Voorster Varia (13)

Ongeluksgetal

Bijgelovig ben ik niet. Waarschijnlijk zou ik normaliter niet eens de link gelegd hebben tussen de inhoud van mijn schrijven en de dertiende versie. Soms liggen uitersten dicht bij elkaar. Ik herinner me oud-collega Ruud de Wilde. Hoofd ener dorpsschool te Gietelo en begraven op de natuurbegraafplaats in Assel. Ruud was een omstreden zij-instromer. In geen enkel opzicht doorsnee te noemen. Hij was excentriek gekleed, met steevast een pet met klep aan voor- en achterzijde, die hem de uitstraling van Sherlock Holmes gaven. Vaak een sigaret op de onderlip, uitzonderlijk goed in werken met getallen, klassiek aandoend taalgebruik,  een driftkikker, Bijbelkenner en bevlogen verteller van spannende en vooral huiveringwekkende verhalen.  Ik denk, dat we tegenpolen waren en op de één of andere manier respecteerden we elkaar. Ruud zei het dikwijls: geniaal en gek liggen in de hersens dicht bij elkaar. Misschien vond hij zichzelf een voorbeeld van zijn stelling, al zei hij dat nooit met zoveel woorden. Een bijzondere man, laten we het daar op houden. Wat geldt voor geniaal en gek, geldt misschien ook voor geluk en ongeluk. Vanaf Dizy le Gros kwamen onze duiven naar tevredenheid. Beide getekenden arriveerden net na de prijzen en uiteindelijk verspeelden we drie van onze betere duiven, waaronder “Tineke”, die nog niet gemist had en hoog stond bij de asduiven in de regio. Geluk en ongeluk komen soms samen. “Tineke” komt uit een basiskoppel: “Brutus” x “Janneke”. Uit deze lijn komen soms duiven, die ongepaard en gewoon vanaf het schapje, vroege prijzen kunnen winnen. Een eigenschap, die voor mij zwaar telt. Het verlies van drie veelbelovende junioren op de zevende prijsvlucht, deed en doet me zeer.

Onverklaarbaar

Voor de laatste reguliere prijsvlucht twijfelde ik. De weersvooruitzichten waren niet best. Net als een week eerder, kon het wel eens drie nachten mand worden. Voor het kring- en regiokampioenschap maakte ik me geen zorgen, maar ik zag in de aanloop, dat onze achterstand op Lotte Eijerkamp in de afdeling, minimaal was. Tien duiven spelen, opperde Albert. Dan heb je aan één vroege duif genoeg. Ik zat daar zelf ook aan te denken. Slecht weer op zaterdag, net drie van je beste junioren verspeeld, waarom niet de troefkaart spelen? Ik had op maandagavond zes kleine papjongskes ondergeschoven bij zes koppels, die er aan toe waren. Dat betekent drie dagen pap azen en dan twee en zeer waarschijnlijk drie nachten mand. Dat pakt vaak verkeerd uit, is mijn ervaring. Ik besloot om de papazende junioren op de natourvlucht te korven. Met één nacht mand is dat een ideale stand. Mijn eerstgetekende werd een achterkleinzoon van het eerder genoemde basiskoppel. Een jong van de vierde ronde! Met vier pure kopprijzen, behaald op het schapje, gaf ik hem het vertrouwen. Tweede getekende werd een duivinnetje van de derde ronde, die tekenen van verliefdheid toonde en al twee keer op rij bij de eersten arriveerde. Een doffer van de vierde ronde en duivin van de derde ronde moesten de kar trekken. Ik vulde de ploeg van tien aan met duiven, die minimaal één keer een vroege prijs speelden. De natourvlucht Niergnies werd Dizy le Gros en de slotvlucht voor de jonge duiven werd Nanteuil i.p.v. Troyes. Op zondagmiddag klonk voor beide vluchten het startsein, maar zodanig, dat niet te voorspellen was welke vlucht eerder thuis zou zijn. We hadden, naast de vaste supporters, Aart Bronkhorst en Theo en Ricky Oortwijn als lettende gasten. Theo heeft een broze gezondheid, kan zelf geen duiven meer houden, maar is nog steeds nauw betrokken bij het wel en wee binnen “Steeds Verder”. Een boekhouder, die het leuk vindt om bijvoorbeeld de resultaten van onze junioren bij te houden en vast te leggen. Door Compustam en Sander is zijn nobele werk overbodig geworden, maar Theo wilde heel graag getuige zijn van de slotvlucht. Ik verwelkomde Theo en Ricky als een soort ereleden en zag, dat hij ondanks zijn doofheid en beperkingen, genoot. Intussen naderde het moment, dat een eerste aankomst realistisch werd. Het mooiste moment in een duivenweekend, dat we deelden met Rini, Jaap, Sander, José en moeder Toos. Alle ogen waren gericht op Kwatta en tuurden in de bekende richting. Ineens kwam uit het zuidoosten, de eerste duif. Tot mijn verrassing was het de tweede getekende van Nanteuil. Opluchting en opwinding natuurlijk. Voor Nanteuil waren de punten binnen. Twee minuten later arriveerde de tweede duif. Een azend duivinnetje van de natourvlucht. Onze eerstgetekende en dochter van “Emma”. De duivin van Joke, die ze vlak voor haar dood aanbood als souvenir “ter nagedachtenis aan Martin & Joke”.  Een mooi moment! Daarna arriveerden er wel duiven van de natour, maar niet van Nanteuil. Opnieuw lagen geluk en ongeluk dicht bij elkaar. Nog steeds missen we drie van de tien Nanteuilgangers en dat waren duiven, waarvoor ik al een plekje op het kweekhok gereserveerd had!  Eerste onaangewezen in kring, regio en GOU en toch een kater!

