Gietel's geluk (4)

Hak

“Je moet de groenten van Hak hebben”, verkondigde wijlen Martine Bijl in een reclamespotje voor conserven. “Ik heb liever de duiven van Hak”, dacht ik enige jaren geleden. Ik vertelde er in een vorige aflevering over. Wijlen Martin Geven zei me enkele maanden voor zijn tragische dood, dat ik me vergiste. “Je moet investeren in snelle duiven, niet in dagfondduiven als jonge duivenspecialist”, benadrukte hij. Dat moet begin 2016 geweest zijn. Inmiddels heb ik zijn wijze raad opgevolgd. De Hakduiven werden verkocht, maar bij de zes rechtstreeksen zat een schimmel uit de “Topfokker” van Hans. Een duif, die niet voortspruit uit zijn bekende Braad- de Joodestam, maar uit een rode doffer die door Hans op stamkaarten wordt aangeduid als “mijn beste duif ooit”. Uit het schimmeldoffertje van Hans haalden we het eerste jaar meteen “Yvonne”, die hoog bij de duifkampioenen in de afdeling eindigde in 2016. Uit een onbevlogen broer van “Yvonne” kweekte Albert in 2017 “Cindy”, die datzelfde jaar  voor ons team zesde  duifkampioen van de GOU werd. Vorig jaar was een dochter  van “Cindy”, ook weer een schimmel, met 7 goeie prijzen onze beste duif van de tweede ronde (gespeend op 30 april, de verjaardag van mijn José). Op mijn huidige kweekhok zitten geen rechtstreekse “Hakjes”, maar met “Cindy” heb ik nog wel een prima nazaat. Ere wie ere toekomt!  Mijn bewondering voor de prestaties van Hans op de dagfond is onaangetast!  De rechtstreekse Hakschimmel, die we verkochten via GPS, stond bij Albert tegen “Roodkapje”. Een duivin met Ludo Claessensbloed, maar ook met bloed van onze “Oude Knoedel”, die gefokt werd uit de nestzuster van “Garfield”. Het verklaart de rood- en schimmelfactor die “Cindy” voortbrengt. Voortgekomen uit “de beste duif ooit” van Hans Hak en “de beste duif ooit” van Albert en Freek. De moeder van “Cindy” (“José”) is gekweekt door Bram uit een kweekdoffer (“Bartoli”) die misschien wel zijn “beste kweekduif ooit” was?

Kwekers

Bram heeft inmiddels zijn 51e en laatste jong geleverd. Van Gerard heb ik er 17 en er is nog een tweede ronde van naar schatting 18 duifjes onderweg van de tweede ronde. De jongen zijn mooi opgekomen en ontwikkelen zich goed. De mest is goed en de duiven trainen naar wens. Albert bedankt voor je bijdrage op het gebied van stamkaarten. Ik wil mijn teamgenoten hartelijk danken. Zonder hen was het een ander verhaal geworden. Ook de mensen die zorgden voor 15 “testduiven” wil ik bedanken voor de duiven en voor het vertrouwen. De bal ligt nu bij mij. Dat ik mijn uiterste best ga doen, dat spreekt voor zich, mits we aan spelen toe komen(?)

Havik

Vanochtend sneuvelde zeer waarschijnlijk ons eerste jong van 2020. Dezelfde groep van 22, die enkele dagen geleden voor mijn ogen door de havik  in de lucht werd aangevallen, vloog prachtig gegroepeerd op zeer grote hoogte in de staalblauwe ochtendlucht. Ik krabde de hokken en liep wat op en neer met waterbakken en zag de jongen op een gegeven moment niet meer. Ik kom niet zo snel in paniek, maar toen ik een kwartier later nog steeds geen duiven zag vliegen, werd ik een heel klein beetje ongerust. Uit het niets verscheen er ineens een koppel, maar ik telde slechts zestien duiven. Dan weet je, dat er iets aan de hand is. De duiven bleven langdurig vliegen en na verloop van tijd groeide de koppel geleidelijk. Individueel uit alle windstreken keerden er van grote hoogte duiven retour. Toen ik ze anderhalf uur later binnenriep, waren er 21. Vervolgens ging de volgende groep los en ’s middags de derde groep, maar het ene duifje uit de eerste groep keerde niet retour. Vanavond, bij de telling  na de verduistering wilde ik weten wie er miste. Dat moet je eigenlijk niet doen, maar ik ben dan zo nieuwsgierig, dat ik het niet laten kan. Inmiddels begin ik ze al aardig te kennen. Achter het ringnummer van het vermiste duifje zette ik “havik” in mijn administratie. Of zou het de slechtvalk geweest zijn?

