Op hoop van zegen (3)

Moeder

Als pensionado heb ik de tijd en gelegenheid , om me over moeder te ontfermen. ’s Ochtends ga ik naar Bathmen en ben dan benieuwd, hoe het met moeder Toos is. Huisarts Peter waarschuwde me onlangs. ”Er komt een dag, dan is je moeder niet meer dan een omhulsel. Dan spreekt er niets meer uit haar ogen en ben je haar kwijt door de dementie”. In die fase zijn we momenteel. Moeder beseft niet waar ze is. Vraagt zich wanhopig af, wat ze moet doen. Veel familieleden herkent ze niet of nauwelijks en zelfs veel dingen van vroeger is ze kwijt. Soms heeft ze heldere momenten. Zondagochtend klopte ik op de deur van haar kamer. Ik fluit dan steevast een herkenningsriedeltje. Als moeder goed te pas is, beantwoordt ze dit met haar eigen fluitje. Ik kniel dan voor het begroetingsritueel en kijk diep in haar ogen. “Ik ben er klaar voor”, riep ze triomfantelijk. Ik keek verbaasd. “Je haalt me toch op voor de duivenvlucht?”. Ik moest lachen en vertelde, dat er in de winter geen vluchten zijn. “Dan heb ik dat gedroomd”, zei ze met teleurstelling in haar stem. Een rondje Bathmen is elke ochtend een vast ritueel. Even langs “Jack”, de witte herder van de dame van de hondentrimsalon. Elk hondje, dat we tegenkomen, begroet moeder vanuit de rolstoel. Veel hondjes ken ik inmiddels bij naam :  Takkie, Sjors, Kareltje,  e.a. Ook voor wandel- en kinderwagens heeft moeder belangstelling. Vaste uitroep: “Wat een schatje”. Voor kleine kinderen en dieren heeft moeder nog steeds interesse. Daarom lopen we steevast langs de basisschool, als de jongste kinderen speelkwartier hebben. De “Jumbo” is dagelijks een vaste pleisterplaats. Dan zien we grijze hoofden, duwend achter de winkelwagen, met een peutertje zittend tegen de duwstang. De rol, of het lot van veel oma’s en in iets mindere mate van opa’s. Steevast is er dan een contactmomentje. Een flesje vers geperst sinaasappelsap uit de sapautomaat hoort erbij. Vaak scoren we een vers bloemetje en dan gaan we terug naar “Huisje Weltevree”. Moeder is een buitenmens en houdt van frisse lucht. Het dagelijkse ritje door Bathmen is het hoogtepunt van de dag. De dagbesteding is aan moeder niet besteed. Daar wil ze niet heen. Natuurlijk proberen we het, maar ze voelt zich er niet thuis. Probleem is, dat moeder niet meer wil eten. In een maand tijd, viel ze acht kilo af. Of er een onderliggende oorzaak is, wil niemand weten in haar situatie.  Soms klaagt ze over pijn in de buik, maar dat kan ook met stoelgang of knorrende maag te maken hebben. Op andere dagen is ze pijnvrij, dus zeg het maar. Vandaag wacht ik op een monteur, die een glazen douchedeur gaat inmeten tussen 10 en 12 uur.  Dat geeft mij de gelegenheid om een blog te produceren. Moeder is ingeseind, dat ik later kom. Alleen blijft die boodschap slechts luttele tellen hangen. Dementie in de eindfase, niet eten. Dan weet je, dat het einde niet lang op zich laat wachten.. Moeder droomt op heldere momenten van de duivenvluchten. Alleen wij weten, dat ze haar laatste vlucht afgelopen september meemaakte. De eerste vlucht van 2024 zal ze niet halen. Haar hele leven cijferde ze zichzelf weg voor haar kinderen. Nu zet ik ons trouwste teamlid  op één in haar laatste fase en probeer van elke dag nog iets moois te maken. Je hebt maar één moeder!