Vlieglijn

In de vorige editie, had ik het over de vlieglijn. Ik beperkte me, tot mijn eigen situatie. In Gietelo arriveren de duiven vrijwel altijd uit het zuidoosten. Alsof er een onzichtbaar spoorlijntje loopt. Vanaf de kassen van rozenkweker van Dalen, niet ver van de IJssel, via de Voorsterklei en dan, met als waarschijnlijk baken de hervormde kerk in Voorst, richting bakker Bril. Iedere liefhebber in regio Noord-Oost zal zijn of haar eigen verhaal hebben m.b.t. de vlieglijn. Johan van Dijk uit Eerbeek, weet wat ik bedoel. Ooit speelde ik in Zutphen (veertig jaar geleden inmiddels). Eerbeek behoorde toen tot de kring Zutphen en deed net als Voorst voor spek en bonen mee. “Geen goeie duiven en geen goeie liefhebbers”, zeiden ze in Zutphen. Makkelijk praten, als je zelf in de vlieglijn ligt!  Johan Gijsberts was afgelopen jaar in Zutphen de beste jonge duivenspeler achter Eijerkamp. Appie Jurriëns en Team Roording deden het net iets minder in mijn optiek. Vorig jaar was Johan openhartig, toen ik hem vroeg hoe hij over zijn stek in Zutphen dacht. “In Zutphen kan, wat in Voorst onmogelijk was. Ik speel in het verlengde van Eijerkamp en kan als de duiven top zijn,  hen een enkele keer verslaan. Johan kreeg in Voorst de duivensport met de paplepel ingegoten. Hij was een nakomertje in een samengesteld gezin en ik heb altijd veel sympathie voor hem gehad. We leverden steenkolen bij vader Roelof en zijn Duitse vrouw en halfbroer Ulli kwam als kind regelmatig kijken bij mijn duiven. Johan was toen nog niet geboren. Hij had het niet altijd even gemakkelijk en woonde geruime tijd bij moeder en in de laatste fase van vader’s leven bij hem. Niet altijd kreeg hij het goede voorbeeld, maar hij maakte zijn eigen keuzes, leerde een ambacht en besefte, dat drank veel kapot maakt. Johan kent de schaduwzijde van het leven, maar bewandelt bewust een andere weg. Dat vind ik mooi en daar heb ik veel respect voor! Afgelopen jaar speelde hij met de jonge duiven fantastisch, haalde Teletekst en zal komende winter bij de diverse huldigingen menig podium beklimmen, of dit aan dochter Lorena overlaten. Johan gaat echter verhuizen. Terug naar de ouderlijke woning, die nog in zijn bezit is  en waar hij als bouwvakker een grote uitdaging ziet. “Volgend jaar speel ik weer met jonge duiven in Voorst. Niet ver van Sando. Mijn lidmaatschap bij de Hoven wordt beëindigd. Ik ben niet gek en Marcel Sangers vindt het jammer, maar hij begrijpt het helemaal en geeft me groot gelijk. Ik ga naar regio Noord-Oost. Tegen Zutphen ben je in Voorst kansloos”.

