Gietel’s geluk (7)

Coli

Drie maanden bleven we verschoond van deze gesel. Sinds enkele dagen is het volop raak. Overal uitgekotst voer op de zitschapjes, al dan niet drijvend in een onbestendige, slijmerige, groengele derrie. Geen enkele vlieglust en apathisch gedrag van “slappe vaatdoeken” die nergens op reageren. Zeg maar gerust het c-woord. De nachtmerrie van elke jonge duivenspeler. Niet alleen Jan-met-de-Pet krijgt er vroeg of laat mee te maken, maar ook Bas Verkerk, Willem de Bruin, Bosua en Eijerkamp worden niet overgeslagen. Bij Bas was het enkele jaren op rij zo fnuikend, dat hij de junioren niet kon of wilde spelen op de jonge duivenvluchten. Natuurlijk kun je meteen gaan kuren en vaak helpt dat. Er zijn verschillende medicijnen die met wisselend succes ingezet worden, afhankelijk van de gevoeligheid van de bacteriën die jouw duiven plagen. “Jungtierkrankheit” noemen de Duitsers het. Het is een verzamelnaam voor allerlei varianten van narigheid. Vaak beginnend met het adenovirus, dat de weerstand aantast en dan overgaand naar coli. Een verstoring van het natuurlijk evenwicht in de darmen van de duif, waar altijd colibacteriën en andere vaak nuttige bacteriën de duif in balans houden. Afhankelijk van de weerstand van de duif en eventueel andere sluimerend aanwezige infecties, herstelt de duif na enige tijd. Of de duif gaat dood.

Opa

Aan moederskant heb ik een bijzonder oude opa. Ik ben vernoemd naar beide opa’s en toevallig levert dat de naam op van een beroemde stadhouder: Frederik Hendrik. Opa Hendrik leefde, zo uit het blote hoofd, tussen 1860 en 1936. Hij diende geruime tijd als ziekenverzorger in voormalig Nederlands Indië. Toen hij op oudere leeftijd de dienst verliet met een klein pensioentje, trouwde hij Tonia Bresser en verwekte op oudere leeftijd nog zeven kinderen. Moeder Toos (90) vertelt nog vaak over haar vader. Een trotse, koppige man met principes. Hij moet zeventig geweest zijn, toen hij de kleine Toosje verwekte. Zes jaren later stierf hij aan “ouwe mannenkwaal”. Toen op zekere dag één van zijn kinderen in het wiegje op sterven na dood was, gaf de oude dokter van Heuven het kindje op. “Hendrik, er is niets meer aan te doen, het kindje gaat dood”. Toen de dokter hem die bevestiging gaf, ging hij zelf aan de slag met allerlei kruiden en middeltjes die hij als ziekenverzorger in Indië had toegepast. “Als het kindje toch dood gaat, kan ik niks verkeerd doen, Tonia”, sprak hij en deed alles om het kindje te redden. Met succes! Mijn moeder, die in een klein wereldje leeft, heeft het vaak over haar vader. Misschien aard ik een beetje naar opa of ben ik onbewust geïnspireerd door hem. Dokter Moerman, ook duivenhouder, heb ik altijd bewonderd. Dat wil niet zeggen, dat ik onnozel ben. Mijn leven dank ik op meerdere momenten aan de traditionele medische kennis en aan vakkundige chirurgen. Aan dokter Verhagen, die me met zijn grote handen als baby van zes weken opereerde. En aan dokter Grandjean, die me na een mislukte open hart operatie door een collega, opnieuw opende en mijn leven redde. Heb zelfs een gezonde portie achterdocht bij “kwakzalvers” en zelfbenoemde “wonderdokters”. Toch grijp ik niet gemakkelijk naar medicijnen. Zelfs een simpel paracetamolletje slikte ik alleen als pijnstiller na de operaties aan mijn hart en na andere operaties. Alleen als het echt noodzakelijk is, ben ik blij met medicijnen. Voor mezelf en voor mijn duiven.

Remedie

Natuurlijk zit ik in zak en as, nu mijn duiven zwaar onder de coli zitten. Dan maak je afwegingen en gaat bij vrienden te rade voor advies. Ik stelde een voertje samen van één deel Versele junior, twee delen “Gaby” van Beijers, twee delen “Recup” van Beijers en één deel “Boardingmix” van Matador. Een zgn. lichte mengeling, die U gewoon naar eigen inzicht kunt samenstellen. Het voer maak ik aan met een dopje “Colinol plus” van DHP en met een flinke scheut vlierbessensap uit Corrie’s boerderijwinkeltje. Dit roer ik flink en gooi er dan drie scheppen “Ovocrack” (boterzuur) van Nanne Wolff over. Als de mix nog te vochtig is gooi ik er wat “Terramix” van Versele door en wat klei uit pikkoek met een greep “Ocean Gold” van Matador. Het gaat erom, dat het een rul mengsel wordt, dat graag opgenomen wordt. In het drinkwater gaat “Belgasol” van de Weerd. Ik merk, dat de duiven het met Colinol plus aangelengde drinkwater niet graag drinken en dat moeten we niet hebben. De duiven laat ik niet los. Vrijdag had ik ze nog buiten en dat was een fiasco. ’s Avonds om tien uur zaten er nog tien stuks op het dak van het hok. Ze hadden geen eetlust en zaten apathisch in elkaar gedoken. Met veel moeite pakte ik sommigen en anderen loodste ik met kunst en vliegwerk door de deur naar binnen. Nadat twee weken geleden één gewonde duif (twee gebroken poten) verkoos om buiten te blijven liggen en ze prompt door de steenmarter van het dak van het hok geplukt werd, was buiten slapen geen optie!

