2016: Hoop, geloof en liefde (9)

Hoop, geloof & liefde (9)

Het is vrijdag 22 juli en vanavond gaan de jonge duiven voor de vierde keer voor prijs op reis. Asse Zellik staat er op de rol, maar dat wordt Feluy.  Een afstand van krap 200 kilometer hemelsbreed. De vooruitzichten voor zaterdag zijn niet gunstig. Met de wind uit de noordhoek kan ik leven, maar met de voorspelde bewolking en buien heb ik er een zwaar hoofd in. Vooral als er onweer bij komt kijken. Voor zondag zijn de verwachtingen beter.  Jammer voor de principiële zaterdagvliegers.  Mogelijk dus een vlucht met twee nachten mand. 

Afgelopen zaterdag gingen de duiven pas later op de middag los. De hele dag zware en vaak laaghangende bewolking. Ook nog in onze contreien toen ze moesten arriveren. Voor mijn gevoel kwamen de eerste duiven vijf tot tien minuten te laat. Aanvankelijk kwamen ze redelijk vlot.  We hadden er 39 gezet en binnen acht minuten waren er 13, waaronder beide getekenden.  Op de meldsite van “Steeds Verder” zagen we, dat Dennis Koers ons met inbegrip van afstandsverschil ongeveer 8 minuten voor zat. Dat was even slikken …  Mijn berekening klopte dus wel degelijk.  Achteraf was er contact met Dennis en bleek hij 4 duiven vlot achter elkaar gekregen te hebben, waaronder beide getekenden!  Hij maakt een prachtige uitslag met zijn kopduiven en begint met de eerste in de regio.  Opvallend genoeg komen er na 18 uur nog slechts 2 duiven en missen we er ’s avonds nog 10. Als ik de meldsite van Eijerkamp bestudeer zie ik, dat zij er ’s avonds  zeker 100 moeten missen.  ’t Was met de zware bewolking zonder enige zon blijkbaar een lastige klus!   Op eigen hok kwamen er de volgende dag nog 7 na en inmiddels heb ik er 8 terug op eigen kracht. Als ik op maandagavond Joke Geven bezoek, hoor ik dat zij er van de 37 ook een stuk of 10 mist.  Het spel met de jonge duiven wordt steeds moeilijker, zo lijkt het.  Eijerkamp heeft vroege jongen die intensief (30 keer) zijn afgericht, die wekelijks op gezondheid gecontroleerd worden door de wetenschap en die begeleid worden door vakmensen.  Ondanks alles toch veel achterblijvers op zaterdag, waarvan er op zondag gelukkig veel nakwamen.  Bij ons in de club hetzelfde beeld. Weinig inkorvende liefhebbers, veel weggebleven duiven en morgen net genoeg inkorvers om in de club te mogen inzetten.  Waar moet het met de sport naartoe, nu het weer wekelijks pe(d)t is en de verliezen bij jonge en oude duiven op veel plaatsen dramatische vormen aannemen???

Op de deur of op nest?  Dat was afgelopen week de vraag. Mijn junioren zitten overdag meestal in de ren en daarmee rem ik de paarlust.  Dennis vertrouwde me toe, dat zijn favoriete duiven op een nestje gespeeld worden.  Het wordt dus tijd om wakker te worden en keuzes te maken!  Na ampele overwegingen heb ik inmiddels besloten om de duiven op nest te spelen.  In mijn situatie is het bijna onmogelijk om op de deur te spelen.  Bij huis vliegen de duiven niet uit (roofvogels en probleem voormalige bakkerij in dorp).  Ik heb geen keus en moet dus een keer of drie rijden met de duiven.  Hoe doe je dat, als er thuis niemand is om doffers en duivinnen gescheiden op te vangen???  Drie midweekse “orgies” lijken me niet bevorderlijk voor succes in het weekeinde.  Op dit moment beginnen de eerste doffertjes te drijven en ik verwacht komende week de eerste eitjes.

Afgelopen woensdag hadden José en ik een fietstocht in de Peel gepland. Dat zou ik mooi kunnen combineren met een ritje Ravenstein. Om 8.30 uur loste ik de junioren bij een staalblauwe hemel en een verblindende zon. De wind kwam uit het zuidoosten. Het vertrek van de duiven was slecht. Zeker vijf minuten na de lossing kwamen ze voor de derde keer over de losplek en ze leken de goede richting niet te kunnen bepalen. Dan ga je als liefhebber twijfelen. Zit het in de kopjes niet goed, of ligt het aan de omstandigheden?  Tijdens het fietsen dacht ik regelmatig aan de duiven. ’s Avonds las ik de module uit en zag, dat de eerste duiven 55 minuten nodig hadden voor de trip. Ze waren aardig uit elkaar geslagen en pas rond 11 uur kwam de op één na laatste. De “Bonte witstaart” miste ik.  Zou hij gepakt zijn door de havik bij aankomst in Appen?  De vele individuele aankomsten zouden in die richting kunnen wijzen.  Toen ik rond 20 uur de duiven wilde voeren, kwam uit het zuiden de witstaart aangevlogen. Het beestje was erg gestresst en bleef wel een kwartier in de lucht. Ik trok een logische conclusie: hij heeft uitgerust op de voormalige bakkerij na in de ochtenduren aan de dood ontsnapt te zijn bij zijn aankomst. Het verschijnsel van arriveren rond 20 uur heeft hier vrijwel altijd te maken met een eerdere aanval van de havik diezelfde dag. Alles wijst erop: tijdstip van arriveren, uitgerust zijn en erg angstig om te landen op het hok.  De “Bonte witstaart” had geluk en het baasje was blij. Veel heeft ie nog niet gepresteerd, maar het is een fijne en opvallende duif op het hok.