Overwennen

Het afgelopen seizoen verkasten er een stuk of vijftien junioren naar Frits en Sven van Brummen. Dat was in oktober. Duiven, die goed ingespeeld zijn en bewezen hebben postduif te zijn. Soms broers of zussen van winnaars of asduiven. Als je als liefhebber onvoldoende aanvulling hebt, kun je op deze manier toch aan jaarlingen komen. Van de vijftig junioren, die de vluchten overleefden, konden we er maximaal tien doorschuiven voor eigen gebruik. De overigen kregen moeiteloos een bestemming elders. Frits en zoon Sven werken samen. Sven leidt de junioren op en in het najaar went Frits de ingespeelde duiven over. Ze wonen op nog geen tweehonderd meter bij elkaar vandaan. Inmiddels heeft Frits onze duiven buiten gehad. De duiven van hier kregen een oudere partner van zijn soort. Daarmee vereenvoudig je het uitwennen, zeker als je het doet op kleine jongen. Van Frits begreep ik, dat alle duiven uit Gietelo minimaal één keer uitgevlogen hebben. Slechts één duif was eigenwijs en keerde hier retour. Frits bracht me vooraf op de hoogte. De hokken zijn hier dan gesloten, zodat het voor de terugvliegers geen aanmoediging is, om koppig te zijn. Doordat het systeem van vader en zoon berekend is op overwennen en ze daar de nodige ervaring mee hebben opgebouwd, verliep het tot heden voorspoedig. Frits en Sven hebben hun eigen stam duiven. Hun “Actros” was ooit een geweldige topper en die bloedlijn hebben ze zorgvuldig verankerd. Voor hen is het inbrengen van ingespeelde duiven van hier een experiment, geboren uit noodzaak. Eigen aanvulling ontbrak grotendeels door pech en tegenslag met de jonge duiven. Voor ons is het ook interessant om te zien hoe onze duiven het doen als volwassen duif. En … wat levert de kruising op bij Frits en Sven? Frits heeft in het verleden als z.z.p.-er diverse malen geklust aan onze woning. Ook zijn vader Jan kwam als bouwvakker in hart en nieren dikwijls met Frits mee om hand- en spandiensten te verrichten. Jan was toen al lang en breed gepensioneerd, maar je kon hem er als expert van het oude ambacht goed bij hebben in een momumentenwoning. Kleinzoon Sven is onze voorzitter, maar hij is ook een doorgewinterde, goed opgeleide bouwvakker met de typische “van Brummengenen”. Hoe mooi is het om elkaar als sportvrienden belangeloos voort te helpen?

