Gietel’s geluk (17)

Dizy le Gros

De napret over het succes van het voorbije seizoen wordt nog eens versterkt als we horen, dat we op de beslissende laatste vlucht voor het kampioenschap 1e “grootmeester” in de GOU zijn geworden. Met een overtuigend puntentotaal van gemiddeld 836 pnt. (20/19). Een groot deel van deze ploeg willen we spelen op de laatste natourvlucht, aangevuld met duiven die het in de natourploeg goed doen. In Twello is de animo voor deze slotvlucht van de natour vrijwel nihil, ondanks het voorspelde mooie weer met noordoostenwind. Samen met Rein Evers korven we daarom in Zutphen “in het hol van de leeuw”. In overleg met Bram, komen we tot een ploeg van 40 stuks. De animo in Zutphen is nog goed te noemen, ondanks de gigantische overheersing van Eijerkamp. Heeft dat te maken met een clubuitslag waar Eijerkamp niet in voorkomt? Er zijn twee inkorfploegen en Rein en ik komen helaas niet in de manden waar de ruim 150 duiven van de sterkste spelers van Nederland in gaan.
De volgende dag wachten we in spanning de duiven op. Bram, Albert, Jaap en Rinie zijn de letters, evenals moeder Toos en José. Enkele minuten na enen melden Bram en Albert de eerste duif van Eijerkamp. Die komt in snelheid al tekort tegen de eerste meldingen in de GOU in de voorvlucht. Gespannen turen vele ogen in de richting waar de eerste duiven bijna altijd vandaan komen. Dat is de kant van de kerktoren in het dorp Voorst. Het lijkt soms, alsof er een onzichtbare spoorlijn loopt. Stiekem hopen we op een duif, die de eerste duif van Eijerkamp op de hielen zit of overklast. Dat zit er niet in helaas. Om 13.15 uur komt dan de eerste duif. Een duivin op een jong van ongeveer acht dagen. Dan een gaatje van vijf minuten, waarna de duiven redelijk vlot afkomen. Om 13.50 uur zijn er dertig thuis. Een onbestemd gevoel bij mij en de letters overheerst. Er is weinig houvast. In Twello is geen meldsite, op de regiosite worden ook weinig duiven gemeld (geen meldverplichting), kortom onzekerheid en vlees noch vis. De duiven kwamen minder vlot dan van Nanteuil. Had dat te maken met de oostenwind?  Nadat we afgeslagen hebben in Zutphen en daarna de uitslagen zien verschijnen bij Compuclub, blijkt dat we het in de A.C.C. en in onze eigen regio Noordoost gewoon prima gedaan hebben met een score van 41/32. Die éénenveertigste duif was een telfoutje. De vale 435 was onze laatste duif in de mand. “Je zit al aan veertig”, riepen aanpakker Jos van Roon en klokkenman Albert Roording in koor. “Niet moeilijk doen, gewoon mee”, was mijn reactie. “Geen punt, dat verander ik zo in de computer”, aldus Albert, die ik nog meemaakte als leerling op het Isendoorn College. Je hoopt dan, dat de vale je de volgende dag verrast. Dat deed hij niet. Pas op zondagmorgen 8.30 uur zat ie op de klep.

