Op hoop van zegen (13)
Teleurstellend
Zo kijk ik terug op vliegseizoen 2024. Het begon veelbelovend. Als ik de jongen ophaalde van 16 koppels, dan waren dat gewoon 30 of 31 mooie junioren om af te zetten. Geen schiere eieren of duifjes, die het spenen niet waard waren. We kregen niet te maken met adeno/ coli, of andere narigheid en halverwege mei trainden de junioren aan huis als nooit te voren. Steevast wegtrekken en moeiteloos, zonder vlag of kunstgrepen, een vol uur trainen of meer. Daarover geen klagen. De eerste vluchten verliepen van een leien dakje. Een vlucht verviel door code rood. Vervolgens komt het moment, dat je samen met regio NoordWest gelost wordt. Dan krijg je te maken met het probleem, dat ik in mijn vorige bijdrage aanhaalde. Bij het opdoemen van het Veluwemassief, na het passeren van de Rijn, moeten de jonge duiven kiezen: linksom of rechtsom? Gelderse Vallei of IJsselvallei? De GOU is opgedeeld in vier regio’s: ZO, ZW enerzijds (GOU Zuid) en NO en NW anderzijds (GOU Noord). “Zou het niet logischer zijn om in een lengtefront te spelen?”, vroeg compagnon Albert zich af. “NoordWest met NoordOost, dat is toch hartstikke dom en oneerlijk, als je denkt aan het Veluwemassief en de gevolgen daarvan?” Het zal een praktische reden hebben. De afstand tussen de meest zuidelijke en de meest noordelijke liefhebber in de GOU is hemelsbreed bijna honderd kilometer. Ik bekeek een willekeurige uitslag en zag op Soissons als afstand voor Dreumel 306 km. en voor Genemuiden 401 km. Je hebt te maken met een overlaadpunt in Zuid en in Noord en met een vliegprogramma. Zuid en Noord is dan praktisch. Het zou eerlijker zijn als de duiven in een lengtefront zouden vliegen. De duiven uit ZuidOost en NoordOost, hebben ongeveer dezelfde vlieglijn en hebben in mijn optiek geen hinder van elkaar. Het breedtefront bij een gezamenlijke lossing van Noord met de Veluwe daartussen levert in mijn ogen onnodig grote verliezen op bij de jonge duiven. Uiteindelijk kun je de laatste vluchten wel als totale GOU lossen, want dan is de trekroute/ vlieglijn al beter ingeslepen en hebben junioren meer routine, om bij een navigatiefout toch thuis te geraken, ook al is het uren na de prijzen.
Kring
Een jonge, enthousiaste liefhebber, meldde me trots via de app, dat hij de beste was geworden van Nederland onder de 25 jaar. Ik vond dat een felicitatie waard en een bevestiging van zijn ambitie en talent. Hij haalde zijn eigen prestatie naar beneden, door te wijzen op de beperkte concurrentie in de kring, waarin hij speelt. Ik dacht erover. Zelf speel ik in de kring Apeldoorn-Deventer. Beide plaatsen hebben een mooie duivenhistorie. Apeldoorn heeft/ had het geweldige duivensportcentrum bijvoorbeeld. Daar werden verkopingen gehouden, grote feesten gegeven en hadden een stuk of vijf verenigingen onderdak. Dat is verleden tijd. “Vale Ouwe” huist er als enige nog. Ooit een sterke club met leden als Henk Gerritsen, Gerrit van Looijengoed, Evert Kleiboer, Gerrit Kronmöller, Jo Vermeulen, Siegfried Kummerhove e.a. Nu is het een zieltogend clubje, zoals zoveel postduivenclubs. Ook Deventer heeft een rijk postduivenverleden. “Buiten den Noordenberg”, “Gevleugelde Vrienden”, “Steeds Sneller”, “Ons Genoegen”, “Centrum”, ”IJsselbode”. Het zijn zo maar wat namen die me te binnen schieten. Daar is niet veel van over. Twee verenigingen zijn er nog, maar volgend jaar is dat er nog één: “p.v. Deventer”. Op de laatste vluchten van de jonge duiven werd er in Deventer niet meer ingekorfd. Armoede ten top. De reden: er waren al zware verliezen geleden en men wilde de laatste jonge duiven sparen om volgend jaar nog wat aanvulling te hebben.