Olympiade

Met Sander als chauffeur, gingen José en ik naar het MECC in Maastricht. De laatste kans om een Olympiade in Nederland te bezoeken. Het was een leuke ervaring. We troffen op vrijdag Wim Muller en zijn vrouw, in gezelschap van Karin de Haan. Die hadden we al een kwart eeuw niet meer gesproken. We kenden hen van de eerste grote postduivenbeurs in Beijing China. Met Karin wandelde José nog op de Chinese Muur. Haar man Jan liep toen al met een wandelstok. Ik stond erbij, toen Wim Muller in China  een prachtig ingelegde wereldbol kocht. “Die hebben we nog steeds als souvenir en de kleinkinderen genieten ervan”, aldus de nog immer als vanouds besnorde fondman. We ontmoetten er Falco Ebben, gaven Willem de Bruin (daar is ie weer) een handje en vertoefden enige tijd in de mooie stand van Eijerkamp. Met Evert Jan hadden we een leuk gesprek, net als met Arnold. Hans was voortdurend het middelpunt van buitenlanders, voor wie een selfie met “the legend” het hoogtepunt van de Olympiade leek. Nadat we Esther bedankten voor haar voortreffelijke gastvrouwschap en Hilma elders kortstondig begroetten, zochten we geleidelijk de uitgang. De Olympiade is vooral een ontmoetingsplek. We werden opgehaald door René, de broer van José, die een leuk restaurantje gereserveerd had voor de warme maaltijd. Ben je in Maastricht, dan ga je voor het traditionele “zoervleisch”, dat uitstekend smaakte. Na afloop bracht René Sander naar de parkeergarage bij de Olympiade en gingen José en ik mee naar voormalig dorp Amby, waar René woont in één van de 44 woonbuurten van Maastricht. José logeert jaarlijks wel een keer bij haar broer, vaak in combinatie met twee zussen. Zelf kom ik er minder vaak en is het leuk om veranderingen in en om het huis te bewonderen. Op zaterdag verzorgde René een stadswandeling voor ons. Hoewel jurist van zijn vak, weet hij veel van architectuur, kunst en “zijn” Maastricht. We liepen langs de Maas, de Geul en de Jeker. Over en langs stadsmuren, langs watermolens en historische plekjes. Natuurlijk liepen we over het Vrijthof en na een kortstondig verblijf in een kroeg voor “een bakkie” zette René ons af bij het station. Er was nog tijd om bij een “Sparretje” heerlijke broodjes, kaas en sapjes te kopen. Voor onderweg in de trein. We hadden een voordelige enkele reis. Voor 17 euro uit en thuis, met dank aan de NPO. Onderweg zaten we in een coupé waar letterlijk iedereen verdiept was in de mobiele telefoon. Aan de andere kant van het gangpad een oudere man, die uitsluitend aan het swipen was. Ineens zag ik iets unieks. Mijn oog viel op een jonge man, waarschijnlijk student, die verdiept was in zijn krantje. Zover ik kon beoordelen waren we de enigen zonder mobiel.  José vond het ook frappant en maakte ongemerkt een foto van de jeugdige krantlezer tegenover de grijsaard met zijn mobiel. Na tweeënhalf uur arriveerden we op station Zutphen. We hadden uitgerekend, dat we in het gunstigste geval net het boemeltje naar Voorst konden halen. Dan moesten we heel snel zijn. We hadden geluk. Anders zouden we een vol uur moeten wachten op de volgende trein van Arriva. Tijd om een ticket te kopen was er niet en het enkeltje ging van Maastricht naar Zutphen. Het laatste stukkie van enkele kilometers werd uitgevoerd door Arriva en niet door de NS. José is dan braaf en koopt een ticket, om vervolgens een uur te wachten op het boemeltje. Zelf ben ik wat avontuurlijker. Een paar centen betalen voor een uur wachten? De uitspraak “Vaak buj te bange” schiet door mijn hoofd. “We zitten drie minuten in de trein van Zutphen naar Empe. De trein zit behoorlijk vol. Lijkt me stug, dat een conducteur dat kan bijsloffen. In en bij de Arrivatrein is geen conducteur te bekennen. Een kaartje kopen in de trein bij het instappen is dus geen optie. We nemen de gok en voor het geval de conducteur me te glad af is, riskeren we de boete. Het voelt niet goed, maar een uur nutteloos rondhangen met ticket op een leeg perron ook niet. Een beetje avontuur hoort erbij. We hebben toch betaald voor de rit naar huis? José is opgelucht als ze uitstapt en de IJsselstraat in Empe uitloopt richting Voorst/ Gietelo. Zonder noemenswaardige bagage is het een lekkere wandeling van dik een half uur. Van station Empe/ Voorst heeft menig NS-medewerker trouwens nog nooit gehoord! Overweeg een donatie aan Arriva voor bewezen diensten, want eerlijk duurt het langst.

