Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (6)
Tijd
Begin februari zette Albert de laatste blog op onze site. Inmiddels twee maanden geleden. Steeds was er op zondagmorgen iets anders te doen. Overleg binnen het team, junioren ophalen, voer en bijprodukten aanleveren, het hoort er allemaal bij. Het is ook de periode, waarin de grote moestuin omgespit moet worden en er gezaaid en gepoot wordt. Het maken van een blog schiet er dan bij in. Voor mezelf zijn de afgelopen weken in totaal zeventig jongen in Gietelo geplaatst. Voor José haalde ik vanochtend nog vier jongen die speenrijp waren voor het kasthok. Nog acht stuks liggen er. De ringen voor eigen gebruik zijn benut. Nu kunnen we aan anderen gaan denken. De eerste liefhebber, die we gaan bedienen, is een serieuze en relatief jonge liefhebber. Hij had vorig jaar wat bonnen en kocht er enige junioren bij. Op zijn hok kreeg hij te maken met paramixo, coli en alles waar je voor vreest. Het werd een verloren seizoen voor de jongen. Het verschaffen van “garantieduiven” is dan een logisch gebaar. Ook zijn er zes “O.L.R. - duiven” bijna speenrijp. Eén van de teamleden opperde het idee om aan een “one-loft-race” mee te doen. Daar moet je voor open staan. Met vijf teamleden lappen we de kosten, die zo goed te overzien zijn. Het wordt een race in Kroatië. Volgende week zullen er ook de nodige “bonduiven” speenrijp zijn. Dit zijn jongen van koppels, waarvan we zelf ook minimaal vier jongen voor eigen gebruik afgezet hebben. Met behulp van voedsters is dat te realiseren. Als laatste komen de bestelde duiven. Liefhebbers vragen dan om bepaalde koppelingen, of willen nazaten uit onze beste kwekers. Dat worden dan duifjes van mei of juni. Meestal gaan ze bij de nieuwe eigenaar rechtstreeks naar het kweekhok, maar we vinden het eigenlijk heel prettig, als de aankopen uitgetest worden.
Club
Onlangs was de jaarlijkse prijsuitreiking van onze eigen club. Het is goed elkaar weer te ontmoeten en bij te praten. Ook was er de traditionele klus- en poetsdag in en rondom ons verenigingsgebouw. Uit Deventer kwamen enkele nieuwe leden, maar we verliezen ook een gewaardeerd lid: Gerard Bolink. Gerard is pas enkele jaren lid. Nadat “Snelle Wieken” in Bathmen werd opgeheven, kwam Gerard met clubgenoot Ben onze gelederen versterken. Al enkele tientallen jaren is Gerard, alsmede zijn partner Diana, gecharmeerd van Ameland. De liefde is zo groot, dat ze twaalf jaar geleden al een poging waagden om zich op Ameland te vestigen. Door omstandigheden (de huizenmarkt werkte destijds niet mee), ging dat toen niet door, maar het verlangen werd niet minder en afgelopen winter kwam alles in een stroomversnelling. Er werd een oude “commandeurswoning” aangekocht. Destijds in de achttiende eeuw gebouwd door een walvisvaarder en de eigen woning in Bathmen ging vlot van de hand. Gerard, die eind dit jaar met pensioen zou gaan, nam er een voorschot op en ze vertrekken deze maand al. De kweekduiven gaan mee, want ze hebben zich aangemeld bij één van de twee postduivenverenigingen op Ameland, om daar een nieuwe start te maken. Dertien speenrijpe junioren zijn in onze club verloot ten bate van de club. Omdat Sander, José en Freek in principe in aanmerking komen voor een duifje en de twee jongste dochters van Sander wel een duifje willen, zijn er in Gietelo twee afgezet voor de aardigheid. Een leuk gebaar van de “Amelandvaarders”. Gerard en Diana werden gehuldigd als dagfondkampioenen van onze vereniging en sluiten hun kortstondige lidmaatschap dus op een hoogtepunt af. Dat een mooie droom voor jullie op Ameland in vervulling mag gaan, is de wens van de hele club!
