Kwinkslagen, kweekwaarde en kwekkoe (4)

1969

Een artikel in “de Stentor” van afgelopen maandag, bracht me ineens terug in 1969. Het ging over het 100-jarig bestaan van voetbalclub Sallandia. Woordvoerder namens de club was Harry Preusterink (72). Hij was één van de klasgenoten in Havo 4. De vooropleiding van de “Rijkskweekschool voor onderwijzers” aan de Singel in Deventer. Ik was het voorbije schooljaar geslaagd in Zutphen aan de Martinetschool voor mijn MULO-diploma en vervolgde mijn opleiding in Deventer. Dagelijks op de fiets over de Wilpse dijk. Moeder was hoogzwanger van broertje Ben, die in september geboren werd. Zusje Josien mocht nog niet naar de kleuterschool, Erna mocht voor het eerst naar “de grote school”, waar ook broer Henk op dat moment zijn capriolen uithaalde. Zus Tonny ging voor het eerst naar een internaatschool en vader Ernst was druk doende om ander werk te zoeken naast zijn bestaan als kolenboer. In ons dorp waren de meeste huizen goed en wel aangesloten op de aardgaspijplijn en de kolenomzet daalde in korte tijd enorm. Vader zocht het in zijn oude stiel. Toen hij rond 1962 de kolenzaak van mijn opa Frederik overnam, werkte vader in loondienst voor COMEGO. De vestiging in Zutphen regelde het transport van melk tussen de aangesloten melkfabrieken deels zelf. “Vrije rijders” vervoerden echter het leeuwendeel. Vader reed in 1962 op een tankwagen van COMEGO en kende het klappen van de zweep. In Twello behoorden de gebroeders de Wilde tot de “vrije rijders”. Ze deden ook in zand- en grinttransport en reden bloemen en groente. Derk de Wilde zat in een huwelijkscrisis en was de man van het melktransport. Om zijn huwelijk te redden, wilde hij het melkvervoer van de hand doen. Vader nam me mee naar de onderhandeling. Wat bracht een rit op? Wat betaalde je aan wegenbelasting en verzekering?  De nood was bij beide partijen hoog en de koop was snel gesloten. De oude Volvo Titan met neus en de 20-tonsoplegger met tank verhuisden naar Voorst, nadat de formaliteiten met COBERCO (de naam veranderde meerdere malen) geregeld waren. Vader deed soms vijf ritten Loenen – Deventer op een dag en ik hoorde hem op de Deventer dijk al van ver, want de Titan produceerde een bulderend geluid. De Volvo had 165 pk. Broer Henk rijdt tegenwoordig in een M.A.N. 750 pk en heeft een Scania V8 in bestelling van 770 pk. Tijden veranderen. Pa was in zijn nopjes met zijn nieuwe werk, maar de combinatie kolen – melk was niet gemakkelijk. Tijd om kolen op te zakken, had hij nauwelijks, maar met een opgroeiende zoon in huis, kon hij delegeren. Op school in Deventer was het even wennen, maar al snel sloot ik vriendschap met Arthur Nowack uit Zutphen. Een jongen met Indische roots, waarmee ik een goeie klik had. Harry Preusterink was ook een maatje naar mijn hart. Een echte Deventer volksjongen, voetballend bij Sallandia en …. met postduiven. Thuis had ik postduiven, maar ik mocht ze eigenlijk niet houden van mijn vader. Harry was met zijn vader bij een echte postduivenvereniging en dat vond ik natuurlijk bijzonder interessant. Doordat vader heel druk was met zijn dubbele baan en ik daarin een onmisbare schakel was, kwam het met de duiven zelden tot een echte confrontatie. Ik liet bovendien, naar de mode van toen, mijn haren groeien en dat viel bij vader evenmin in goede aarde. Als twee doffers koerden we wat en verdedigden ons eigen territorium en bovendien wist ik, dat moeder Toos achter me stond. Er ontstond een status quo en we deden ieder ons eigen ding. In die tijd, kwam ook “ome Dirk” bij ons in huis. Een oudere broer van moeder, die in echtscheiding zat en ongeveer drie jaren bij ons in huis woonde. We moesten een plekje opschikken, onze slaapkamer delen en zien, dat we de harmonie bewaarden. Er ontstond een nieuwe dynamiek. Leerzaam en vormend.