C.C.Z.
Eind 1970 werd ik 18 jaar en meldde ik me aan bij “p.v. de Hoven” in Zutphen. In mijn dorp Voorst was in de vijftiger jaren een postduivenclub. Cees Hensbergen en Toon Waanders, tachtigers die nog onder ons zijn, waren er in hun jonge jaren lid. Centrum van de club in Voorst, was het café van kroegbaas Adriaan Kik. Een Belg, die met een Nederlandse vrouw was getrouwd. Er was destijds animo genoeg. Schoenmaker Johan Stukker was er lid en mestselaar Derk Wolters, timmerman Cees Hensbergen, smid Gerrit Smit, Henne Boskamp, de kolenboeren Louis en Gerrit Bertholet, Toon Waanders en zijn neef Toon, Fré Spiegelenberg, Roelof Gijsberts (vader van Johan) en Gerrit Ilbrink. Of schilder Carel van Bosheide lid was in Voorst, dat weet ik niet met zekerheid. De vereniging heeft niet lang bestaan. De duiven moesten aangevoerd worden in Zutphen, waar ze op de trein geladen werden. Men begon vol goede moed, maar geleidelijk bleek, dat de club in Voorst er tegen Zutphen niet aan te pas kwam. Als er geen successen geboekt worden en je het gevoel hebt “voor spek en bonen” mee te doen, daalt de animo. Het begin van het einde. Toen ik als jochie van een jaar of acht naar school fietste met mijn doortrappertje, keek ik gebiologeerd naar de donkere en zwarte duiven van Kik op zijn zolderhok op een schuur op enkele meters van de Binnenweg. Waarschijnlijk was Kik toen al lid van “Ons Genoegen” in Zutphen, want Hans Eijerkamp kan zich de Belg goed herinneren, merkte ik in nostalgische gesprekken met Hans. Volksclub “p.v. de Hoven” maakte deel uit van de roemruchte C.C.Z. “Het Mekka van de duivensport”. Ook p.v. “Ons Vermaak” uit Eerbeek maakte er deel van uit. Dat viel trouwens niet op, zoals voorheen de vereniging uit Voorst evenmin opviel. Eefde was destijds de “goudkust” van de C.C.Z. met liefhebbers als Bertie Camphuis, Cees Suijkerbuijk, Bertus Roording en Harm Modderkolk. Zutphen vloog in de jaren zeventig met Doetinchem samen. Daardoor lag de trek al wat oostelijker. De kant van “het Nieuwe Spittael” aan de oostkant van Zutphen , was het richtpunt van de duiven in de stad Zutphen. Peter van Osch, Gerard Suijkerbuijk en Piet Steenbergen waren in die tijd prominente vertegenwoordigers aan de oostkant van de C.C.Z. De liefhebbers in de Hoven, aan de westkant van de IJssel voelden zich steevast miskend en tekort gedaan. “De duiven komen altijd van de stad en dan zijn we altijd net te laat”, was de klacht in de Hoven. Voor Appie Derks, Jan Suijkerbuijk en Adrie Heuvelink, de sterkste liefhebbers destijds, was een plek rond de tiende plaats in de C.C.Z. het hoogst haalbare. Als beginner hoorde ik het gekrakeel aan. Als het ging over de liefhebbers uit Voorst of Eerbeek, vergat men de ligging gemakshalve. “Daar zitten geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers” en daarmee was de discussie gesloten!