Kweekwaarde
Zit inmiddels al ruim zestig jaar tussen de (post)duiven en zag in die jaren veel dingen veranderen. Als jongeling was je gebiologeerd door Belgische aanvliegers. Ik herinner me de steenrode schimmel van 1968, die als pieper tussen de sierduiven van Henk en Jaap Hupkes belandde. Ik kocht hem voor een gulden en probeerde de vleugelstempels te ontcijferen. De duif was van ene August uit Hemiksem. Achteraf denk ik, dat het een duif was voor de Quievrainvluchten. Een zeer levendige duif en een echte lokker, die achter alles wat door de lucht kliefde aanklapperde. Een pure vitesseduif, zoals je ze destijds veel in België zag. Toen ik me rond mijn achttiende verjaardag aanmeldde bij Appie Derks in de Baankstraat in de Hoven, had ik de “Rode Schimmel” nog steeds. Bij binnenlandse africhtingsvluchten was hij steevast mijn eerste duif, maar als we wat verder België in gingen, gaf hij niet thuis. Een leermoment! In die tijd haalde ik ook jonge duiven bij dierenhandelaar van Harten in Apeldoorn. Hij woonde aan de Oude Beekbergerweg in een wit huis met diepe tuin en handelde in apen, kraaien en vooral duiven. In gedachten zie ik hem voor me met zijn “boksersneus” Tijdens de zomermaanden zaten er soms honderden duiven. Veelal aanvliegers. Op zeker moment had hij de Belgische opvangers apart zitten en daaruit formeerde hij “kweekkoppels”. Er was blijkbaar vraag naar duiven uit de bakermat van de duivensport. Op zondagochtend, als we ons verveelden, reden we dikwijls op de fiets naar van Harten. Rini was er meestal bij, maar ook Jaap en Jan Groot Boerle gingen mee. Tussen de honderden duiven zocht je met je ogen naar een “pareltje”. Op de terugreis met de fiets stopten we steevast bij Ruisch aan het kanaal in Lieren om een ijsje te scoren. Mooie jeugdherinneringen! Veel wijzer werden we niet van alle aanvliegers. We zochten naar mooie ogen, zoals John Lambrechts ze beschreef en toonde in zijn destijds populaire duivenboeken. Naar brede ruggen en naar prachtige vleugelprofielen, zoals Vanderschelden de liefhebbers voorhield. In die jaren geloofden hele volksstammen nog in zaken, waar we nu schamper om lachen.
Kweekwaarde (2)
Het geheim zit niet in de ogen, niet in de rug, niet in het vleugelprofiel en niet in de Belgische origine. Jan Suijkerbuijk geloofde in “het kompasje”. In de duif met de beste oriëntering. Verder geloofde hij in gerst en “vlugge jongen”. Samenvattend: zoek het in slimme en vitale duiven met natuurlijke gezondheid. De mand is de beste keurmeester! Zelf werd ik ouder en wijzer en had het geluk soms een teletekstwinnaar of eerste asduif op het hok te hebben. Ik hoopte er verder mee te komen, maar ontdekte, dat de meeste teletekstwinnaars en asduiven in groot verband, geen garantie zijn voor succes in de kweek. Dat was even slikken! Veel bewezen prestatieduiven hebben geen intrinsieke kweekwaarde. Daar komt bij, dat je voor het fokken van een bijzondere duif twee ouders nodig hebt, die bij elkaar moeten passen en elkaar moeten aanvullen. Zie die maar eens te vinden! Ik geloof trouwens niet (meer) in het ideale kweekkoppel, waar de toppers achter elkaar uitrollen. Het is heel ingewikkelde materie en ik probeer het voor mezelf simpel te houden. Duiven, die met meerdere partners regelmatig een goeie of bruikbare nazaat geven, hebben blijkbaar kweekwaarde. Duiven, die daar niet in slagen, hebben die kweekwaarde blijkbaar niet. Daar moet je geen energie meer in steken, want dat is tijdverspilling. Ik geloof wel in “genenstapeling”. Stamkaarten met zo veel mogelijk bewezen goede duiven in rechte lijn in het voorgeslacht. In de hand, mag er aan een kweekduif niets ontbreken en doffer en duivin moeten liefst complementair zijn. Elkaar aanvullen. Ook aan de gezondheid van de duiven mag niets mankeren. Vervolgens heb je nog maar één ding nodig om een topper te kweken: geluk!
