Voorster Varia (11)

Tegenvaller

Vrijdag korfden we in voor de allereerste prijsvlucht met de junioren. Zestig stuks hadden we opgegeven, maar we hadden er 61 bij ons. Eén duifje met een vleugelkwetsuur lieten we thuis. Op een gegeven moment pakte ik de ‘916 uit het kasthok en stopte haar in de mand. Een blauwbont duivinnetje met enkele witte staartveren. Toen ik verder ging met pakken, zag ik ineens het blauwbonte duivinnetje naast de mand lopen. Dan schrik je. Was ze ontsnapt uit de mand? Ik controleerde de schuif van de mand en toen zag ik ineens, dat het duifje geen chip droeg. Wat bleek? Een zusje van de ‘916 en het evenbeeld, was net gearriveerd, na een afwezigheid van enige weken. Dat is toch sterk?  Ik besteedde verder geen aandacht aan het duifje en zou haar binnenlaten, nadat alle in te korven duiven in de auto zouden staan. Met voer en water had de ‘955 het ruim alleen. Op de club was de sfeer niet geweldig. De mensen, die de club overeind houden en besturen zitten zwaar in de overuren. Inkorven jong op maandagavond, inkorven overnachtfond op dinsdag, inkorven dagfond op donderdag en dan de snelheidsduiven op vrijdag. Het weekend moet dan nog beginnen! Je zou je bed in het clubgebouw kunnen plaatsen! Het is de fase waarin velen op hun tandvlees lopen en ook de periode van de irritatie en frustratie. Voor sommigen verloopt het seizoen niet naar wens. De (jonge} duiven willen niet trainen, zijn ziek of gaan verloren. Zelf ben ik daar minder bij betrokken, al gaat op eigen hok ook niet alles naar wens. Met de weinige aanwezigen in de kantine praat je wat, vangt aan de bar wat op en beseft, dat het niet alleen in Oekraïne zware tijden zijn. De manden worden verzegeld, de duiven worden geladen in de duivenwagen en na nog een paar drankjes wordt het tijd om naar huis te gaan. In de auto, op weg naar huis, besef ik dat ik de gezelligheid gemist heb. Er waren stiltes, sombere blikken en je voelde een zekere spanning. Jammer!

Heusden-Zolder

Vaak kan ik na een inkorfavond moeilijk in slaap komen. Je denkt terug aan de inkorving en probeert je een beeld te vormen van de aanstaande vlucht. In gedachten zie ik dan de eerstgetekende als een kogel naar de klep schieten. Ook verheug ik me op het moment van hereniging met de trouwe letters Jaap, Rini en Sander en de aanwezigheid van moeder Toos. Voor het eerst zonder hondje Trijntje helaas. Deze vrijdagavond is alles anders. De echte wedstrijdspanning ontbreekt en ik denk vooral aan de bedrukte sfeer in de club. Als ik ’s ochtends wakker word, besef ik goed geslapen te hebben. De opwinding van de op handen zijnde vlucht is er nog steeds niet. Op de automatische piloot sta ik om half zeven op, om de hokken schoon te maken en “de Roordingduifjes” uit te laten. Die zijn meteen uit het zicht verdwenen. Als ik stroom op de antennes zet en de module aansluit, mis ik de vertrouwde tekst op het schermpje. Albert is dan de eerste hulplijn. Op zijn advies koppel ik alle antennes los en ga met een klein schroevendraaiertje langs de pinnetjes in de stekkertjes. José gaat naar de verjaardag van zwager André in Nootdorp. Een zus en broer met hun partners halen José om half tien op. Natuurlijk bewonderen ze de moestuin en kippen en vanzelfsprekend onderbreek ik mijn bezigheden, maar als ik ze een kwartier later uitzwaai, ben ik opgelucht. Snel weer met het constateersysteem aan de slag. Uiteindelijk vind ik de boosdoener. Een antenne die niet meedoet en voor de onderbreking zorgt. Is het de antenne, zijn het de stekkertjes, of is er sprake van een kabelbreuk? Even niet belangrijk. De antenne kan gemist worden en de module geeft aan, dat er verbinding is met de overgebleven zes vierveldantenne’s. Pfff … de hoogste tijd om moeder Toos in Twello op te halen. Als moeder een half uur later op haar vertrouwde plekje zit, zet ik voer klaar en loop alles nog even na. Kort na elkaar steken Jaap, Sander en Rini hun hoofd om het hoekje van de schuur. Veel tijd om uitgebreid te praten is er niet, want het gaat richting kwart over elf en de eerste duiven kunnen aanstonds arriveren. Moeder wordt een beetje overvallen door de drie knappe kerels en is even de kluts kwijt. Ik stel Sander aan haar voor als de vader van drie knappe dochters. Ineens weet ze het weer. Dan komt Jaap in beeld. Vader van maar liefst vier knappe dochters. Moeder kijkt nog eens goed met haar beperkte gezichtsvermogen en dan valt het kwartje: “Jaap”. Tenslotte doet Rini de voorstellingsronde. “Vader van één knappe dochter”, roep ik als geheugensteuntje. “Dat is Rini”, roept ze triomfantelijk. Het duurt allemaal wat langer, maar uiteindelijk heeft moeder haar puzzel opgelost. “Daar gaat een koppel duiven”, roepen de bezoekers in koor. “Zullen wel duiven van Friezen zijn” antwoord ik, om mezelf moed in te spreken. We turen verder in de blauwe lucht met hier en daar wat witte wolken. Na ongeveer vijf minuten zien de mannen opnieuw een koppel duiven over de rotonde bij bakker Bril trekken in noordelijke richting. Tijd voor teleurstelling is er niet, want ineens zien we drie duiven met een sierlijke boog richting het hok draaien. Eén duif valt op de klep, twee anderen op het hok, maar deze rennen als volleerde sprinters richting de hokingang. Drie piepjes binnen luttele tellen. We kijken elkaar aan. Als het vroege duiven zijn, hebben ze een optimale finish gehad! Drie jonge doffers van hok 2. Ongeveer vijf minuten moeten we wachten op de volgende duif. Het is mijn favoriet en tweede getekende. De doffer van het enige koppel, dat op een neststand is ingekorfd. De volgende duif komt opnieuw alleen en is de enige zoon van “Olympic Frank”. Vijf doffers en stuk voor stuk zonder tijdverlies geconstateerd. De zesde duif is “Vale Rinus”. Hij heeft duidelijk dorst en vliegt vanaf de klep richting de afgeschermde tomatenplanten. Tevergeefs probeert hij water te lebberen van het warme en droge plastic. Terwijl hij onwennig op en neer vliegt, verschijnt er een groepje van acht duiven boven het hok. Je denkt aan een paar duiven van jezelf in gezelschap van dorstige vreemdelingen, maar het zijn echt acht duiven van onszelf. Ze duiken snel via de kleppen van hok 1, 2 en 3 naar binnen. “Vale Rinus” volgt gedwee. Er worden na deze verrassende start vlotte aankomsten van groepjes duiven verwacht, maar helaas is de praktijk weerbarstig. Het lange wachten is begonnen en duurt eigenlijk nog voort tot dit moment.