Brummen
Aan de boorden van de IJssel ligt Brummen. Cortenoever en Leuvenheim liggen wat dichter bij de IJssel, maar zijn onderdeel van Brummen en vormen het voormalige werkgebied van “p.v. de Valk” uit Brummen. Denkend aan deze roemruchte vereniging, denk ik aan de gebroeders Jansen uit Brummen, aan Dolf Piecknick, aan Arie van Roon, aan Jan van Vugt, aan Jurriëns, aan combuinatie B.D.R., aan gebr. Bierhof (1e en 2e nat. St. Vincent), aan Joop Spiegelenberg (“Black Giant”), aan Jan Rademaker, aan Alwin Petrie, aan Erik Plant en aan de legendarische Henne Bierhof, alias “Henne van Miete”. Liefhebbers, die bijdroegen aan de faam van de C.C.Z. De allerbekendste leden van “p.v. de Valk” waren natuurlijk Hans Eijerkamp en Zonen. Hans was echter zijn halve leven lid van “p.v. Ons Genoegen” en trad later toe. In Brummen werd altijd hard gespeeld! Het contrast met Eerbeek was enorm. Bij “p.v. Ons Vermaak” zaten allemaal relatief onbekende namen. Na lang nadenken schiet me de naam van Buyukata te binnen. Deze Turkse rijschoolhouder had een opvallende naam, maar kon zo nu en dan ook op de uitslag van de C.C.Z. de Zutphenaren herinneren aan het lidmaatschap van de club uit Eerbeek. Zou de Schepper bewust alle topliefhebbers in Brummen uitverkoren hebben en de liefhebbers uit het westelijker gelegen Eerbeek tot paria veroordeeld hebben? Ik ben van nature niet erg gelovig, denk ik. Met de kennis en ervaring van nu, zou ik wel een nieuw huisje in Cortenoever of Leuvenheim willen kopen, maar beslist geen villa in de bossen rond Eerbeek. Tenminste niet als postduivenliefhebber. Ik had het met Johan van Dijk uit Eerbeek over dit onderwerp, toen hij drie weekeinden op rij de eerste prijs won van de kring Apeldoorn Deventer, waar Eerbeek op zeker moment naar verkaste. “Dat dank je aan vakmanschap en niet aan gunstige ligging”, complimenteerde ik hem. Johan: “Ik zag een huisje vlak bij de IJssel en was meteen verliefd. Helaas wil mijn vrouw niet weg bij het winkelcentrum in Eerbeek, maar anders wist ik het wel”. Mijn bewondering voor duivenliefhebber Johan van Dijk is immens. Hij is gek van politiehonden, van siervogels, van paarden en van postduiven. Een onmogelijke combinatie met 24 uur in een etmaal. Als je het leest, wordt een mens al moe. Zou hij zich focussen op postduiven en verhuizen naar zijn “droomhuisje”, dan is hij in potentie van het kaliber Bas Verkerk, met iets meer oog voor vrouwelijk schoon.
Eerlijk
Hier kom ik terug op mijn aanhef in de eerste alinea. Seizoen 2024 was voor ons teleurstellend, maar alles is relatief. In de club, waar het spel met de jonge duiven voor vrijwel iedereen een “crime” is, eindigden we gewoon als 1e en 2e (op naam José). Na een goeie start, lagen we halverwege kortstondig “op de rugge”, in de beleving van Marco Toering, maar uiteindelijk waren de laatste twee vluchten weer wat beter in de kring. Ik meen 2e en 3e met de getekende en twintig duiven mee op de slotvlucht. Op de vijfde en zesde vlucht gingen we kopje onder. Eerst op Roye een vies verloop, met ’s avonds nog 40% afwezig bij ons en de week erop een “waaivlucht” met hier en daar snelheden ver boven de honderd km. per uur. We speelden kortstondig “op de deur”, maar na Roye lieten we de boel bij elkaar. De sfeer op het hok was in mineur, er waren veel partners weggebleven en er waren geen neststanden. Vertrouwen was er niet en met extreme wind van achter hebben we in Gietelo nog nooit geluk gehad. Die twee vluchten veroorzaakten onze teleurstelling.
