Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (3)

Peter

José is naar de sportschool, de kippen zijn gevoerd en er staat niets op de agenda. Er is enige inspiratie, dus duik ik achter het toetsenbord. Ik open de maagdelijk witte “wordpagina” en wil openen met de titel. Het is de derde versie, dat weet ik zeker, maar de naam van mijn schrijfsels in 2025 wil me niet te binnen schieten. Het is alliteratie (“Leentje leerde Lotje lopen”), maar met welke letter begint de titel? Ik pieker me suf, maar de titel komt niet tevoorschijn. “Alzheimer light”? In gedachten zie ik de wanhopige blik in de ogen van Peter Green, die avond in “de Boerderij” te Zoetermeer. Samen met Henri was ik naar schatting vijftien jaar geleden naar een optreden van de “Peter Green Splinter Group”. Peter was in zijn jonge jaren oprichter van “Fleetwood Mac”.  Witte blues en met een onmogelijk nummer als “Oh well” stonden ze op één in de top 40. “Albatros” kent U misschien via het crematorium, “Need your love so bad” is eigenlijk geleend, “Black magic woman” ook bekend via Carlos Santana en voor mij is “Man of the World” een absoluut hoogtepunt. De band werd opgericht in 1967 en mysterieuze foto’s uit bladen als “Muziek Express” en “Popfoto” sierden mijn jongenskamer. Het oorspronkelijke behang was niet meer zichtbaar en op de meest prominente plekken stonden Peter Green en Keith Emerson afgebeeld. Het waren mijn jeugdhelden. Fleetwood Mac verkocht 120 miljoen platen, maar toen de oprichter op een zijspoor belandde, verloor ik de interesse. Peter Green was korte tijd een fenomeen, die fantastische nummers schreef, maar al heel snel raakte hij door gebruik van foute middelen de weg kwijt en in de versukkeling. Hij belandde uiteindelijk in een gesticht, werd mensenschuw en zag eruit als een vervuilde zwerver.  Die dag in Zoetermeer staat me helder voor de geest. Henri werkte als schoonmaker via de sociale werkplaats op het Isendoorn. Zijn enorme feitenkennis over de muziek van de jaren 60 en 70  verbaasde mij, want hij was toen nog niet geboren. Hij wilde alle grootheden uit de popgeschiedenis live aanschouwen, maar mocht van zijn ouders met zijn autootje niet buiten de Stedendriehoek komen. Samen met Henri ging ik een bepaalde periode regelmatig op pad. We zagen Colin Blunstone, Rod Argent, Yes, Clapton, Bowie, Procol Harum  e.a. Henri wilde altijd al vroeg in de middag vertrekken, in de hoop zijn helden buiten het podium te aanschouwen. Die middag stiefelden we “de Boerderij” binnen. Er was geen kip, alleen in een hoekje zaten een vijftal mannen te dineren. We stonden in een versmalling bij de bar, toen één van de gasten op stond en in onze richting waggelde. De man had een opgeblazen gezicht en de weinige haren op zijn hoofd zaten onder een petje , dat hij achterstevoren droeg. Hij murmelde wat en enkele tellen stonden we oog in oog. Een ontluisterende ontmoeting. Ik kende de man. Het was onmiskenbaar mijn jeugdheld Peter Green. Ik wurmde me tussen de barkrukken en maakte ruimte. Ook Henri herkende ons idool en glipte achter hem aan. Een kwartier later stonden we weer buiten. Het was niet de bedoeling, dat we al binnen waren geweest. Henri was opgetogen: “Weer een hoogtepunt. Dat geloof je toch niet. Ik stond pal naast Peter Green te pissen en we hebben nog wat woorden gewisseld ook.” Het concert die avond was een afknapper. We stonden helemaal vooraan en konden bij wijze van spreken de schoenveters van Peter aan elkaar knopen. Hij had zijn gitaar vast, maar leek niet te weten, of de hals van de gitaar links of rechts hoorde. De bandleden stonden dicht bij hem. Zou hij vallen, dan konden ze hem opvangen. Regelmatig keek hij me met een wanhopige blik aan. “Ken ik hem ergens van”? Toen ik me twintig minuten geleden de titel van mijn eigen schrijfsels niet kon herinneren, zag ik in gedachten de wanhopige blik van Peter Green. Hij leeft inmiddels niet meer. Ook Keith Emerson, bekend van “the Nice” en “Emerson, Lake and Palmer”, is niet meer onder ons. De combinatie optreden in Japan, een Japanse vriendin en een haperende rechterhand door een ongeluk, was voor de virtuoze keyboardspeler van weleer, reden zichzelf met een pistool door het hoofd te schieten. Hoewel ik de volgende dag eindexamen moest doen voor de P.A., zag ik hem precies 51 jaar geleden  in Rotterdam schitteren in een uitverkocht Ahoy. Die mooie herinnering blijft. Het artiestenbestaan is een dun laagje chroom over een dik pakketje schroot!

