Gietel’s geluk (20)

Geluk

Vanochtend bijtijds naar de duiven. Duiven voeren in de rennen, hokken kuisen, waterbakken verversen en daarna de duiven een bad aanbieden in de ren.  De aanblik van het geploeter en gebadder veroorzaakt bij mij een geluksgevoel. Straks liggen ze allemaal ontspannen en met opstaande veren op de roosters te drogen. Geluk zit in kleine dingen!

Hommage

Nu het vliegseizoen voorbij, blikken we terug. Een hommage of dankwoord in de richting van onze clubbestuurders is dan zeker op zijn plek. Corona zorgde voor veel stress en improvisatievermogen was een must om de boel draaiende te houden. Strenge regelgeving, ongemak, gemopper. De coronabeperkingen treffen de hele maatschappij en ook onze duivenclubs voelen de pijn. Dalende contributiebaten, nauwelijks baromzet, geen gezelligheid en stijgende kosten. Onze jeugdige voorzitter Sven van Brummen, hield de rug recht en deed met veel elan wat nodig was om de boel draaiende te houden. Good old Cor Wenink, met zijn jarenlange ervaring, stond hem bij, net als mannetjesputter Stefan Jansen en “moeder overste” Annet Jutten. Ze verdienen een grote pluim! Ook andere clubgenoten schakelden een tandje bij en hielpen de boel overeind te houden. Vaste “aanpakker” Jan Ketelaar was er vrijwel bij elke vlucht, Werner en Adrie van de Steeg deden voor en achter de schermen hun ding, net als Dick van Dijk als “klokkenman”. Frits van Brummen en zijn Marian zijn ook leden, die nergens te beroerd voor zijn en dan is er natuurlijk maatje Albert Hendriksen, die zich met name op het gebied van automatisering onderscheidt. Natuurlijk waren er meer clubgenoten, die zich in deze moeilijke periode verdienstelijk maakten en allerlei hand- en spandiensten verrichtten, maar dan moet ik de ledenlijst er bij pakken. Applaus voor onze bestuurders, commissieleden, noeste werkers en stille krachten op verenigingsniveau, maar natuurlijk ook van de attractiecommissie van de kring en op regionaal, afdelings- en nationaal niveau met alle bijbehorende fondclubs en geledingen en onderdelen!  Hulde!

Vergelijken

Eerder dit jaar gaf ik aan, bepaalde analyses te willen maken. Moeten we kruisen of intelen? Stro, zand of roosters als bodembedekking? Eerste, tweede of derde ronde? Op nest, of op de deur? Rood of blauw? Medische begeleiding of puur natuur? Dichte hokken of open rennen? Zo kan ik nog wel even doorgaan. Aan het eind van de rit kijk je terug en trek je voorzichtige conclusies.

Kruisen

Afgelopen jaar hadden we drie duifjes uit de combinatie broer maal zus. Ze haalden de vluchten niet!  Dat experiment hoeven we dus niet te herhalen. De twee meest opvallende junioren van 2020 waren de nestbroers 457 en 458. Werden gewoon vanaf het schapje gespeeld en waren tot aan de laatste vlucht ongepaard. Bram was de gelukkige kweker. Normaliter gaat Bram zeer zorgvuldig te werk en ik weet, dat hij graag bepaalde bloedlijnen op de stamkaart terug laat komen. De genoemde nestbroers waren “toevalstreffers”. Bram kwam een duivin te kort en leende er willekeurig één, die bij Albert op overschot zat. Achteraf zit er aan vaderskant en aan moederskant ver weg een match op een bepaalde duif. Puur toevallig. Is dit dan het geheim van deze koppeling? Joost mag het weten. Het leverde wel  twee echte “pointeurs” op, die samen goed waren voor drie keer Teletekst.

Bodembedekking

Kunnen we kort over zijn. Op zand, op stro, op beukensnippers en op roosters zitten of zaten onze duiven, maar we merken nog steeds geen verschil in rendement, gemak of ongemak.

Leeftijd

Die is wel belangrijk. De jongen van de eerste ronde hebben het meeste rendement. De jongen van de tweede ronde zijn gemiddeld zes weken jonger en gemiddeld wat later geslachtsrijp. Onze beste jonge doffer (2e asduif kring/regio) was er één van de tweede ronde. De derde ronde gaf veel plezier, maar totaal geen rendement op het gebied van kampioenspunten. Zelfs  negatief rendement. Als je 17 duifjes extra speelt op de natour en ze behalen geen kampioenspunten, dan moet je elke keer 1,7 duif extra klasseren en dat kost je punten (en het 1e kampioenschap natour in de afdeling!). Toch hadden we het experiment niet willen missen en heb ik nergens spijt van. Wel een leermoment. Komend jaar doen we het anders!