Buis
In Twello was het spelen met jonge duiven altijd een heet hangijzer. Gerrit Jansen “de vliegende melkman” stond met knikkende knieën op zijn junioren te wachten. Ook Dik de Boer had in zijn beste jaren moeite om aan aanwas te komen. Een 1e nationaal spelen met zijn “Tornado” lukte op Dax, maar de junioren thuis krijgen op een vitessevluchtje, dat was een ander verhaal. Ooit werden er in Twello op de eerste vlucht ruim 1000 jongen ingekorfd, maar de aantallen zakten steevast dramatisch naarmate het spel vorderde. Ook de familie Romein deelde in de malaise. De verhalen over het Veluwemassief spookten rond en sommigen zochten de verliezen in de verluchting van de duivenwagens. Op een gegeven moment, na het overlijden van Freek op veel te jonge leeftijd, kwam Cor Buis sr. vanuit Amstelveen/ Bovenkerk naar Twello als hokverzorger. Hillie wilde de droom van Freek met zijn “rode vossen” voortzetten en toevallig had potplantenkweker Cor Buis net zijn bedrijf beëindigd en zag hij de uitdaging als hokverzorger voor Hillie wel zitten. Meewarig hoorde hij de jammerverhalen over de verliezen van jonge duiven aan. “Dat ken ik helemaal niet”, zei Buis neutraal. Met optimisme werd uitgekeken naar de verrichtingen van de nieuwe hokverzorger, die met de oude duiven zijn reputatie snel waar maakte. Toen het spel met de jonge duiven startte, was Cor vol verwachting. De moed zakte hem in de schoenen, toen hij na de eerste prijsvluchten de balans opmaakte. Er was niets veranderd en de verliezen waren als vanouds dramatisch. Dat was een “eyeopener” voor Cor. Misschien had hij gedacht, dat hij de boertjes uit het oosten kon leren spelen met jonge duiven? Die vlieger ging niet op. Met de weduwnaars stond hij zijn mannetje, maar als het om de junioren ging, was Cor nederig. Bij “Steeds Verder” was er dit jaar enig optimisme voor het begin van de jonge duivenvluchten. Onze jeugdige voorzitter had grote plannen. Door mijn werk, kan ik de junioren dagelijks lappen. We gaan het je komend jaar lastig maken”, beloofde hij. Inmiddels is hij weer nederig, net als Stefan, Cor, Johnny, Gerrit, Annet, Albert, Frits, (Jan 2 x), Werner, Hans, Rein, Lady en Dick. Alleen Bertus is nog strijdvaardig. Als de jonge duiven gespeeld worden, is de enige vraag die je hoort: “Hoeveel heb je er thuis?” De één probeert het op de jonge duivenvluchten, de ander waagt het op de natour en weer anderen zoeken hun heil op de taartvluchten. Het resultaat is in de regel onveranderd bedroevend, maar gelukkig is gedeelde smart halve smart! Een schrale troost. Een treurige ontwikkeling. Als je dan weet, dat in Deventer op de laatste jonge duivenvluchten niet meer is ingekorfd en dat voor Apeldoorn bijna hetzelfde geldt, dan begrijpt U, dat ik me al iets minder teleurgesteld voel. Heb dit jaar 40 % van alle gekweekte jongen voor onszelf over gehouden. Daar kan ik er maar een paar van gebruiken voor de toekomst. Even overwoog ik, om van het overschot gezonde soep te trekken. Ze hebben nooit een microgram antibiotica gehad. Inmiddels hebben zich liefhebbers gemeld en komen er wat schenkingen aan, zodat slachten me bespaard blijft. Als pure jonge duivenspeler heb ik dus een luxe-probleem! Ik schrijf de frustraties van me af en probeer te denken aan de toekomst. Duiven halen in afdelingen waar de verliezen beduidend minder zijn, is geen oplossing. Een gepasseerd station. Gewoon blijven zoeken naar de beste duiven in onze situatie, die hier het vliegprogramma overleven. Erkennen, dat duivensport niet helemaal eerlijk is en proberen optimistisch te blijven. Vertier zoeken met duivenvrienden, respect houden voor liefhebbers , die de moed niet opgeven en genieten van je duiven. Denkend aan wat ik vandaag getypt heb, verbaast het mij, dat “p.v. de Valk” in Brummen al jaren geleden ter ziele ging met al zijn kampioenen. “p.v. Ons Vermaak” in papierdorp Eerbeek bestaat nog steeds. Dat moeten liefhebbers in hart en nieren zijn. In Voorst waren ze in de vijftiger jaren minder geduldig. (wordt vervolgd)