2016: Hoop, geloof en liefde (13)
Hoop, geloof & liefde (13)
Het is 14 oktober. Voor ik verder ga even iets recht zetten. Ik noemde Albert v.d. Flaes de zwager van de gebroeders Janssen. Dat klopt niet. Ik was in de war met Tist Eysden, die wel met een zus van de beroemde gebroeders getrouwd was. Behalve deze zus, waren er twee broers uit de Schoolstraat getrouwd. Het waren dus niet allemaal vrijgezellen!
Drie dagen geleden zijn de duiven van Bram opgehaald door Bram. Negen stuks worden er overgewend. Twee stuks gaan er naar ons eigen kweekhok. De duiven van Albert bracht ik dezelfde dag naar Twello. Die worden eveneens overgewend om mee te spelen. Afgelopen jaar werden er, naast de twee “Brammetjes”, ook twee “Appie’s” bevorderd naar ons kweekhok. Het betreft vier duivinnen. Twee asduiven en twee teletekstduiven.
In totaal hield ik op de kop af 30 jongen over. Dat is ongeveer 35%. In 2014 bleven er 15 over van de 108. Deels te verklaren door de consumptie van de havik. In 2015 rond de 45 stuks en in 2016 “slechts” ongeveer 30 stuks. In 2014 werden we ook geplaagd door de nasleep van paratyphus en een hardnekkige adenobesmetting. Bij de 15 overgebleven duiven zaten toen geen echte toppers.
Toen ik in 2016 de hokken gereed maakte voor de komst van de nieuwe lichting, had ik met mezelf enkele afspraken gemaakt. Ten eerste wilde ik geen “vreemdelingenlegioen”. Enkele leveranciers van duiven moest ik teleurstellen. Dat ging me aan het hart, maar was in mijn ogen niet te vermijden. Ik denk achteraf een juiste beslissing. Albert en Bram leverden beiden ruim 40 duiven en die werden aanvankelijk gescheiden gehouden. Het gezond houden van de duiven lukte veel beter en ik denk dat het vooral hiermee te maken heeft! Een leermomentje voor iedereen: beperk je en laat je niet verleiden. Duiven uit één milieu en van dezelfde leeftijd apart houden, anders wordt het gegarandeerd narigheid.
Een tweede voornemen was om nu eindelijk rendement te halen uit de duivinnen. Als ik terugkijk waren het altijd de jonge doffers die het mooie weer maakten. Eind jaren tachtig waren de asduiven van de kring al steevast doffers en dat bleef zo. In 1996 was de 1e asduif van de toenmalige N.C.C. Oost Nederland niet toevallig “Axel”. Een jaar later was “Garfield” de wonderduif die het tot wereldkampioen klapwiekte. Vier eerste prijzen, waarvan een 3e, 1e, 1e en nog een 1e in groot verband tegen flinke aantallen concurrenten. Die tijd komt helaas niet terug, want de aantallen duiven zijn gedecimeerd. Bij de herstart in 2009, na zeven duifloze jaren was het “Jurriaan” die 1e asduif GOU werd. Gekregen van mijn betreurde vriend Martin Geven. Weer een doffer! In 2012 was “Texas Homer” 1e asduif regio. Niet toevallig een doffer en in 2014 was onze ‘366 duifkampioen in de club. Een echte doffer. Dat was het laatste jaar van Martin & Joke bij “Steeds Verder”. Het was een geweldig jaar dat afscheidsjaar van Bussloo. Meerdere teletekstplaatsen met de junioren en snelheidskampioen van de GOU. Martin & Joke verlieten Bussloo en “Steeds Verder” door de voordeur! In gedachten zie ik U fronsen. Wagenaar 1e asduif in 2016 met de ‘366. Had hij in 2014 ook een 1e asduif ‘366??? Jazeker. Dom toeval! Er is echter één verschil. De ‘366 van 2016 is ….. een duivin! Deze ‘366 (1e asduif GOU) werd gekweekt door Bram. De ‘116 (8e asduif GOU) komt van Albert. En ….wederom een duivin! Drie duiven haalden dit jaar teletekst: ‘126, ‘361 en ‘362. U raadt het al: drie duivinnen! Er valt een last van me af. Tientallen jaren speelde ik alleen goed met jonge doffers. Dan ga je denken, dat je er met duivinnen niets van kunt. In 2016 waren het enkel duivinnen die het mooie weer maakten. De doffers bakten er niets van. Alleen de ‘131 vormde de uitzondering. Deze stille, ongepaarde zoon van “Texas Homer”, werd pas op de vierde vlucht gespeeld. Ruim drie weken zat hij open en bloot in een rennetje te herstellen van een vleugelkwetsuur. Zonder training gooide ik hem zonder enig vertrouwen op de vierde vlucht en hij arriveerde tussen de eerste duiven! Raar maar waar! Op de vijf inzetten scoorde hij vier goede prijzen. Hij verkast naar het vlieghok van Albert. Een verklaring voor het goede spel met de duivinnen en het zeer matige spel van de doffers heb ik niet. Bram is een typische duivinnenspeler en Albert eigenlijk ook, maar of dat de verklaring is?