Kweekwaarde (3)
In “de Duif” kijk ik graag naar foto’s van topduiven en de bijbehorende pedigree. Hoe kweken topliefhebbers hun toppers? Ik probeer er iets van te leren. Maken ze gebruik van “heterosis” c.q. bastaardsterkte? In reportages over Eijerkamp, Gerard Koopman, Willem de Bruin en Verkerk, om maar een zijstraat te noemen, valt me één ding in het bijzonder op. Hun beste duif is vrijwel altijd gefokt uit het beste van eigen hok in kruising met het beste van elders. Bij de Bruin zie je een geslaagde kruising met een duif van Lin, of een via Eijerkamp verkregen duif van Bakker, als het gaat om het allerbeste. Blijven we in Reeuwijk, dan zien we bij Gerard en Bas hetzelfde. Ineens is er een witte (?) overwinnaar, of duikt er een asduif van Noorlander op in de stamkaart van de beste duif. Bij Eijerkamp en Koopman zie je hetzelfde. Bijna altijd is er een aangekochte nationale asduif of Olympiadeduif in het spel. In combinatie met het beste van eigen hok wordt dan de superduif geboren. Op eigen hok experimenteren we met vader op dochter, of moeder tegen zoon produkten in kruising met een andere lijn. Komend jaar moet blijken, of we daarmee verder gaan, of in een doodlopende straat beland zijn. Ondervinding is de beste leermeester en wie niet waagt, die niet wint!
Harry
In blog 4 had ik het over schoolvriend Harry. Vijf jaar lang klasgenoot en beste maatjes. De man, met wie ik al mijn stages op de P.A. samen liep en waarmee ik vele mooie momenten meemaakte. Ruim een halve eeuw zag ik hem niet, maar ik dacht nog altijd met weemoed terug aan hem. Twaalf dagen geleden schrok ik, toen ik zijn overlijdensadvertentie las. Harry was van 30 oktober, ik van 30 december 1952. Ik hoopte, dat het een andere Harry was, maar een blik op de site van voetbalvereniging “Sallandia” bevestigde mijn bange vermoeden. Ik bezocht de condoleance. Ik had sterk de behoefte om hem de laatste eer te bewijzen. Meerdere keren dacht ik aan een kleine reünie met vier schoolvrienden. Het kwam er niet van en achteraf betreur ik dat zeer. Een gemiste kans!
Tonnie
In het leven doorloop je verschillende fases. Op de kleuterschool heb je de eerste vriendjes. Op de lagere school maak je weer andere vrienden. Dan volgt in mijn geval de (m)ulo in Zutphen en vervolgens de kweekschool in Deventer. Overal kom je leuke mensen tegen, maak je vrienden en vervolgens verwateren die contacten, als je een periode afsluit. Dan volgt er een onderofficiersopleiding in Bussum van een half jaar. We lagen met zestien man op een kamer en ik kan ze stuk voor stuk uittekenen en met naam en toenaam noemen. Een mooie tijd, maar geen van hen kwam ik ooit nog tegen. Toen volgde de parate tijd bij de genie in Seedorf. Hetzelfde verhaal. Prachtige herinneringen, fantastische dienstmaten, maar na het afzwaaien zag ik niemand ooit terug. Blijkbaar werkt het zo in het leven. Als je alle contacten in stand wil houden, kom je aan leven niet meer toe. Of ligt het aan mij? Sinds een half jaar zit ik op biljarten in Klarenbeek. Via oud-collega Miek kwam ik er terecht. Ik dacht er niemand te kennen, maar na enkele weken voelde ik me er helemaal thuis. In gezelschap van Harry Preusterink, Jos Huits en Arthur Nowack speelde ik mijn eerste potje biljart als student in Deventer bij café “Zondag” aan de Bierstraat in Deventer. Vlak bij de bovenwoning waar Harry met zijn vader woonde. Jos en Harry zijn inmiddels niet meer onder de levenden en ik besef hoe snel alles voorbij gaat. Op de biljartclub kwam ik in contact met Tonnie. Een ervaren biljarter, die al twee keer