Stamvorming

De komst van Johan Gijsberts naar Voorst, juich ik toe. Concurrentie is goed. Sando begon vorig jaar in dorp Voorst, Bob van Zeist startte afgelopen zomer op de Clabanus,  in een bijna buitenwijk van Voorst,  komend jaar dus Johan. Dat houdt me scherp! Op eigen hok begint stamvorming gestalte te krijgen. Na mijn herstart in 2009, na acht duifloze jaren, had ik in hetzelfde jaar de asduif van de afdeling. “Jurriaan”, kreeg ik van Martin en Joke en ik dacht meteen een beoogde stamduif te hebben. Helaas miste hij kweekpotentie. In 2016 hadden we andermaal de asduif van de afdeling. “Marga”, genoemd naar de echtgenote van Bram. We beleefden als vliegduif plezier aan haar, maar andermaal werd het in de kweek geen succesnummer. Omdat we uitsluitend met jonge duiven spelen en vooral in de beginjaren her en der onze “testduiven” haalden, was stamvorming geen absolute noodzaak. Via diverse kanalen kwamen er nazaten van vele grootheden uit de vaderlandse en internationale duivensport de hokken in Gietelo bevolken. Dat werkt verhelderend. Duiven met stamkaarten gevuld met winnaars in groot verband, met Olympiadeduiven en met “modenamen”. De duifjes op onze hokken zijn zich nergens van bewust, vliegen naar beste kunnen onze vlieglijn, krijgen allemaal dezelfde verzorging en met degenen die het vaakst en regelmatigst bij de eerste duiven op de klep vallen, gaan we verder. Doordat we de afgelopen dertien jaar allerlei soorten en rassen konden testen, kregen we een aardig beeld van de intrinsieke kwaliteit ervan. Je wordt er nuchter van en kijkt met andere ogen naar “grote namen”.