In Appen huizen nog 38 junioren en een jaarlingduivin. De laatste moest mijn jongen attent houden afgelopen voorjaar en fungeert inmiddels als “animeermeisje”.  Uit de ziekenboeg ontsloeg ik afgelopen week een duif na een verblijf van enkele weken in een rennetje in de tuin.  Ze liet haar ene vleugel licht hangen en ik twijfelde. Iets geraakt of ….?  Ik nam geen risico en zette haar apart.  Het lijkt erop dat er niet veel aan de hand is. De vleugel wordt weer opgetrokken en de africhting vanaf Heteren en Ravenstein werd goed verteerd. Ze mag morgen haar debuut maken op een prijsvlucht!

Bij Nanne Wolff ben ik nog niet geweest. Preventief kregen ze afgelopen week  “gele druppels” in het drinkwater tegen tricho.  Het is volgens Jaap Koehoorn zijn meest verkochte product en een ontsmettingsmiddel.  Geen geneesmiddel als ronidazole dus. Of het net zo goed werkt?  Mijn bezoekje aan dokter Wolff heb ik dus nog even uitgesteld. De duiven komen aardig naar huis, de verliezen zijn te overzien en het geeft een goed gevoel als je duiven naturel en zonder medische hulp overeind blijven. Garantie dat het met medische begeleiding beter gaat kan niemand geven.

Nu we een aantal weken vliegen, zie je welke duiven het goed doen en welke duiven er moeite mee hebben.  Met een kritisch oog kijk ik naar de duiven. Met Bram wissel ik informatie uit en hij hoopt daar op zijn kweekhok zijn voordeel mee te doen.  Net als Albert heeft Bram de nodige “papieren tijgers” op zijn kweekhok. Duiven van bekende liefhebbers met geweldige afstamming. Lang niet al die duiven beschikken over kweekwaarde.  Soms geven ze enkel “wegvliegers” die bij de eerste de beste beproeving door het ijs zakken.  Op ons eigen kweekhok ben ik inmiddels ook klaar met een aantal “kwekers”.  Jaar na jaar stellen ze teleur.  Na uiterlijk drie jaar mag wat mij betreft zelfs de allerduurste aankoop afgevoerd worden. Soms ben ik er al eerder klaar mee. Alleen duiven die jongen geven die gezond blijven en voldoende hardnekkig zijn, maken kans om te blijven.  Vroege prijzen kunnen winnen is een tweede criterium en ten derde moeten de duiven je een goed gevoel geven. Ze moeten goed van bouw zijn en uitstraling hebben. Aan “flodders” , “angsthazen” en “achteruitkijkers” heb ik een gloeiende hekel, net als aan duiven die steevast na de prijzen arriveren. Wat moet het lastig zijn voor die liefhebbers die bijna al hun jongen kwijt zijn.  Lag het aan de kwaliteit van het kweekmateriaal, aan de voorbereiding, aan de gezondheid?  Als je extreem veel jongen kwijt bent, bijvoorbeeld aan de havik, wordt het uiterst lastig om de goede van de slechte kwekers te scheiden. Ik herinner me een aangekochte doffer van combinatie Vierhout. Op een prijsuitreiking zag ik vader Jaap en moest hem bekennen, dat we nog niets wisten over de kweekwaarde van hun duif. “Of de nazaten goed of slecht zijn weten we niet. Wel dat ze voor de havik ongelooflijk lekker zijn”, vertelde ik.  Vorig jaar vloog een jong uit “de Vierhoutdoffer” een eerste in de kring. Dat jong schonken we aan de vereniging om als “eersteprijswinnaar” te verkopen. De “Vierhoutdoffer” stierf onverwacht. Zo gaat het vaak met aankopen. Over de combinatie Vierhout geen verkeerd woord overigens. De selectie op het kweekhok kan niet streng genoeg zijn. Kweken we uit “naamduiven” die soms “rondgepompt” worden via verkoopsites, of kijken we kritisch naar wat elke kweker nu werkelijk aan nafok gegeven heeft?  Denkend aan goede vriend wijlen Jan P. Suijkerbuijk weet ik, dat de liefhebber met het scherpste mes het langst stand houdt. Diens broer wijlen Cees, was de bekendste van het ooit legendarische Zutphense trio Jan, Gerard en Cees.  Vooral dankzij Hans Eijerkamp en in mindere mate Harm Vredeveld. “James Bond” , “Glamourboy” en “Loverboy” zijn namen die direct of indirect aan Cees gelinkt kunnen worden. Toen ik een keer in ontspannen sfeer met Cees en Ali aan de thee zat in Eefde,  vroeg  ik gekscherend wie de beste liefhebber in de familie was. Zijn antwoord was opmerkelijk:  “Mijn oudere broer Jan noemde ik vroeger een ezel, maar hij is zonder twijfel  de beste liefhebber. Met een minimum aantal duiven en slechts één kweekkoppel is hij een kwaaie rakker. Zijn grootste kracht is een vlijmscherp kapmes!”  Op het kweekhok moet je spijkerhard zijn en alleen de feiten laten tellen. Als de mooie stamkaart niet vergezeld gaat van keiharde bewijzen van bekwaamheid kun je er de houtkachel mee aanmaken!  We moeten streven naar “gemakkelijke kwekers” en “moeilijke kwekers” zo snel mogelijk ruimen, ongeacht herkomst of reputatie!

(wordt vervolgd)