Een derde voornemen was om weer eens teletekst te halen. Dat lukte. Een vierde voornemen kwam niet helemaal uit de verf. We wilden namelijk de roodfactor nadrukkelijker een kans geven. Helaas gaven de rode duiven weinig rode nafok en de twee roden waarmee we startten waren doffers die erg onopvallend presteerden. Voor 2017 gaan we het opnieuw proberen. De kans dat er wat meer rood of vaal boven Appen verschijnt is redelijk groot. Voor de roofvogels maakt het niet uit. Ze zijn dol op rood en vaal, maar blauw en geschelpt vinden ze net zo lekker. Mogelijk zit er volgend jaar een (rood)schimmel tussen. Hoe de havik daar naar kijkt moeten we ondervinden. In de literatuur lees je vaak dat opvallende kleuren het grootste risico vormen. Afgelopen jaar hadden we een bonte blauwe doffer met veel wit in de staart. “De Flierefluiter”. Eén keer ontsnapte hij op het nippertje aan de havik zoals wel meer duiven. Hij haalde echter wel de finish, maar bakte er weinig van. Gaan we niet mee verder.
Voor 2017 willen we op de ingeslagen weg verder. Binnenkort gaan Albert, Bram en ondergetekende ergens lekker eten. De vrouwen mogen natuurlijk mee. Als Yvonne, Marga en José gezellig samen praten over “vrouwendingetjes”, zullen de mannen het ongetwijfeld over de strategie voor 2017 hebben. Natuurlijk zullen we proosten op 2016. Het leven moet je vieren, maar vooruitkijken is vooral aan de orde. Gaan we samen verder? Wie levert wat, wanneer en hoeveel? Natuurlijk proberen we het samen ook over andere dingen te hebben.
Het proces van de vluchten in 2016 was geweldig. Het product (kampioenschap en asduiftitel) een leuke bijkomstigheid. De mooie momenten met moeder Toos, met trouwe jeugdvriend Rinie en met Jaap, waar Rinie en ik ook al een halve eeuw geleden aan huis kwamen op de boerderij, blijven me bij. Aart, die gezondheidsproblemen kent, was er ook meerdere keren en op de laatste vlucht was ons complotje compleet met Bram en Albert en Theo, als een soort eregast. Je ouwehoert wat over wat je bezig houdt of plaagt en als dan de duiven elk moment kunnen vallen, stijgt de adrenaline en probeer je samen de spanning te kanaliseren. Als de duiven mooi uit de goeie hoek komen en in glijvlucht het hok naderen is het genieten geblazen. De ene week heb je de getekenden op tijd, de andere week is er wat te wensen. Er zijn nog te veel duiven niet thuis, de getekenden falen of ze blijven rondvliegen bij aankomst. Als José met de koffie komt en de prijsduiven zijn thuis, begint het napraten. De spanning ebt weg en het zweet op de rug droogt op. Ik denk dan altijd aan wijlen Jan Littink. De bakker uit Wilp presteerde bescheiden met zijn duiven, maar was bijzonder enthousiast en positief. “Duivensport is gewoon het mooiste wat er is”, liet hij ooit een journalist optekenen in de krant. Met zijn sigaartje, zijn humor, verhalen van vroeger en zijn bescheiden opstelling was hij een mensenlevenlang in mijn ogen de parel van de club! Rinie met zijn haviksogen blijft ook bij het napraten attent en blijft het luchtruim afturen. Ook voor de “laatkomers” heeft hij respect. “He is laat, maar he hef wel karakter”, zegt hij als ik gekscherend dreig de duif naar de soeppot te verwijzen …. Samen de duivensport beleven is het mooiste wat er is, zou ik met een variant op de woorden van “bakker Jan” willen zeggen. Als een titel of kampioenschap je gelukkig moet maken ben je slecht af!
Het goede koesteren en aan de mindere kanten schaven, zou het voornemen voor 2017 kunnen zijn. Met dezelfde mensen proberen van het komende jaar weer een mooi duivenjaar te maken. Dan denk ik aan moeder Toos (86) en aan Aart die pas rond de 53 is. Als één ding me zal bijblijven van 2016 is het de betrekkelijkheid van het leven. Dan denk ik in mijn geval vooral aan fondman en wielermaatje van weleer Meindert Franken, die in januari op 60-jarige leeftijd stierf aan asbestkanker en aan leeftijdgenoot en goede vriend Martin Geven, die 1 juni zijn laatste adem uitblies. Een kampioenschap is totaal onbelangrijk. Echt allesbepalend is onze gezondheid. Voor ons als duivenliefhebbers is datgene wat we er samen van maken van enige betekenis. De rest is larie.
Sinds kort ben ik betrokken bij een groep van ongeveer 20 liefhebbers uit de gehele GOU. We gaan samen proberen inzichtelijk te maken waarom het zo slecht gaat met onze jonge duiven. Inventariseren wat de oorzaken zijn van de verliezen en wat we kunnen doen om niet steeds in dezelfde messen te lopen. Gisteren zag ik in de mail van onze onvolprezen GOU-secretaris Frank Jacobs een analyse van Gerard Willemsen over met name het concoursverloop in Noordoost en Noordwest van de GOU. Het bevestigt wat weldenkende, ervaren liefhebbers allang weten. Met een analyse kun je vermoedens hard maken en er vervolgens iets mee doen. Er zijn problemen die overal spelen, maar ook heel specifieke problemen in een bepaald gebied. Hulde aan de mij onbekende analist! In drie subgroepjes gaan we ons verdiepen in drie thema’s. We hopen het lek boven te krijgen en te komen met aanbevelingen die hout snijden. Ik hoop dat de afdeling en de gewone liefhebber er straks iets aan heeft en dat er iets mee gedaan wordt. Verwacht niet meteen wonderen, maar niets doen is geen optie. De afdeling verdient een pluim voor dit initiatief! (wordt vervolgd)