Zuurstof

De duiven zitten dus ’s nachts verduisterd in het hok en ’s ochtends open ik, voor het optrekken van de verduistering, het schuifje van de ren. De duiven zijn geconditioneerd en stormen dan naar buiten in de ren, waar wat aangemaakt licht voer klaar ligt op de vloerplank. Als de hokken leeg zijn, zet ik alles open om te luchten. In deze dagen overzie je dan met afgrijzen de vieze bende in de schapjes. Ik maak dan alles goed schoon en ververs de drinkbakken. De rennen zijn voor mij een zegen, zeker in deze colitijd. ’s Avonds herhaalt het ritueel zich in omgekeerde richting. Ik voer dus aangemaakt voer zoals omschreven en de porties zijn ongeveer gehalveerd. Na het voeren gaat de verduistering in (14 uur) en als ik zelf gegeten en eventueel afgewassen heb, loop ik alle duiven nog even na. Dit doe ik al jaren en vooral nu de duiven het heel moeilijk hebben is dit extra belangrijk. Ik speel enkele tellen met elke duif en voel in het kropje of er gegeten en gedronken is. De duiven zitten daar al op te wachten. Zelfs nu ze er als zoutzakken bij zitten, verdedigen ze hun slaapplekje. Iets minder fanatiek dan gewoonlijk, maar toch! Na mijn ronde door de hokken is José benieuwd naar mijn bevinding. “Halen ze de ochtend?”. Dit is een belangrijk criterium. Als er duiven dood gaan, moet ik ingrijpen met medicijnen. Dat hebben we samen afgesproken, want José bemoeit zich niet met de duiven, maar staat er zeker niet onverschillig tegenover. Er staat al enkele jaren een potje 4-in-1 mix klaar van de Weerd en het spul is nog bruikbaar tot 2021. Ik hoop, dat het potje dicht kan blijven!

Ongewis

Het schrijven over de duiven lucht me op. Natuurlijk heb ik de wijsheid niet in pacht en voel ik me verantwoordelijk voor het welzijn van mijn duiven. Zoals ik in 2016 wakker lag in bed, toen de (tamme) havik in enkele maanden tijd 60 duiven sloeg, lig ik nu wakker van de coliperikelen. Maak ik de juiste keuzes? Belangrijk is, om nuchter te blijven en je niet te laten leiden door paniek. Wat is verantwoord en waar liggen de grenzen? De duiven moeten het zo mogelijk zelf overwinnen en ze krijgen daarbij alle hulp die denkbaar is. Overdag zuurstof, schone hokken, aangezuurd licht voer en ondersteuning via het drinkwater. Verder veel liefde en aandacht. Als er duiven ten onder (dreigen te) gaan, treedt plan B in werking. Het geeft een kick, als straks de vluchten beginnen en de duiven geen medicijnen gehad hebben. Het ene jaar lukt dat, het andere jaar niet, maar je moet niet te snel overstag gaan. Van alles wat duiven zelf overwinnen, worden ze uiteindelijk sterker!

Jannie

Gisteren won Bram de eerste prijs in de club met “Jannie”. De enige overgewende jaarling. “Jannie” zat vorig jaar hier bij de latere jongen die net mee konden. Ze won wel enkele keren prijs, maar was geen topper. Aan het eind van het seizoen wilde Bram haar toch overnemen en inpassen in zijn hok. Op dat hok zit een zusje en evenbeeld en op een gegeven moment haalde Bram de twee door elkaar. “Jannie” kwam ongewild buiten en bleef, zonder dat ze terugkeerde in Gietelo. Dat gebeurt eigenlijk nooit, want één keer ophalen is al bijzonder. Op jonkies op uitkippen wint ze de eerste prijs. Dat staat in schril contrast met de verhalen over weggebleven jaarlingen, die in hun jeugd niet of nauwelijks gevlogen hebben. De duiven in Appen/ Gietelo krijgen een gedegen opleiding tot het eindstation en daar plukken ze hun verdere loopbaan de vruchten van. Alleen is het overwennen naar Twello soms “een dingetje”. Nu de junioren hier de komende week niet buiten komen, kan Bram vanaf morgen zijn ploegje over te wennen jaarlingen mooi uit laten, zonder dat we last van elkaar hebben. “Jannie” is vernoemd naar een dierenvriendin uit de Alblasserwaard, die twee jaar geleden een jonkie van ons opving en verzorgde. Helaas heb ik haar e-mailadres niet meer, anders had ik haar het goeie nieuws kunnen meedelen. Mocht je dit lezen, Jannie, stuur dan een mailtje. De volgende keer kan ik vertellen hoe het met de coli verder verlopen is. Ik hoop, dat mijn bevindingen U tot steun zijn. Gedeelde smart is immers halve smart? (wordt vervolgd)