Jaren zeventig

Op school vermaakte ik me uitstekend. De ouders van Harry gingen uit elkaar en de postduiven verdwenen. Hij kwam op een bovenwoning in de Bierstraat terecht. Harry had het, net als ik, op zijn manier niet gemakkelijk. Alles was volop in beweging. We droegen veelkleurig corduroy en spijkerjasjes waren helemaal hot. In de muziekwereld gebeurde van alles. Ik was liefhebber van de grote keyboardhelden: Keith Emerson, Rick Wakeman en in Nederland Rick van der Linden. Via klasgenoot Gerard Bevers werd ik op het spoor gezet van Chicago Transit Authority. Een band met een vaste blazersafdeling. In platenzaken beluisterden we de nieuwe elpee’s. Van oom Dirk kreeg ik mijn eerste platenspeler. Stelde niet veel voor, maar ik was er erg blij mee. Op school speelden we schaak en het klaverjasspel was eveneens populair, naast het zwikken. We hadden lol, dronken een biertje in de stationsrestauratie en slaagden tussen de bedrijven door voor ons Havodiploma. Op de onderwijzersopleiding kwam ik gelukkig weer bij Arthur en Harry in de klas. Ook “kapper” Jos Huits maakte deel uit van het vriendengroepje waarin ik me thuis voelde. Op de “kweekschool”, destijds Pedagogische Academie geheten, ging je als “kwekeling/ hospitant” naar het basisonderwijs, voor 1 dag in de week. Samen met Harry vertoefde ik op de Kwartetschool, de van Vlotenschool, de Bernardusschool voor speciaal onderwijs en de openbare basisschool van Schalkhaar. Op zekere dag kwam de directeur, meneer Brinksma, door de klassen om reclame te maken voor een cursus van de N.V.S.H. “Het is moeilijk om aan een baan te komen in het basisonderwijs, maar met deze zesweekse cursus kun je een testimonium behalen, waarmee je expert bent op het gebied van sexuele voorlichting. Het vergroot je kansen op een baan”. Het woord “testimonium” klonk goed. Harry keek zijn vrienden aan en was meteen enthousiast. “Zullen we dat met ons vieren doen? Daar kunnen we een hoop lol beleven”. We stemden in.

Ben

Ik herinner me de cursus nog goed. In een pand aan de Bokkingshang, dichtbij de dames van lichte zeden. Rondom een lange tafel zaten naar schatting een twaalftal cursisten, waaronder ons vriendengroepje. De cursusleider kieperde een sporttas vol condooms, spiraaltjes en aanverwante artikelen op de tafel en de kennismakingsronde kon beginnen. Eén van de cursisten was Ben, een leraar van middelbare leeftijd. Ik begreep niet goed, wat hij in deze groep zocht, maar dat werd spoedig duidelijk. De cursusleider was voorstander van de dingen bij de naam noemen. Na elke cursusmiddag zouden twee cursisten de notulen verzorgen voor de week erop. Al vrij snel werd duidelijk, waarom Ben deelnam aan de cursus. Hij worstelde met zijn eigen sexualiteit binnen zijn relatie en maakte ons daar graag deelgenoot van. Ben had nog een probleem. Hij stotterde. Nadat we enkele weken verder waren, vroeg hij weer eens het woord. “Ik ben open en bloot duidelijk geweest over mijn sexuele verlangens, maar ik vind, dat de studenten van de P.A. weinig inbreng hebben en er ter lering ende vermaak bij zitten”. De toon was gezet en de cursus werd niet gezelliger. Aan het eind van de middag bood Harry aan om met mij de notulen voor de volgende week te verzorgen. Op de leerschool pakte Harry op zeker moment de typemachine. “Fré, ik ben helemaal klaar met die Ben. Hij zette ons gewoon voor lul, maar daar krijgt ie spijt van”. Harry begon voortvarend te typen. “B-B-Ben vond, dat de s-s-studenten van de P.A. er t-t-ter lering en  v-v-vermaak b-b-bijzitten”. Ik lag onder de tafel van het lachen en ging er van uit, dat hij dit als geintje bedoelde. “Als jij verder gaat met de lesvoorbereiding, dan maak ik de notulen voor straks in orde”. Die middag zaten we rond de lange tafel en deelde Harry de notulen uit. Ik ging uit van een serieuze versie, maar toen ik het A4-tje las, zag ik dat hij de ongekuiste “stotterversie” had vermenigvuldigd. Harry zat er niet mee en zonder blikken of blozen (zijn kracht) keek hij het gezelschap rond. De cursusleider zat met de notulen omhoog en Ben leek op slag van zijn sexuele frustraties en stotterproblemen verlost. Iedereen kuchte wat en de cursus voltrok zich die middag in een iets andere sfeer. Ben hield zich opvallend rustig, de cursusleider deed, of er niets gebeurd was en sexualiteit was ineens een serieuze kwestie.