een tia had en deels herstelde van een dwarslaesie. Op zijn driewieler komt hij naar de club en zijn spastische handstand verraadt zijn medische verleden. Tonnie is een aimabele man van geboortejaar 1951. Ervaren lasser in betere tijden en generatiegenoot, die er lol aan beleeft om anderen in te wijden in de geheimen van het librespel. Hij heeft geduld en humor en probeert mij ook de basis van het biljartspel bij te brengen. Geen eenvoudige missie, want ik ben geen natuurtalent. Ik geniet van de nieuwe omgeving, de nieuwe contacten en het edele biljartspel. De ideale combi voor mij, naast de hectiek van het duivenspel. Mogelijk komt hij zichzelf tegen in deze blog, want via internet heeft hij de weg naar onze site gevonden. Tonnie is in mijn ogen een natuurtalent in het overbrengen van kennis en ik probeer zijn aanwijzingen op te volgen. Geloof mij: biljarten is een kunst. Dun, dik, hard, zacht, effect, houding, je moet aan veel dingen tegelijk denken. Morgen zijn er weer clubwedstrijden. Voordat ik stoot moet ik me concentreren en aan de wijze woorden van Tonnie denken: “Hebbe, hebbe, hebbe en dan er doorheen”. Vooral dat laatste vergeet ik telkens weer.
Roofvogels
Als ik eenmaal achter het scherm zit, rollen de regels er haast vanzelf uit. Ik zie, dat mijn blog items genoeg heeft en moet nodig stoppen, want het is tijd om te voeren. De roofvogels houden de duiven scherp. Elke keer als de duiven los gelaten worden, is de havik er als de kippen bij. Het mannetje van de havik is de grote onruststoker. De junioren, die al enkele weken aan huis trainen, zijn meteen vertrokken als ze de vrijheid krijgen. Daar beleeft de havik weinig lol aan. Het meest kwetsbaar zijn de jonkies, die aan hun eerste trainingsrondjes om het hok beginnen. De mannelijke havik herkent de jeugdige stuntpiloten intuïtief en schept de onnozele beginnelingen moeiteloos uit de lucht. Meestal ben ik in de tuin aan het werk, als de duiven buiten zijn. Vaak sta je machteloos toe te kijken, als de havik nadert en aanvalt, maar soms kun je reddend optreden. Zoals eergisteren. De duiven sloegen tijdig op de vlucht bij het naderen van het onheil. Het mannetje trok zich quasi nonchalant terug, maar hield blijkbaar van afstand de boel in de gaten. Toen de duiven terugkeerden en deels in de tuin scharrelden en in bad lagen, kwam hij dekking zoekend achter onze woning laag aangescheerd op volle snelheid en overrompelde toen de hele koppel. Dan blijkt, dat de havik een uitgebreid repertoire aan jachttechnieken beheerst. In de vlucht greep hij een junior. Het duifje bungelde aan één poot onder de havik. Vier eiken belemmerden een snelle aftocht en ik rende al schreeuwend en klappend achter de havik met zijn bungelende prooi aan. In de consternatie van opvliegende kraaien, kakelende kippen en uiteenstuivende duiven, miste ik een stukje van de film. Ik had het slachtoffer afgeschreven, maar op het eind van de middag kwam de jonge doffer retour. Een beetje mank, maar verder ongeschonden. De mannetjeshavik is een onruststoker, maar in doeltreffendheid geen schim van zijn vrouwelijke partner. Het is een dagelijkse strijd. De ene keer zegevieren de duiven, de andere keer trekt de havik aan het langste eind. We moeten er mee leren leven en 10 tot 15 procent van de te kweken junioren reserveren als prooi voor in ons geval de havik. Nog ongeveer drie weken liggen we in de vuurlinie. Ervaring leert, dat in mei het aanbod aan jonge zang- en weidevogels toeneemt en onze duiven meer rust en kansen krijgen het vege lijf te redden. (wordt vervolgd)