Gietel's geluk (2)
65
Zoveel junioren zijn er tot heden gearriveerd of opgehaald. Morgen komt Bram er weer een paar bezorgen en gaan we door de zeventig waarschijnlijk. Ik kan oprecht genieten van het jonge spul en in gedachten zie ik ze al thuis komen van de vlucht komende zomer. De eerste dagen krijgen ze nog veel mais en groene erwten. Het is belangrijk, dat het geen “fijnzaadpikkertjes” worden. Duiven, die er een gewoonte van maken om erwten en mais te negeren, hebben te veel tijd nodig om het kropje te vullen en die tijd krijgen ze bij mij niet. De energie uit de mais hebben ze bovendien op de verdere vluchten hard nodig om thuis te komen. Inmiddels ben ik van drie naar twee voerbeurten per dag gegaan. ’s Ochtends beginnen de duiven al opgewonden te piepen als ze me zien. Als ik de voertafel uitklap, vliegen de vlugsten al meteen op het voer af. Dat gaat met het nodige geluid en het stimuleert de anderen om ook te gaan eten. Ongeveer tien minuten ga ik er bij zitten en strooi beetje bij beetje het voer tussen de duiven. Zo raken de junioren spelenderwijs gewend aan mijn handen. Vaak pak ik er een paar op om te voelen hoe ze er voor staan. Zo worden ze steeds tammer en rustiger! Tussen de bedrijven door kuis ik de zitschapjes, want ik hou van propere, stofarme verblijven. Als ik zie, dat de kropjes gevuld beginnen te raken, stop ik en klap de voertafel weg tegen de wand. Tijd om te drinken! Zo werk ik de drie in gebruik zijnde afdelingen af. De vierde afdeling is half april voor de ongeveer 20 junioren van de tweede ronde.
Voer
Totdat de slagpennen goed zijn uitgegroeid, voer ik kweekvoer. Tegen de tijd, dat alle duiven vlot eten en drinken (30 – 35 dagen oud) begin ik ze vlierbessensap te geven. Het sap laat ik een nachtje intrekken en het geïmpregneerde voer maak ik ’s ochtends rul met piksteen, verbrokkelde klei, mineralenpoeder, biergist, terramix, e.d. Zijn ze een week of zes oud, dan maak ik het voer lichter. Vorig jaar gaf ik de juniorenmengeling van Versele en benutte ik de “recup-mengeling” van Beijers om het voer minder zwaar te maken. Dat beviel goed en wordt ook in 2020 toegepast.
Zoektocht
Duivensport is voor mij een voortdurende zoektocht naar betere duiven. Dat geldt voor heel veel liefhebbers. Vroeger kocht ik vaak bonnen en verzilverde die her en der. Samen met Albert reden we in 1996 naar wijlen Jan de Visser in Axel. Toen ik de bon kocht via veilingmeester wijlen Cor Bruinsma uit Vorden, verklaarden omstanders me voor gek. “Weet je wel waar Axel ligt?” vroeg iemand. Tegen zijn duivenmaat mompelde hij verder: “Een hele zaterdag ben je onder de pannen, je verjakkert een tank benzine en één keer loslaten en het duifje is weg. Zonde van het geld, van de tijd en van de moeite”. Zelf bewaar ik mooie herinneringen aan dat bonnetje. Jan de Visser, spelend onder de naam Visser-Lensen, had het goed met ons voor. Hij had genoeg aan 25 jongen van de eerste ronde en de hele tweede ronde ging weg op bonnen. Jan had in die tijd de snelste van Orleans Nationaal en de clubs wisten hem te vinden. Omdat we het verst moesten rijden en omdat ik vooraf al regelmatig telefonisch contact met hem had, gunde hij mij een prachtige blauwe doffer uit zijn provinciale asduif. De klasse droop er van af en het duifje stelde niet teleur. In het najaar van 1996 brachten we Jan een geborduurde badhanddoek, omdat zijn “Axel” 1e asduif NCC Oost Nederland was geworden. Met tranen in de ogen van ontroering maakte Jan in zijn keukentje de koffie voor ons klaar. Neef Toon, die bij hem in huis woonde, genoot mee. Albert was er bij. Duivensport kan heel mooi zijn. Jan de Visser kon voor mij niet meer kapot en een vriendschap was geboren. Helaas stierf hij enige jaren later veel te vroeg.