Eieren

Later die week zaten we met z’n vieren gezellig te klaverjassen. Misschien hadden we een tussenuur, maar door de academisering en de afgeschafte verschijningsplicht, was dat niet helemaal duidelijk. Op zeker moment kwam de tweeling aangelopen. Dat waren twee aardige, ééneiige  zussen, die duidelijk niet in een volksbuurt geboren waren.  Ze zaten in een parallelklas en waren nieuwsgierig naar het verloop van onze bijzondere cursus. “Wat doen jullie eigenlijk op die cursus?” vroeg de ene helft. Dat was koren op de molen van Harry. Zijn speelkaarten op tafel leggend, formuleerde hij zijn antwoord zorgvuldig:  “Vraog het de jongens maar. We werken de man tien eieren naar binnen en dan gaan de gordijnen dicht.” Harry bleef stoïcijns en pakte vervolgens de kaarten weer op. De tweeling droop af, met blosjes op de wangen. “Wat hadden we Ben afgelopen week mooi te pakken, niet? Dat was effen neudig”. Harry was een kameleon. Altijd zichzelf moeiteloos staande houdend in alle kringen. Selfmade en authentiek en met veel humor. Toen ik in het najaar van 1974, (74/5),  mijn onderofficiersopleiding volgde op de Palmkazerne in Bussum, ging ik op een avond met de trein naar Amersfoort, naar de Bernhardkazerne. Daar volgden Arthur en Harry bij verschillende onderdelen hun militaire opleiding. Ik trof hen op hun kamers. Het is inmiddels ruim een halve eeuw geleden. Met Arthur is er nog nu en dan contact. Harry en ik zagen elkaar nooit terug. Als hij dan paginagroot met foto in de krant staat, komt ineens de herinnering aan toen terug. Ik hoef het niet te romantiseren, ik beleefde het als een mooie tijd!

Kleuren

We hebben overwegend blauwe duiven en uit twee blauwbanders zul je nooit blauwkrassen kweken. Omgekeerd kan wel, al zijn er fokzuivere krassen, die uitsluitend kras voortzetten. Voor ons is kleur ondergeschikt. Toch is het wel eens lastig als je een hok met uitsluitend blauwbanders hebt en de meeste duiven bovendien verwant zijn aan elkaar. In mijn jonge jaren zag ik haarscherp elk detail aan een duif, maar nu ik ouder word, mis ik de nuance. Ook kost het me moeite om ringnummers af te lezen. Bij witte en lichtgele ringen is er nog enig contrast, dat voordeel hebben we in 2025. Als ik uit een koppel twee gelijkwaardige jongen heb, waarvan de één blauw en de ander geschelpt is, dan verkies ik de geschelpte. We hebben in 2025 één bijzonder koppel wat kleur betreft. De vader is een vaalschimmel en de moeder een koolzwarte. Wat er aan kleur uit valt is op papier onbeperkt : vaal, roodkras, steenrood, blauw, gehamerd, lichtkras, donkerkras en zwart. Bovendien is wit en ooievaar mogelijk, alsmede elke kleurslag in combi met de schimmelfactor. Of er ook schalie uit kan komen, is afhankelijk van wat er in het voorgeslacht van beide ouderdieren voor komt. De schaliekleur is recessief. Bij Janssen Arendonk aan beide kanten, kweek je geheid vroeg of laat schalieblauwen.  De kleur is voor ons ondergeschikt. Het gaat om de goeie duif, ongeacht zijn of haar kleur. Een hok met uitsluitend verwante blauwe duiven is verwarrend, als je ouder wordt en minder goeie ogen hebt. Ik herinner me ook, dat Steven van Breemen voorstander was/ is van variatie in de verschijningsvorm. Je ziet zelden een hok met uitsluitend vale en rode duiven. Ik geloof daar ook niet in. De gebroeders Janssen A.  hadden hun “Wondervoske”. Hoewel rood makkelijk vererft, bleef het aandeel rode duiven beperkt door de jaren heen. Bertie Camphuis, Cees, Gerard en Jan Suijkerbuijk kweekten hun topduiven soms uit een rode doffer. Steevast was de stervlieger dan een blauwe, of lichtkras. De oude ’05 van Bertie Camphuis is een voorbeeld. De legendarische ’82 van Jan Suijkerbuijk was een blauwe, gefokt uit zijn “Ouwe Rooien”. Ook de ’89 van Jan, met elf eerste prijzen en 49 keer top 10 kwam uit een vale bij broer Gerard. Op ons hok hebben we “Vale Brave”. In 2021 en 2023 vader van de beste jonge asduif in de kring. Beide asduiven zijn blauw en in mijn beleving, is dat geen toeval. (wordt vervolgd)