Enten

Afgelopen week zijn 83 junioren geënt tegen paramixo. Met Maurits maakte ik de afspraak om de enting over een maand te herhalen. Dan zijn ook de jongen van de tweede ronde gearriveerd. De tweede enting wil ik met een entstof laten uitvoeren, die als toevoeging PHA heeft. In “de Duif” las ik onlangs een artikel over een liefhebber die het had over Pharmavac. PHA betekent dan paramixo, herpes en adeno. Of de enting werkt, dat moet je afwachten. Van adeno-coli heb ik elk jaar veel last en altijd gaan er wel een aantal duiven dood. Ook herpes (one eye cold) speelde me de afgelopen jaren parten. Ik reken nergens op, maar als de tweede enting werkt tegen genoemde kwalen, dan bespaart dat veel ellende! Onthou de naam van de entstof en vraag ernaar!  Paramixo is verplicht, de H en A  is bonus.

Inteelt

Als je vitale jonge duiven wenst, denk je niet aan zware inteelt. Bram houdt er van om in lijn te kweken en bepaalde duiven terug te laten komen in de stamboom. Prachtige theorieën over kweekstrategie bestaan er en als je er in gelooft is daar niks mis mee. Inteelt beoogt bepaalde kwaliteiten te verankeren, maar de praktijk leert dat je veel afval kweekt als je nauw gaat. Zelf denk ik, dat nauwe inteelt alleen zinvol is, als je een zeldzaam goeie duif hebt en die daar voor benut. Een zwaar ingeteelde nazaat uit de superduif zet je tegen een ingeteelde duif uit een andere echte topduif en dan zou er sprake moeten zijn van “heterosis” of bastaardsterkte. Het moeten dan wel twee lijnen zijn die matchen. Garantie op succes is er echter niet en voor deze methode moet je veel duiven aanhouden om tot de ideaal geachte tot vier maal op de stamduif teruggezette zogenaamde f4 generatie te geraken. De nafok moet echter zwaar geselecteerd worden, want niet alleen de goeie eigenschappen worden vastgelegd, ook de (verborgen) slechte!  Geen eenvoudige klus met postduiven en teruglopende vitaliteit! We hebben bij onze junioren in 2020 drie duifjes die geboren zijn uit broer maal zus. Daar is niet opzettelijk voor gekozen, maar ik zal U die details besparen. Ze zijn goed gebouwd en er is op het oog niks mis mee. Weer een experiment waar we misschien wijzer van worden?