Toeval

Al heel snel stuurde Bram de statistieken. Zoals altijd keurig per duif bijgewerkt en in kleur. Voor mij is het heel belangrijk, dat een duif bijdraagt aan een kampioenschap. Ook een Teletekstnotering levert bonuspunten op. In mijn ogen zijn er verschillende soorten duiven: wegvliegers, misvliegers, meevliegers en kopvliegers. De wegvliegers kosten geld. Alleen Jan de Croon (diesel) en Paul Bril (speculaas) spinnen er garen bij. Ook moeder Toos genoot van ritjes naar de Betuwe, het Montferland en elders. Helaas ontkom je niet aan wegvliegers. Je probeert nieuwe bloedlijnen en nieuwe kruisingen en vaak is het niet raak voor een knaak. Duiven die wegvliegers geven, selecteer ik zo snel mogelijk uit. Einde oefening!  Dan de misvliegers. Onze beste duif van 2020 was kopvlieger en misvlieger tegelijk. Vier keer helemaal mis, maar ook drie keer top. Ik geniet als ik zijn erelijstje bezie:  1e A.C.C (2e regio), 1e A.C.C. (1e regio en 1e Teletekst GOU Noord), 2e A.C.C. (4e Teletekst GOU Noord). Van zulke heb je er nooit genoeg en er gaan legio jaren voorbij, dat je er alleen maar van dromen kunt. Het bijzondere is, dat zijn nestbroer ook een 1e A.C.C. won (2e regio en 2e Teletekst GOU Noord). Hoe kweek je zulke topduiven? Bram weet het. Afgelopen voorjaar had hij een doffer, waaruit hij graag de jongen wilde testen. Hij kwam duivinnen tekort en vroeg teamgenoot Albert, of hij een duivinnetje over had. Dat had hij wel. Een duivin, die hij kreeg op een bon van Henk en Frank Jacobs uit Broekland. Geen prachtig en doordacht kweekconcept, zoals “Harry” van Jan Hooymans, maar eigenlijk gewoon dom toeval! De duivin ging na de kweek retour naar Albert. Daar zat ze in de weg en werd verwezen naar de eeuwige jachtvelden. “Foutje, bedankt”, zou Rijk de Gooijer zeggen.

Motivatie

Een ons geluk is meer dan een pond wijsheid. Ik verklaar me nader. De beide nestbroers huisden op hok 2. In het stro. Op dit hok werden 39 jongen afgezet tussen 2 maart en 24 maart. In een tijdsbestek van drie weken. Allemaal afkomstig van Bram. Soms uit doordachte koppeling met vier maal “Kleine Dirk” (ik noem maar een zijstraat) in het voorgeslacht. Soms uit “probeerkoppels” met nieuw ingebrachte duiven. Ondanks het leeftijdverschil van drie weken, was het een homogene club duiven. Ze kregen coli in juni en uitgerekend de absolute favoriet van Bram legde als enige het loodje. We kuurden niet tegen coli. Wel licht voeren en boterzuur van Nanne en een ander vetzuurflesje van “Bijl” als steuntje in de rug. Met een dag of vijf was de coli over zijn hoogtepunt en werd het herstel ingezet. De duiven werden niet gescheiden en gewoon gespeeld zoals het uit kwam. De eerste drie vluchten verliepen zeer moeizaam. Wel steevast vroege duiven, maar ongekende verliezen. Op de derde prijsvlucht misten we ’s avonds liefst 22 duiven! Het leek, alsof de duiven door een onzichtbare muur moesten vliegen. Had het te maken met straling?? De twee nestbroers vielen totaal niet op. Goed gebouwd, dat wel en middelmatig van grootte. Ze waren ongepaard, niet dominant op het hok en altijd keurig ’s avonds thuis. Toen de één zijn eerste eerste prijs won, dacht ik aan toeval. Niets wees op verliefdheid of het veroveren van een territorium. De stamkaart bood geen verklaring. Ook van jaloezie merkte ik niets. Toen zijn broer twee weken later het kunstje evenaarde, ging ik er speciaal op letten. Deze broer lag enkele dagen later in een hoekje met een duivin en was eigenlijk de regelmatigste prijsvlieger van de twee. De week erop was de nestbroer weer numero uno. Nu ook in de regio en in GOU Noord. Zonder tekenen vooraf. Altijd rustig op zijn plankje helemaal boven in het hok. Wel fel zijn plekje verdedigend. Verder niks!  Op de laatste vlucht wilde hij blijkbaar aantonen, dat zijn kopprijzen geen toevalstreffers waren. Wel geklopt door een duivin van hok 1, maar wederom eerste op hok 2 én Teletekst! Nu zag ik hem de maandag erop scharrelen met een overgelopen duivin van hok 1. Een dag later ging hij achter deze duivin aan en pikte het oude territorium van zijn nieuwe vlam in. Natuurlijk was er een doffer op de vloer, die de nieuwkomer van de vloer wilde vegen, maar dan moet je als liefhebber de boel zo regisseren, dat er alleen winnaars zijn en geen verliezers. De doffer op de vloer had nog niet gemist, maar is eigenlijk een “Jan Goedbloed”. Een fondtype van het rustige soort. De nieuwkomer is de ster die heel belangrijk is voor het team. Door het plaatsen van een voerbak als grens, waren beide partijen het snel eens over de landverdeling. De verwachtingen waren hoog gespannen, maar beide nestbroers, nu woonachtig op hok 1 en 2, wonnen op Dizy le Gros “slechts” een prijs in de middenmoot.