SFC

De SuperFondclubGOU had haar prijsuitreiking in Kootwijkerbroek. José geeft niks om zulke feestjes, Sander had een week na de Olympiade andere prioriteiten, Albert moet op vrijdagavond werken, Jaap had zijn nieuwe vriendin in het weekend, waardoor Rini de reddende engel was en chauffeur van dienst werd. Zelf heb ik een hekel aan rijden in het donker. Altijd gezellig om met Rini naar een feestavond te gaan. Hij houdt van lekker eten en vermaakt zich ook wel met duivenmelkers om zich heen. We zaten aan een tafel met overwegend Zutphense melkers. Naast me zat een leeftijdgenoot uit Velp, waarmee ook leuk gepraat kon worden en een stoel verder Dennis Hammer uit Lathum, die een kennis was van Martin & Joke Geven. Tegenover me fondman Bas Jansen, naast Patrick Schut, Albert Roording, Jan van Zanten, Cor Vrolijk, de zoon van mijn rechterbuurman en Johan Boesveld. Achter hen een rijtje van plm. tien kooitjes, waarin late jongen voor de verkoop opgesteld stonden. Toen we de zaal betraden was ie al voor zeker 95% bezet en we waren toch echt mooi rond klokslag 20 uur binnen. Volle bak dus. Daarom waren we blij enkele lege stoelen te ontwaren aan een tafel met overwegend bekende gezichten. De kooitjes met duiven had ik in de schemering niet opgemerkt. Er werden kampioenen gehuldigd, er werd gezellig bijgepraat en er werd geouwehoerd. Na de koffie, het openingswoord en het eerste rondje huldigingen, werd het buffet geopend. Het zag er traditiegetrouw goed verzorgd uit. Als poesjes muizen, mauwen ze niet!  Na twee keer lopen, had ik mijn buikje goed gevuld. Toen kwamen er schalen met biefstuk voorbij. Rini kreeg een grote op zijn bord, ik vroeg om een bescheiden formaat. Was het vanwege het 25-jarig jubileum, of waren er gewoon teveel biefstukken gebakken?  Andermaal werden er biefstukken geserveerd. De tweede ronde. Ik paste, maar niet iedereen kon de verleiding weerstaan. Rini hapte gretig toe en smulde van een beste joekel.  Niet veel later kwam Peter Pennekamp langs, om ons lekker te maken met een bord ijs, vruchten en slagroom. Nu was het mijn beurt om toe te happen, want voor ijs en koude toetjes mag je een Wagenaar wakker maken. Rini was verzadigd en had blijkbaar elk gaatje gevuld. Zo kabbelde de avond voort, met een geslaagde verkoop van laatjes, een verloting en een aanwezigheidsverloting voor alle leden.  Na de nodige natte versnaperingen begon  het bewonderen van de drie aangekochte laatjes aan onze tafel. Natuurlijk moest ik in de hand enkele duifjes keuren en ik merkte toen al, dat ik last kreeg van het duivenstof. Ik had het niet verwacht. Grote zaal, slechts tien duifjes die stilzitten in hun kooitje, dat zou ik kunnen verdragen, meende ik. Dat was een inschattingsfout mijnerzijds. ’s Avonds in bed voelde ik lichte koorts opkomen en dat was het begin van meerdere nachten hoesten en irritante benauwdheid en slijmvorming.  De feestavond was gezellig, het buffet voortreffelijk, de sfeer ontspannen, maar de naweeën duurden voor mij zeker een week. Een bevestiging van wat ik al meer dan veertig jaar weet: kom niet in de buurt van duiven zonder stofhelm!