Willem

Wachten duurt meestal lang en de onzekerheid slaat toe. Zijn de duiven niet te laat gelost? Zijn er “kruislossingen”? Is het gewoon smog of is het stralingssmog? Ik herinner me de blog, die Albert doorstuurde en waarin Martin van Zon klaagt en treurt over het verlies van 23 van zijn  40  junioren op een midweekse africhtingsvlucht van nog geen honderd kilometer. Dat was afgelopen dinsdag! Ook denk ik terug aan mijn artikel in deze reeks, waarin ik schreef, dat de Willem de Bruinduiven via Eijerkamp in Gietelo nog niet als eerste konden arriveren. De ‘948, die als eerste geconstateerd werd, doorbreekt de traditie. Vader rechtstreeks Eijerkamp en kruising WdB/ Leideman en moeder een kruising WdB/ “Janneke” van Bram. Het moest er een keer van komen! Onze tweede en derde duif hebben eveneens een hoog Eijerkampgehalte, met steeds “Janneke” in het voorgeslacht als kruisingscomponent. Op dat moment staan we er op de meldsite mooi voor, maar pas ’s avonds laat komt de bevestiging: het hele erepodium in de regio!  De spanning valt van me af. De vreugde van de overwinning wordt getemperd door het verlies van dertig jonge beloftes op zaterdagavond.

Willem (2) 