André Roodhooft

Gisteren las ik een verhelderend verhaal van André Roodhooft in “Duifke Lacht”. Hij vertrouwt al een halve eeuw op zijn eigen stam duiven, oorspronkelijk van Nelles van de Pol-origine. “Uit de goeie lijn heeft men de meeste kans, op voorwaarde dat men het perfecte model blijft nastreven”. Roodhooft is de nuchterheid zelve. “Ik heb al meerdere kopvliegers en asduiven, die in Union Antwerpen het mooie weer maakten, opgeruimd, omdat ik er niet één goeie duif uit kon kweken”. Eerlijke taal van een liefhebber die heel zijn leven beroepshalve tussen de duiven zat en op eigen hok zijn vakmanschap als fijne melker bewees. Terug naar de stamvorming op eigen hok. In 2018 kroop uit een gekregen eitje van Hans Eijerkamp een doffer, die op het oog en in de hand alles had wat je van een postduif verlangt. Als grootouders het beste wat Eijerkamp door de jaren heen voortbracht of aankocht. We zetten er een door Bram gefokte duivin tegen, met diverse teletekstwinnaars in het voorgeslacht. Prestaties elders behaald, want de vader was een aangeschafte doffer, die bij Bram  al heel snel verloren ging. Veel belangrijker: het duifje had steeds pech met partners en nestjes, maar werd wel keurig derde asduif van de kring. In 2019 haalden we er een dochter uit die twee weken op rij de eerste prijs won in overkoepelend verband. Zoiets maakt indruk. Een jaar later gaf het basiskoppel twee nestmaatjes. De doffer was met acht uit acht zeer betrouwbaar, zijn zusje werd derde asduif in de regio. De betrouwbare doffer zetten we vorig jaar tegen een duivin van Bram van 100% Eijerkamp-origine. Belangrijker dan dat: ze won voor ons teletekst! Uit dit koppel (3e generatie dus), haalden we vorig jaar een jonge doffer van de derde ronde, die op het kasthok ongepaard vanaf het schapje negen keer prijs won en 1e asduif werd in de club en in de kring (1e j.d.midfond). Deze “Ernst” zetten we tegen onze beste jonge duivin (“Toos”) van vorig jaar met acht prijzen (dochter “Olympic Frank”) en daaruit viel dit jaar een doffer (vierde ronde), die wederom ongepaard en anoniem vanaf het schapje in de voetsporen van opa lijkt te treden. Dat maakt duivensport extra leuk. Welbewust werken aan stamvorming, selecteren op gemakkelijk prijs vliegen, zonder trucjes, weduwschap of nestspel. Dat geeft heel veel voldoening. Op zoek naar de van nature gezonde duif, met het perfecte, atletische lichaam, het goeie karakter en vroeg op de klep. Volgend jaar hopen we de vijfde generatie te begroeten uit deze lijn. “De goei zijn zeldzaam”, schrijft Roodhooft. ”Ik heb de goeie raad van Nelles van de Pol om uiterst streng te selecteren altijd toegepast”. André Roodhooft is ook heel duidelijk over bijhalen van fris bloed. “Een bijgehaalde duif krijgt slechts één jaar kans op het kweekhok. Als de eerste zes nazaten niet evenwaardig zijn aan de hokgenoten, wordt de aanwinst en alle afstammelingen zonder uitzondering opgeruimd”. Ik denk er precies hetzelfde over.  Wij hebben ook prachtige duiven, van edele komaf met voor ons onbetaalbare voorouders, die moeten vrezen voor hun toekomst. Niet goed genoeg!  Verhelderend is Roodhooft over de kans van slagen met nieuwe aanwinsten. Roodhooft noteert alles zorgvuldig, net als ik. “Slechts één op twaalf bijgehaalde duiven overleeft de zifting”. Lust je nog peultjes?

Mes

Onze buren John en Miranda zijn verhuisd. Bij het opruimen van zijn schuur vond John een groot, scherp mes. Een relatiegeschenk, dat doelloos en ongebruikt in een hoekje lag. “Jij kunt er vast iets mee, dan heb je nog een aandenken aan ons”, waren de woorden van John bij het overhandigen. Het mes komt regelmatig van pas bij tuinwerkzaamheden. “De liefhebber met het scherpste mes komt het verst in de duivensport”, waren de wijze woorden die wijlen Cees Suijkerbuijk uit Eefde me ooit toevertrouwde. Tegenwoordig woont Marcel Sangers in het huis van Cees. Veel grote namen in de duivensport verhuisden ooit naar hun huidige plek. Op de plek waar Marcel woont, werd altijd al sterk gespeeld. Daar hoefde hij zich geen zorgen over te maken. Ooit ging Adrie Heuvelink pal naast Bertie Camphuis wonen aan de Gaanderij, ook in Eefde. In Zutphen betrok Arjan Moespot de voormalige woning van Marcel. De vlieghokken bleven staan. Ook slim bekeken. Clubvoorzitter Wilfred Pasman van p.v. Zutphen, de vereniging van de Eijerkampen, verhuisde naar Empe, dat door dezelfde rijksweg doorsneden wordt als Voorst en door een spoorweg gescheiden wordt van dorp en gemeente Voorst. Wilfred weet, dat hij op de kortere afstanden tegenover Zutphen geen schijn van kans maakt in Empe. Daar maalt hij niet om, want Wilfred, gesteund door zijn Carolien, heeft zijn hart verpand aan de (grote) fond. Vorig weekend sprak ik hem aan de bar van zijn vereniging. Ze hebben een heel goed jaar achter de rug en Wilfred durft te investeren in hokken (het 24 meter lange hok van Aaldering is aangekocht) en in duiven. Toon Waanders leek de laatste duivenliefhebber van dorp Voorst te worden, maar met de komst van Sando en Johan en het sterke spel op de fond van Wilfred in Empe, de komst van Bob op de Clabanus en onze bijdrage in Gietelo, ontstaat er misschien een nieuw bolwerk aan deze kant van de IJssel!