2024

De eerste 30 jonkies zijn in aantocht. Binnen een week verwacht ik ze in Gietelo. Opvallend veel “saai” blauw. Uit twee vale duivinnen met blauwe partners gewoon vier blauwe dochters. Dat werk. Hoewel we altijd de nodige witpennen en blauwbonten kweken, zijn het nu vrijwel allemaal blauwtjes. Zelfs de witte veertjes op de rug en “tikjes” achter het oog ontbreken. In een bepaalde periode kweek je veel bont en rood en schimmel, als het aanwezig is bij de ouderdieren. In een andere periode lijken de duiven terug te slaan op de oerkleur (vet)blauw. Alsof de maanstand er invloed op heeft. Voor ons is kleur in feite bijzaak. We willen duiven die hard vliegen. We zijn geen sierduivenfokkers. Op eigen hok hebben we de ondervinding, dat we meer succes hebben met de junioren van de 3e en 4e leg. In 2023 begonnen we te ringen met nummer 21.  Bij de eerste leg kwam achteraf geen enkel echt talent bovendrijven. “Rina ‘57” (2e legsel)  behaalde een teletekstnotering op de slotvlucht en “Arne 660”  (2e legsel) pakte een regiozege. “Picasso ‘74” (3e legsel) is de eerste van vijf asduiven in onze oplopende ringenserie (1e, 3e, 4e,5e en 6e asduif kring). “Alice ‘76” werd 1e asduif. “Ben ‘84”, “Doesburg ‘93” en  “Frederik ‘710” (4e legsel)  completeerden het rijtje asduiven. Als we onze eerste en tweede ronde in 2023 niet gekweekt hadden, zou de eindstand van de asduiven precies hetzelfde geweest zijn. Dat geeft te denken! Het afgelopen jaar staat niet op zichzelf. In 2021 en 2022 was onze beste junior telkens een jong van de 4e leg. Kon op het nippertje mee op de vroege toer. Waarom vliegen de later geboren junioren bij ons aantoonbaar beter?  Ze komen uit dezelfde ouderkoppels, dus daar zit het niet in. Dan ga je denken aan hogere luchtvochtigheid in januari en februari, aan hogere temperaturen in maart en april en aan het verschil in lengte van dagen in winter en voorjaar. Als we komend vliegseizoen opnieuw dezelfde tendens zien, wordt het volgend jaar tijd om het geweer van schouder te verwisselen.  Dan kun je denken aan het eerste en tweede legsel weggooien en pas met het 3e en 4e legsel gaan vliegen. Dan hebben we genoeg aan 50 junioren i.p.v. 100.  Empirisch onderzoek moet uitwijzen, of we gelijk hebben. Echte conclusies mag je pas trekken, als je de resultaten van meerdere jaren op rij analyseert. Zoals U weet analyseren we alles wat we kunnen analyseren. De verschillen tussen 1e, 2e , 3e en 4e ronde breng ik nu onder de aandacht. De verschillen per hok, de verschillen per geslacht, de verschillen tussen de bodembedekking, de verschillen per speltype (nest/ op de deur), er zijn oneindig veel zaken, die je kunt napluizen. Sommige dingen denk ik op gevoel te weten, zonder data. Ik boek de grootste successen steevast met doffers. Daar ben ik van overtuigd. Het afgelopen jaar waren de duivinnen numeriek zwaar in de meerderheid. Toch zaten bij onze vijf beste junioren drie doffers. Zonder analyses kom je niet verder en maak je ongemerkt steeds dezelfde fouten. Aan de andere kant ben ik duivenliefhebber, geen dataverzamelaar.  Er zijn toch nog genoeg interessante dingen, waar ik graag meer van zou willen weten. Hoe zit het met de ogen van de ouders van onze beste duiven? Natuurlijk ben ik daar niet blind voor en denk ik de ogen van alle kweekduiven globaal te kennen. Bij Eijerkamp zie je bij alle toppers steevast de foto van de ogen. Ook de oogfoto van de ouderdieren. Kun je op grond van de ogentheorie (pigment, Vermeyenring, hele of gedeeltelijke verkenningscirkel, verscheidenheid geel-/witoog) de prestaties van de asduif duiden, of voorspellen?  Ik geloof niet in “ogenkeurders”. Hun eigen prestaties op de vluchten maken duidelijk, dat de rol van de ogen marginaal is in het totale plaatje. Toch zie ik graag een rijk gepigmenteerd oog met alle daarbij gedroomde kenmerken, terwijl ik weet dat verreweg de meeste topduiven ouders hebben met ogen , die de heldendaden van de nafok allerminst verklaren. Het afgelopen jaar verkreeg ik een duivin met een fantastisch, rijkgekleurd geeloog en alle gewenste oogkenmerken. Ze werd gezet tegen een bewezen stamduif met een mooi witoog. Alle ogen waren gericht op Kwatta. Het resultaat was bedroevend. Domme duiven, die amper een platte prijs wonnen.  Natuurlijk wist ik dit al lang, net als ik weet, dat ik niet onbeschermd in de buurt van duiven moet komen. Soms doe je dingen, die je allang weet, maar die je blijkbaar ten overvloede bevestigd wil zien. Het tweede legsel van ongeveer 30 stuks is inmiddels geboren en bijna rijp om geringd te worden. Overwegend broertjes en zusjes van de eerste groep. Aan statistieken denken we niet. Hoop doet leven. Waarschijnlijk zullen ze de eerste leg overtreffen. De beste junioren verwacht ik van de 3e en 4e leg! Komend najaar weten we meer. …      (wordt vervolgd)