Actueel

Je bent idolaat van muziek, schrijft wereldhits en zit enkele jaren later in een gesticht. Met veel geld en foute middelen onder handbereik zijn al veel grootheden voortijdig gesneuveld. Blij, dat ik duiven heb! We hebben dit jaar ongeveer twintig “kweekkoppels” en ongeveer twintig “voedsterkoppels”. De eerste eieren zijn afgelopen weekend verlegd en alles lijkt goed en vlot te verlopen. De afgelopen winter heb ik regelmatig nagedacht over de kweekstrategie. Kweken uit de tien beste en bewezen doffers, zoals Willem de Bruin praktiseert?  Dat hebben we ook geprobeerd. Je hebt dan de zekerheid, dat al je jongen uit bewezen topduiven komen. Er kleeft in mijn ogen ook een nadeel aan deze doenwijze. Je krijgt al snel veel sterk verwante duiven en hebt niet de mogelijkheid nieuwe kweektalenten te ontdekken. We hebben bijvoorbeeld vier aangeschafte, wat latere duivinnetjes van 2023, van schitterende komaf, waar we nauwelijks iets van weten. Ook hebben we wat sterk ingeteelde jonge doffers, uit onze allerbesten. Zonde, om die als voedster te gebruiken. We hebben besloten om uit alle “kweekduiven” te kweken. We mikken op een dubbele eerste ronde van ongeveer 70 stuks, met mijn ringen, die afgezet worden tussen 20 februari en 10 maart. Daarna worden er nog 30 geringd van de tweede ronde ( eigenlijk derde en vierde ronde), met de tweekleurige “damesringen” voor José. Die komen allen op het “kasthok”. Dan zijn we klaar voor onszelf. Over het “kasthok” heb ik afgelopen jaar weinig geschreven. In 2024 plaatsten we er twintig duiven van José. Kort na het spenen moesten we er twee opruimen en op zeker moment waren we er in de africhtingsfase op één dag vier kwijt. Na enkele vluchten zaten er nog onder het minimum van acht voor de grootmeestertitel en dan doe je jezelf tekort. Daarom start José dit jaar met dertig stuks. Overigens vlogen de duifjes van José naar behoren. De beste jonge vitesseduif van de kring was “Cora” van José. In de eindstand van de club eindigde José op plek 2, 3, 7 en 8 bij de asduiven. In verhouding was ons kasthok het beste hok in 2024! Het beste duifje van José was er eentje van de vijfde ronde (met hulp van voedsters uiteraard).

Grootheden

Zoals we in de muziekwereld grootheden hebben, hebben we die ook in de duivensport. Voor het gemak beperken we ons tot de vaderlandse “sterren”. Iedereen kent ze, maar omgekeerd geldt dat niet. Nu ben je niet per definitie beter af, als je tot de “happy few” in je genre behoort. Dat zagen we aan Peter Green. Uiteraard ken ik ook de groten in de vaderlandse duivensport. Het leuke is, dat de meesten mij ook kennen. Dat verbaasde me. Willem de Bruin vertelde me, dat hij onderweg in zijn auto tegen zijn chauffeur zei: “Dit is de Voorsterweg. Zou Freek hier ergens wonen?” Zoiets streelt me. Dan besta je!  Veel “groten” in de vaderlandse duivensport zijn met dank aan Pipa e.a. miljonair, of hard op weg die status te bereiken. Pieter Veenstra, Gerard Koopman, Gerard en Bas Verkerk, Willem de Bruin, e.a. Vorige week begon iemand bij de biljartclub er met mij over. “Er zijn toch geen mensen in Nederland meer die postduiven hebben? Ik ken er geen één”. Ik bleef beleefd. “Je zal die paar zeldzame postduivenmelkers maar op de thee krijgen”!  Hij keek me verbaasd aan. “Het stadion van Go ahead Eagles is te klein om alle Nederlandse postduivenliefhebbers te bergen”, repliceerde ik.  De man sputterde nog wat over niks mee te verdienen en oubollig. Ik kon het niet laten om nog één keer te reageren. “Vorig jaar zat ik op een verjaardagsfeestje met allemaal duivenmelkers. Ik was de enige gesjochten jongen in het gezelschap”.  Als je als duivenmelker in het nauw gedreven wordt, is het handig als je het verhaal van “New Kim” of “Diego Armando” achter de hand hebt. Een eenvoudige, hard werkende duivenliefhebber, die met de verkoop van één duif in één klap miljonair wordt. Dat maakt bij buitenstaanders indruk. Niet het verhaal, dat de omgang met je duiven zo bijzonder is en de spanning bij thuiskomst van de vluchten met niets te vergelijken.

