat zij er die keer bij waren. Dwars door braamstruiken, over een snelweg en andere obstakels. Herman Calon liep steevast voorop. Wat een conditie en doorzettingsvermogen heeft deze Zeeuwse boerenarbeider. Herman heeft iets weg van Willem de Bruin. Een enorme dadendrang en inzet. Nooit moe en altijd doorgaan. Dat heeft hij in het dagelijks leven en in de duivensport. Bij Herman namen we die winter een vliegdoffer mee. Een overjarige, uit de beste lijnen. Als laatje verhuisde hij in Zeeland enkele malen van hok en broedvak en daardoor ontpopte hij zich als vechtersbaas en kwelgeest. Een prachtige doffer in de hand bovendien. “Hij is hier niet te handhaven. Zorgde voor kapotte koppen bij mijn getekende duiven. Een drama. Je betaalt hem als ie bevalt, anders mag je hem terugbrengen. Eigenlijk wil ik hem niet kwijt”, aldus de inmiddels tachtiger! Herman had in 2019 de beste jonge duif van Nederland op de korte vluchten. Deels met Willem de Bruin-bloed. Herman is een aparte, die wel wat weg heeft van de Bruin. Alleen is Herman nog gedrevener en nog fanatieker! Ooit spoorde hij José op, die nog in een achterbuurt van Lissabon was, toen de bus wilde vertrekken. José is Herman nog steeds dankbaar! En de doffer? Vorig jaar hadden we veel pech met hem, maar dit jaar lopen er vier mooie jongen. Hoop doet leven!

Bussink

Ooit kocht ik een duifje op een veiling van Henk Bussink. Toen ik Henk enkele jaren later trof op een vergadering vroeg hij naar de nazaat van zijn “Tom”. Ik vertelde, dat het duifje niet lang geleefd had en geen succesverhaal werd. “Dan heb je garantie. Kom maar een andere halen”. Dat vond ik bijzonder sympathiek en samen met moeder ging ik die winter naar Zetten, waar ik uit een mandje met duiven er één mocht uitzoeken. Ik zocht een duivin uit en toen later de stamkaart tevoorschijn kwam, bleek ze te komen uit zijn beste vliegdoffer en beste vliegduivin. Samen scoorden de ouders twaalf eerste prijzen en behaalden ze aansprekende asduiftitels in groot verband. Nieuwe aanwinsten geven nieuwe hoop en op grond van de prestaties van de ouders had ik hoge verwachtingen. Het eerste jaar viel tegen. Van een laat jong mag je niet te veel verwachten in het voorjaar, dus moest het in het tweede kweekjaar gebeuren. Helaas bleken de jongen niet honkvast en dan sta je in dubio. Door de geweldige afstamming en vanwege het uiterst sympathieke gebaar van Henk, kreeg de duivin nog een derde kans. Dit jaar werd ze gekoppeld aan een jonge doffer van Bram, die hier ongepaard tot zeven prijzen kwam. Zijn nestbroer deed weinig voor hem onder. Zal drie keer scheepsrecht zijn? Van de eerste en tweede ronde lopen er nog vier jongen. Het ziet er dus veelbelovend uit.

Willem

Zijn naam viel al in de alinea over Herman Calon. Veel liefhebbers spelen hard met de duiven van Willem de Bruin en de kerstverkoop van zomerjongen via “de Duif” is al jaren op rij een groot succes. Zijn die duiven echt beter? Volgens A.S. wel. Ze vliegen soms wel 100 meter per minuut sneller dan de duiven elders in het land. Nu moet je wel weten hoe de hazen lopen. Willem en Ad zijn al jaren vrienden. Toch wil ik uit eigen ervaring mee kunnen praten. Momenteel lopen er ruim twintig jongen, die voor minstens 50% WdB-bloed hebben. Niet rechtstreeks, maar wel uit de actuele toplijnen als “Hurricane”, “Urbanus”, “Murphy’s Law”, e.a. Geen verwaterde “oude glorie” dus. Steeds op zoek naar beter. Het lijkt wel een hobby binnen de hobby. Ervaring heeft me geleerd, dat zelfs de grootste namen en mooiste stamkaarten geen enkele garantie op succes vormen. Eerst zien, dan geloven! Duiven die in het noorden of westen van het land succesvol zijn, komen op de Veluwe soms niet uit de verf. Omgekeerd geldt misschien hetzelfde. Duiven die op mijn hok, in dit deel van het land, met mijn verzorging, het eerst op de klep landen, dat zijn voor mij de besten. Pas als ze hard vliegen komt de stamkaart in beeld. Niet eerder! En 100 meter per minuut sneller vliegen, zoals A.S. beweert? Dat kan heel goed. Langs de kust waait het bijna altijd harder!

Hoop

Hoop, geloof en liefde. Waar las ik die titel eerder? Bijgehaalde duiven zorgen voor nieuwe hoop. Die hoop komt voort uit het geloof, dat je hebt in mensen als Herman Calon en Henk Bussink. Dan wil je graag slagen met hun duiven en deze mensen belonen met mooie prestaties. Hoe ga je hun duiven koppelen? Ik heb goeie hoop, dat de kweek uit hun duiven dit jaar wel slaagt. Had ik ze misschien tegen elkaar moeten zetten om een gouden koppel te vormen? Je weet het niet. Net zo min, dat je weet of het bloed van de Willem de Bruinduiven “Gietel’s geluk” gaat opleveren. Nooit hadden we zoveel jonge duiven als dit jaar. Een eerste, tweede en derde ronde en allemaal hebben ze een mooie stamkaart. Toch zal het grote gros niet brengen wat je hoopt. Welke duiven scoren en welke duiven zullen missen of verloren gaan? We hebben hoop en moeten geloof hebben in onze duiven. Met liefde heel veel aandacht geven en veel inzet tonen. Zoals Herman Calon en Willem de Bruin harder lopen, dan hun duiven vliegen. Nuchter blijven en je boerenverstand gebruiken. Niet gaan africhten met onervaren junioren bij warm weer en oostenwind. Vooral met zuidoostenwind geen risico’s nemen. Straks einde september weten we meer. (wordt vervolgd)