Nestbroers

Over een reeks van enkele tientallen jaren bezien, ben ik een “dofferman”. Daar heb ik geen verklaring voor. De afgelopen week maakte ik met behulp van de statistieken van Bram een top 10. Van elke duif noteerde ik de beste drie prijzen. Dan zie je feilloos wat elke duif heeft bijgedragen aan het kampioenschap. Op dit vlak verschillen Bram en ik. Bram wil regelmatige dagfondvliegers, die er als tweejarige staan. Ik wil duiven, die als jonge duif al “knallen”. Liefst “pointeurs”, die kop doen. Met “meevliegers” trek je geen volle zalen.  Bij de beste tien van 2020 zitten maar liefst acht doffers!  Drie “setjes”. Twee keer twee nestbroers en ook een nestbroer en nestzus. De nestzus is onze beste duivin, met in de kring de plaatsen 3, 4 en 7. De nestbroer is met acht uit acht onze regelmatigste. Met de kringplaatsen 10, 13 en 22 is hij wat minder spectaculair. De eerder genoemde nestbroers eindigden in de top 10 als eerste (1,1,2) en als zevende (1,17,23). Twee andere  nestbroers eindigen als vierde (6,6,7) en zesde (3,12, 25, 25, 27). Naast de toppers hadden we ook nestbroers die minder opvielen. De 60 en 61, deden het aardig, maar droegen weinig bij aan het kampioenschap. Voor de 35 en 36 geldt hetzelfde. De laatste twee waren laat rijp en bleven ongepaard (tweede ronde). De eerste ronde was wel gepaard en kwam op nest. Die wonnen samen vijftien prijzen en ze stonden in de top 10. Dat leeftijdverschil scheelt soms een slok op een borrel!

Toekomst

Nu het seizoen voorbij is, gaan we niet alleen kritisch kijken naar wat er nog zit. Ook de kwekers in Wijchen worden onder de loep genomen. Waar komen de goeien uit en welke duiven vallen (weer) tegen als kweker? Ik denk dan aan de wijze woorden van de broers Jan en Cees Suijkerbuijk. “Wie het scherpste mes heeft, komt het verst”. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden op het kweekhok! Duiven die gemakkelijk goeien geven met meerdere partners, die moet je koesteren. De overigen snel verwijderen! Met pappen en nathouden kom je er niet. Straks zit je weer met duiven met mooie bouw, prachtige kweekogen en afstammend van de broer van de asduif uit de vorige eeuw. Veel succes!  Zelf blijf ik voortdurend op zoek naar beter. Afgelopen maandag had ik nog een goed gesprek met Evert Jan, die wandelde op de dijk met zijn Ineke, toen ik Joke bezocht. “Het wordt steeds moeilijker om duiven te vinden, die beter zijn dan onze eigen duiven. Toch blijven we zoeken. Je hebt kruisingsmateriaal nodig. Vandaag waren Henk en ik bij Bas en Gerard op bezoek. Hebben we toch weer iets gevonden waarmee we mogelijk verder komen in kruising op onze beste duiven”, aldus Evert Jan. “Trouwens nog gefeliciteerd met je eerste plaats in het kampioenschap van de afdeling”. Diplomatiek bedank ik hem. “Wel de eerste, maar niet de beste”, werp ik hem tegen. Tegen Eijerkamp is  geen kruid gewassen. Dat is geen slijmen, maar gewoon de realiteit!   (wordt vervolgd)