Moderassen
Daar moet je mee uitkijken! Duiven moeten bij je passen. Vijf jaar geleden kochten we zes zomerjongen bij Hans Hak in Maurik. Uit zijn toppers. Aardige, hardwerkende liefhebber met fantastische resultaten op de dagfond. “Je maakt een fout”, zei Martin Geven me niet veel later. “Als jonge duivenspeler moet je snelle duiven halen en geen dagfondduiven”. Eigenwijs als ik ben, wilde ik mijn gelijk halen. Na enkele seizoenen moest ik Martin postuum gelijk geven. Hans is een sportieve vent en hij heeft echte dagfondduiven en een eigen stammetje, waarmee hij fantastische uitslagen maakt, maar … bij mij rendeerden ze onvoldoende. Ik moet duiven hebben die als jonge duif gelijk hun kunnen tonen. Vroeg rijp en passend in mijn systeem. Daarmee wil ik geen kwaad woord zeggen over Hans Hak of zijn duiven. Zou ik dagfondspecialist zijn geweest, dan was het een heel ander verhaal geworden! Gelukkig liggen de Hakduiven goed in de markt en konden we ze zonder al te veel verlies op internet kwijt. De zoektocht gaat echter verder en mijn aandacht ging uit naar Willem de Bruin. Speelt nationaal aan de top. Vitesse, midfond en met jonge duiven. Het spel, dat ik verkies. Al enige jaren op rij verkoopt “de Duif” meteen na de kerst een ronde zomerjongen van Willem. De duiven worden fraai gepresenteerd en ik raakte steeds meer geïnteresseerd. De rechtstreeksen uit “Uranus”, “Hurricane”, “Murphy’s Law” gaan ver boven mijn begroting. Op zoek dus naar een achterdeurtje! Komend jaar ga ik vliegen met duiven die deels afstammen van duiven van de Reeuwijkse voormalig tandarts. Deels via testduiven en deels via op ons eigen kweekhokje geboren jongen uit nazaten van de Bruinduiven via derden. Ben heel benieuwd wat deze duiven hier presteren. Afgelopen jaar had Willem de beste allround jonge duif van Nederland. Herman Calon in Zeeland had de beste jonge vitesseduif van Nederland. Wel met een duif voor 50% afstammend van de tandarts. Toevallig? Dat maakt me nieuwsgierig. Zijn deze duiven echt zo goed en zouden ze het in Appen ook doen? Straks in september doe ik het verhaal uit de doeken!
Testduiven
Door ervaring wijzer geworden, ben ik terug gekomen op het testen van junioren van verschillende hokken. Te veel ziektekiemen, virussen e.d. breng je samen als je duiven haalt van verschillende liefhebbers uit verschillende milieu’s. Komend jaar duiven van ons eigen kweekhok, van het hok van Bram en van twee testhokken. Misschien is dat al te veel? Zoveel mogelijk duiven van dezelfde origine op dezelfde afdeling is het uitgangspunt. Zo min mogelijk bijzetten van duiven van verschillende leeftijd is een ander streven. We verkeren in de luxe situatie, dat verschillende liefhebbers ons jaarlijks polsen om duiven voor hen te testen. Soms zijn dat liefhebbers, die zelf niet met jonge duiven kunnen spelen. Soms zijn het topspelers die zelf te weinig plek hebben om nieuwe aankopen te testen. Meestal hou ik de boot af. Alleen als het aanbod heel aantrekkelijk is en de testduiven veelbelovend, ga ik de uitdaging aan. Vorig jaar hield ik de testduiven buiten de deur. Dit jaar kon ik de verleiding niet weerstaan. Ik hoop, dat de testduiven bijdragen aan Gietel’s geluk, maar ze moeten eerst bewijzen, dat ze beter zijn dan de duiven die we zelf hebben! Met gezonde spanning gaan we de uitdaging aan. In september weten we meer. (wordt vervolgd)