Bijprodukten

We willen het beste voor onze duiven en zoeken ons heil in allerlei bijproducten. Wijlen Jan Suijkerbuijk was zuinig en beperkte zich tot grit, mineralen en fijn geknipte bieslook. Jan was het prototype van de duivenmelker in de vorige eeuw. Pet op, stofjas aan en speciale slofjes voor in de hokken, want vrouwlief Jenneken was in huis minstens net zo proper als Jan in zijn hok. Van medicijnen had Jan geen verstand. Die waren te duur en daar geloofde hij niet in. Jan had geen auto en dikwijls nam ik voer voor hem mee, zeker toen hij ouder werd. Jan voerde eenvoudig voer van Garvo. Hij geloofde in gerst als zuivering en soms kocht hij een zakje lijnzaad. Hans, de opa van Steffan, heeft Jan goed gekend en bewonderde de kleine, maar fijne  liefhebber die Jan was. Een klein eenvoudig hok met zeven weduwnaars, waarmee hij liefst alle vluchten speelde. Een crack en een ervaren doffer met twee jaarlingen op de vitesse, één of twee duiven dezelfde week op de dagfond en één overjarige, ervaren doffer voor de overnachting. Met een scheef oog werd vaak naar “bokser” Jan Suijkerbuijk gekeken. Bij “de Hoven” wisten ze, dat je pas de eerste prijs gewonnen had als de klok van Suijkerbuijk gelicht was, zelfs als ie maar één duif mee had! Je moet hem gekend hebben om het te geloven. Met zijn duiven stond hij op en ging er mee naar bed. Altijd was hij er mee bezig. Bloedfanatiek en veeleisend. Een prijsje in de middenmoot kon hem niet bekoren. Het mes was altijd scherp en alleen duiven die bij hem pasten overleefden het. De ’89 was de ultieme duif voor Jan. Een boekhouder was ie niet. In oude vereniginsuitslagen telde ik ooit elf eerste prijzen en 49 keer in de top 10. Een geweldige vlieger, maar geen kweker. Bij broer Gerard zag ie het levenslicht en een stamkaart was er niet bij. Dat boeide hem niet. Afgelopen winter dacht ik vaak aan hem en de lessen die hij me leerde. Jan had een hekel aan erwten, kende geen medicijnen, gaf amper bijproducten, voerde licht, bouwde een band met zijn duiven en hield het simpel. “Back to basic”, zou je kunnen zeggen, al passen deze woorden niet bij het Heufse taaltje dat Jan bezigde. In 2020 probeer ik het simpel te houden en niet onnodig duur te maken. In de geest van mijn goede duivenvriend en leermeester gedurende 37 jaar.

Roeken

Sinds enkele weken zitten er twee roekenpaartjes te broeden in de eik voor het huis van de buren. Buurman John wordt er niet vrolijk van, want het geeft veel “witsel”. Volgens insiders kan het geen kwaad broedende roeken vlak bij je hok te hebben. Het zou roofvogels op afstand moeten houden. In 2016 was deze eik dikwijls de uitvalsbasis voor de “tamme” havik. De komende tijd gaan we ervaren, of er ook voordelen aan deze minikolonie zitten.

Duivinnen

In het verleden was ik vaak succesvol met jonge doffers. “Mike Tyson”, “Axel”, “Garfield” en “Jurriaan” zijn namen van jonge doffers die me in een grijs verleden veel plezier verschaften. In 2018 was “Gerben” asduif van de ACC en in 2019 was dat “Appie Derks”. Lang waren de duivinnen onzichtbaar. Op de één of andere manier waren het vaak doffers waarmee ik een klik had. De laatste jaren zie ik een verschuiving. “Marga”, de 1e asduif GOU in 2016, was een voorbode. “José” deed het ook goed en in 2018 en 2019 waren de duivinnen beter dan de doffers.  De één na laatste vlucht in 2019 was Niergnies. 1,3 en 4 Teletekst en … drie duivinnen. De laatste vlucht afgelopen jaar was Melun. In regio Noordoost 1 en 2 met … twee duivinnen. Ik kan het niet verklaren, maar het is wel een trend. Momenteel zitten er 82 duiven in Appen/ Gietelo en ik denk, dat er wel 50 duivinnen bij zitten. De bedoeling is om “op de deur” te beginnen en te eindigen op nest. Dan is het wel handig als er een beetje evenwicht is. Anderzijds: met een overschot aan duivinnen is het niet zo’n machoboel op de hokken. Duivinnen gaan bij gebrek aan doffers vaak op de lesbische toer en zijn dan tot bijzondere prestaties in staat. Voorlopig is er nog geen enkele duidelijkheid over de coronacrisis en wat dat voor invloed heeft op de duivensport. Ik probeer te genieten van het jonge spul en tracht het in de verzorging zo simpel mogelijk te houden. Elke dag even aan Jan Suijkerbuijk denken, helpt daarbij.  (wordt vervolgd)