Methode

Ik weet, dat ik met mijn schrijfsels regelmatig in herhaling val. Dat is niet erg. Bij het Journaal doen ze het zelfs bewust. Eerst het nieuws kort brengen, dan hetzelfde item uitgebreid en op het eind de hoofdpunten herhalen.  Drie keer hetzelfde binnen twintig minuten! Daar is een reden voor. Als A.S. en W.d.B.  het doen, blijf ik niet achter. Over de beste manier van duiven kweken raak je nooit uitgepraat. Ik las er meer dan een halve eeuw geleden over. Vier generaties intelen van prof Whitney, de theorieën van prof. Anker en niet te vergeten Steven van Breemen. Interessant leesvoer, waar je niet dommer van wordt. Bram had het over Bruce Lowe. De vader van de moeder, moest verwant zijn aan de moeder van de vader. Ooit was “Hengstenkweek” de heilige graal. Een topdoffer gelijktijdig paren met vier duivinnen. Je hoort of leest er niets meer over en dat is een veeg teken. Jos Thoné, een buitengewoon slimme en succesvolle speler, zocht het in   K.I. Op een forum in Doetinchem vroeg ik Jos ernaar. “Het afnemen van sperma was al een kunst op zich, maar uiteindelijk leverde het geen meerwaarde, al had Jos in “Artificial Jutta” een zeer goede duif. Hij was er vanaf gestapt en dat zegt alles. Duiven in aparte kweekboxen, om zeker te zijn van de afstamming. Eijerkamp deed en doet het. Het biedt voordelen, maar heeft ook een keerzijde. Doffers hoeven hun territorium niet meer te verdedigen en dat is onnatuurlijk. Van Joke Geven hoorde ik destijds, dat oude rakkers als Ché, Jackpot, e.a., toen ze niet meer bevruchtten, uit hun kweekbox gehaald werden en met lotgenoten samen in een grote ren geplaatst werden, waar ze nog wel om een vrouwtje of nestbak konden knokken. In combinatie met vitamine e, of een hormoonspuit, kan een niet vruchtbare doffer op die manier mogelijk nog een paar eitjes bevruchten.

Toppers

Welke methode van kweken gebruiken de vaderlandse toppers? De methode van Willem de Bruin is bekend. Uitsluitend kweken uit de tien beste en bewezen doffers, met uiteraard de beste en bewezen duivinnen. Willem heeft de laatste jaren succes gehad met het inbrengen van ander bloed. Van een topduif van comb. Lin tegen de “Murphy-lijn” had hij veel plezier. Ook van een schenking van Eijerkamp werd hij niet slechter. Hoe goed je duiven ook zijn: inbreng van het allerbeste van collega-toppers geeft soms een enorme boost. Dat zie je ook bij Verkerk. Ineens hebben ze een spierwitte, die kop vliegt. Gerard Koopman had ooit zijn vertrouwde Janssen-van Loonlijn. Via een verkoop van “de Duif” kwam er een toppertje van Dirk en Louis van Dijck uit Zandhoven uit hun “Kannibaallijn”.  De combinatie “Gentil” x “Golden Lady” bleek een gigantisch schot in de roos met wonderduif “Kleine Dirk”  als meest bekende exponent. Gerard herhaalde deze truc meerdere malen. Hij kon het zich permitteren en kocht 1e asduiven in met name België, om ze tegen het beste van zichzelf te zetten. “Slimmerikken” schaften zich overal nazaten van “Kleine Dirk” aan en gingen intelen. Stamkaarten met soms wel negen keer “Kleine Dirk” moesten het summum zijn. Kan me niet herinneren, dat dit tot vooruitgang leidde! Eijerkamp hanteert in grote lijnen de doenwijze van Koopman. Ze schaffen in België, Duitsland en Nederland topduiven en hun rechtstreekse kinderen aan en zetten die tegen hun eigen beste duiven. Op die manier behoren ze al jaren bij de (inter)nationale top. En kweekkoppels, die jaren samen blijven? Daar geloven maar weinig liefhebbers in. Hans Hak uit Maurik had zijn “Vechter” x “Stammoedertje”. Uit die lijn zijn talloze goede nazaten gekomen, zowel bij Hans zelf , als bij anderen. Pas las ik er over. Zoals altijd zweert de één bij bepaalde duiven en kan de ander er niets mee. Dat geldt voor alle duiven. Duiven moeten bij je passen. De meeste topspelers in Nederland zweren bij “omkoppelen”. Vaak wordt de kwaliteit minder, als koppels meerdere jaren tegen elkaar staan. Een verklaring is niet voorhanden, maar de praktijk wijst het uit. Wij hebben gekozen voor allemaal  “frisse” koppels. Geen inteelt, maar wel de betovergrootvader tegen de betachterkleindochter en dat soort koppelingen. Zorgen voor voldoende onverwante duiven, maar in een wat verder verleden mogen er gerust overeenkomstige namen van voorouders opduiken. Dat is formeel geen inteelt en zo gaat het in de natuur ook dikwijls. José morrelt aan de deur en dan weet ik, dat ze me zo een heerlijk broodje kroket uit de oven gaat serveren. Minder gezond, maar wel heel lekker en de hoogste tijd om mijn gezever te beëindigen.    (wordt vervolgd)