Rood

Rood is de kleur van de liefde. Een songtekst van Marco Borsato, uit de tijd dat Leontien nog zijn gedroomde  liefde was voor het grote publiek. Albert en ik waren altijd al gecharmeerd van de rode kleur, maar helaas hadden we nooit een echte goeie rooie. Ook Bram heeft vooral (vet)blauw en eigenlijk nooit rood of vaal. Enige jaren terug schafte Bram zich een duif aan via Raymond Jonker uit Doetinchem. Waarschijnlijk op een bon. Een jaar later haalde hij er twee vale jongen uit. Niet veel later werd de “Jonkerduif” verspeeld op één van zijn eerste vluchten in het voorjaar. De twee vale jongen gingen naar Appen en al vrij snel was ik er één kwijt bij huis. Toen Bram in dezelfde periode zijn doffer verspeelde, gaf ik geen cent meer voor het enig overgebleven vale duivinnetje. Dit bleek een misvatting. Het vale duivinnetje kwam goed naar huis en ook op de verdere vluchten voldeed ze, ondanks dat haar partner achter bleef en ze dus pech had met neststanden. Derde asduif in de kring werd ze in 2018 en ik besloot haar een kans te geven op het kweekhok. In haar afstamming diverse Teletekstduiven. Haar partner kreeg ik als eitje van Hans Eijerkamp. Een kleinzoon van de beroemdste en duurste duiven die Eijerkamp ooit had. Dat is geen nadeel, maar ook geen garantie voor succes. Meteen het eerste jong eruit verraste met een kringzege en een week later met een regiozege. Helaas ging ze kort daarop verloren, maar toch!  Hoewel ik anders gepland had, zochten de ouderdieren elkaar afgelopen jaar weer op en dat leverde zes jongen op. Vier vale doffers en twee vetblauwe duivinnen. Alle zes werden gespeeld en kwamen probleemloos thuis in het lastige seizoen 2020. De oudste twee presteerden, geholpen door een neststand, uitstekend. Komend seizoen worden er drie van de zes toegevoegd aan het kweekbestand. Daarbij twee vale “zilvernekken”. De kans, dat er volgend jaar wat meer rood vliegt boven Appen, wordt vergroot. Of het gezegde “Rooien en valen bunt donderstralen” uitkomt, moet blijken. Anders is het “Rooien kuj mee knooien en later weggooien” van toepassing.

Uitdaging

Elk jaar heb ik een nieuwe uitdaging nodig om scherp te blijven. Vaak schaf ik nieuwe duiven aan, om te proberen op een hoger niveau te komen. Afgelopen jaar was dat geen meevaller. Weggegooid geld dus. Je moet echter blijven zoeken naar beter en je weet, dat niet elk schot raak kan zijn. Soms duurt het wat langer dan één jaar om conclusies te trekken en moet je geduld opbrengen. Een prachtige doffer uit het allerbeste van gebroeders Atema heeft afgelopen jaar niet de kans gekregen om zich te bewijzen. Ook een beauty van Herman Calon krijgt een jaartje respijt. Dan zijn er de jeugdige Eijerkampjes, die op het kweekhok in kruising de kans krijgen zich te bewijzen. Op papier is het allemaal goud. Nu de praktijk nog! Ik heb er vertrouwen in en ga deze winter niet investeren. Het kweekbestand wordt opgeschoond. Duiven die middelmaat geven en zich niet onderscheiden, verdwijnen. Alleen met een goed rapport ga je over naar het nieuwe kweekhok 2.0.  De allerbeste junioren van lichting 2020 worden de vervangers. Ik geloof in een jeugdig kweekhok. Natuurlijk zijn een paar bewezen senioren belangrijk. Dit worden al gauw je stamduiven en daar moet je hele hoge eisen aan stellen. Het bouwen aan een eigen stam krijgt zo geleidelijk meer gestalte en dat is één van de uitdagingen die ik me stel. Een droomuitslag realiseren, zoals onze uitslag van Nanteuil  (19 van de 20 prijs en vrijwel allemaal in de kop en eerste helft van de uitslag), wordt gemakkelijker als je een eigen stammetje hebt, zonder vraagtekens. Natuurlijk moet ook dan alles mee zitten en blijft zoiets altijd een unicum, maar toch. Dan is er nog de uitdaging om het project “biechtstoel” verder uit te bouwen. De komende weken ga ik een tweede biechtstoel timmeren (95 cm. breed en 80 cm. diep). Dat komt toevallig zo uit en ik wil weten, of het nog kleiner kan. Dit concept wil ik testen en als het brengt wat ik hoop en stiekem verwacht, wil ik het verder uitrollen. Voor beginnende jeugdleden en klein behuisde bejaarden, kan de biechtstoel een simpele, betaalbare en misschien wel optimale oplossing zijn. Misschien voelt onze hedendaagse postduif, afstammend van de “rotsduif”,  zich in een biechtstoel meer thuis dan in een gewoon hok?  Ik wil het onderzoeken en testen. Weer een uitdaging!  Voorlopig geen “stukjes” meer. Geen “blogs”. Volgend jaar hoop ik onder een nieuwe  titel weer mijn zieleroerselen met U te delen. Hou corona buiten de deur, geniet van Uw hobby, hou de moed erin  en alvast een goeie kweek en gezondheid toegewenst!