De verwachtingen voor zondagochtend zijn niet hoog gespannen. Er is hoop, maar meestal valt het tegen. De duiven zijn niet gestrand in een regenzone of iets dergelijks. Er is “iets” dat de duiven belemmert in hun drang naar hun hok te vliegen. Het slechte voorgevoel komt helaas uit. Al vroeg loop ik in de tuin op zondagochtend, maar er komt geen veer thuis. Pas tegen achten zie ik een moedige strijder, een uur later gevolgd door een tweede. Op zondagavond komt de vijfde. De duiven zien er vermoeid uit. Ze lijken gevochten te hebben tegen een onzichtbare vijand. Op maandagochtend loopt in alle vroegte de zesde duif in de tuin. Nog 24 te gaan!  Dinsdagochtend rond koffietijd belt een zekere Willem. Bij een basisschool in Wanssum (L) loopt een duif van ons, die niet meer kan vliegen. Willem durft de duif niet goed te pakken, uit angst voor vogelgriep. Hij heeft het nummer afgelezen en is via de computer met mij in contact gekomen. Ik bedank Willem en probeer de angst voor vogelgriep weg te nemen. “Zal ik hier blijven wachten, zodat U de duif kunt ophalen”, oppert de man. Dat lijkt me geen goed plan. Uiteindelijk weet ik hem te bewegen de duif mee te nemen naar zijn huis en van voer en water te voorzien. José en ik hebben een fietstochtje Brabant in de planning voor donderdag, maar dat wordt Limburg. Willem begrijpt mijn plan en we spreken af contact te houden. Enkele uren geleden Willem opnieuw aan de telefoon. De duif zit in een kattenbench. De ‘943 weigert  voer, maar heeft wel flink gedronken. Helaas verslechtert de toestand van de duif sindsdien aanzienlijk. Willem heeft het er moeilijk mee. We raken  aan de praat en ik vertel, dat er uit het ouderpaar van onze hoofdrolspeler, zes kinderen in concours gebracht werden voor Heusden-Zolder. Vier zusjes en een broer zouden zaterdag keurig in Gietelo arriveren, maar de blauwe ‘943 strandt bij de basisschool in Wanssum. Een dierenvriend en goed mens ontfermt zich over hem. Willem put troost uit mijn woorden. “Het kopje van de duif hangt tegen mijn vingers en hij doet zijn ogen dicht”, doet mijn gesprekspartner ooggetuigeverslag. Hij  is hoorbaar aangedaan door de ontstane situatie. Dan zijn er plotseling nog wat ongecontroleerde bewegingen, die ik als laatste stuiptrekking interpreteer en dan wordt het stil aan de andere kant van de lijn. “Hoe oud ben je, Willem en wat doe je voor de kost?” Ik vraag het uit belangstelling en om de stilte te doorbreken. Dat je samen het trieste einde beleeft van een uitgeputte duif, dat schept een kortstondige band. “Achtendertig en door corona heb ik even geen werk”, vertelt mijn gesprekspartner openhartig. “Het komt goed. Dit heb je naar beste kunnen en met liefde gedaan. Helaas kent niet elk verhaal een gelukkig einde. Jammer. Zo is het leven.” Het is geweldig, dat er overal dierenvrienden in den lande zijn, die zich over gewonde en gestrande dieren ontfermen. Duiven die in een doosje of hokje de kans krijgen om aan te sterken. Worden ze dan in vrijheid gesteld, dan komen ze uiteindelijk toch dikwijls weer op hun thuishonk terecht, zoals afgelopen vrijdag onze “Witstaart ‘955”.  

Spekkoper

Clubgenoten Jan en Frits informeren op de clubapp naar de stand van zaken. Met respectievelijk 17 van de 20  en 7 van de 8 thuis, hebben ze het er genadig vanaf gebracht afgelopen zaterdag. Jan en Frits hadden geen vroege duiven, maar zijn toch spekkoper! Dorpsgenoot Sando had minder positieve berichten. Hem viel echter wel op, dat een hokje met 15 onverduisterde junioren op één na probleemloos thuis geraakte. Ook liefhebbers met fondduiven zouden minder verliezen hebben, ving ik ergens op. Waarom werd het zaterdag voor sommige afdelingen en regio’s zo’n erbarmelijke vlucht en hadden andere afdelingen geen centje pijn en amper verliezen?  Wie het weet mag het zeggen.

Respect

Onze vereniging “Steeds Verder” werd in 1930 opgericht in de crisisjaren. Er werden nog halve centen gebruikt, maar de hang naar vertier en de liefde voor de duivensport bracht sportgenoten samen. Bakker Jan Littink uit Wilp werd kort na de oprichting lid en kon boeiend vertellen over de goeie ouwe tijd, waarin armoe de boventoon voerde. Jan had een ongezond vak, genoot van een borreltje, rookte sigaren en werd desondanks heel oud. Hij was blijmoedig van geest en kon intens genieten van de duiven en het verenigingsleven. Jan was van het harmoniemodel, hield van gezelligheid en saamhorigheid en was trots op de club en het mooie verenigingsgebouw. Ik was altijd onder de indruk van de eenvoud en pure liefde die hij uitstraalde.  Jan zou van de huidige situatie in de club niets begrijpen. We hebben een gouden kern van hardwerkende en goedwillende, echte duivenliefhebbers met hart voor de club. Mensen met pit en jeugdig elan, waar menige duivenvereniging jaloers op is. Willen we van onze duiven blijven genieten in onze gemeente en het eeuwfeest halen in 2030, dan moeten we ons als leden anders opstellen. Bestuurders steken belangeloos veel tijd en energie in de club. Daar moeten we veel meer respect voor tonen. Niet overal iets achter zoeken, met lange tenen lopen en meteen in de brand vliegen om onbenulligheden. Wie denkt het beter te kunnen, moet zich melden, want er is nog een vacature! Meerdere verenigingen kampen met deze problematiek. Dat is jammer. Stap over je eigen schaduw, maak niet overal een punt van en geniet van de duiven(sport) zo lang het nog kan. Misschien is het wel korter dan je denkt! “Steeds Verder" honderd jaar en dan zien we verder. Dat zijn we verplicht aan allen die de club in het verleden hoog in het vaandel hadden staan. Die de club sportief aanzien gaven en uitstraling. Laten we samen zorgen, dat zij die niet meer onder ons zijn, trots kunnen zijn op de kleine groep liefhebbers die momenteel de geschiedenis en toekomst van “Steeds Verder” bepaalt. Dat we ons niet moeten schamen en achteraf spijt betuigen, als de club ter ziele is.  Dat wil toch niemand? (wordt vervolgd)