Mysterie

Duivensport is een mysterie. Hoe is het mogelijk, dat je op twee slotvluchten zes van je beste jonge duiven verspeelt en er helemaal niets van hoort of terugkrijgt? Dan ga je twijfelen en zoeken. Wat ging er mis, of wat deed ik verkeerd? Afgelopen voorjaar bouwde ik een tomatenkasje. Het dak gevormd van doorzichtig plastic, afgedekt met gewolmaniseerde plankjes. Bruingroen tuinhout, verduurzaamd met chemicaliën. Op het kasje zitten vogels en op het plastic vormen zich plasjes van condens, sproeiwater en sporadische regen. De laatste weken werden de duiven aangetrokken, als door een magneet, naar dit kasje. Lebberend met hun snavel zag ik ze over het plastic gaan, drinkend van kleine bruingroene plasjes van vogelpoepsoep getrokken van uitgeloogd wolmanzout. Ik verjoeg ze meerdere malen, maakte het plastic schoon en droog, maar mogelijk was het kwaad reeds geschied. Een jonge duivin stierf om onverklaarbare reden diezelfde week. Ging het hier de laatste twee vluchten mis en verklaart dit de abnormale verliezen? Zekerheid heb je niet, maar ik heb al maatregelen getroffen om een herhaling volgend jaar te voorkomen.

Roording

Vijftien testduifjes kwamen er van Albert en Mannes. Uit de acht kweekkoppels. Wel, nadat de hokken in Eefde voor eigen gebruik gevuld waren. Logisch. In dezelfde periode, dat we de Roordingduifjes kregen, zetten we voor eigen gebruik nog een paar jongen voor onszelf af. Bonnenkopers willen iets te kiezen hebben en dan blijven er automatisch een paar jongen zitten, die ik toevoegde aan de laatst gespeende groep. De Roordingduifjes kwamen op een apart hok. Je ziet dan het verschijnsel, dat jongen die toegevoegd worden aan een iets oudere groep, zich uiteindelijk beter en sneller ontwikkelen. De apart gezette latere jongen zijn van dezelfde leeftijd en hier gaar de ontwikkeling wat trager. Ik probeerde de “Team Roordingduifjes” nog klaar te stomen voor de juniorenvluchten, maar dit mislukte. Het moet onder tijdsdruk wat geforceerd en dan moet je geluk hebben. Dat hadden we niet. Misschien haperde er iets aan de gezondheid en misschien liepen we iets te hard van stapel? Feit is, dat we er al voor aanvang van de vluchten tien kwijt waren. Ook de havik speelde daarbij een rol. De overgebleven duifjes vlogen de natour, maar waren niet onderscheidend. Niet goed genoeg, dus? Dat is een voorbarige conclusie. Ze waren onervaren en pril en dan mag je van vijf duifjes geen wonderen verwachten. Het vertrouwen in de TR-duifjes is zeker nog volop aanwezig. Behalve de vijftien junioren, kwamen er afgelopen winter een doffer en een duivin. Mannes kon ze niet plaatsen op zijn kweekhok, maar vond het zonde om ze weg te doen. We namen ze mee. Met de doffer hadden we in de kweek geen geluk, met de duivin des te meer. Ze komt uit het zgn. “Blitzkoppel” en was de eerste echt goeie nazaat uit dit stamkoppel, vertelde Albert met een twinkeling in zijn ogen. Bij ons fungeerde ze één ronde als voedster voor een ander koppel. De tweede ronde mocht ze met haar late partner zelf groot brengen, net als de derde ronde. Van de derde ronde ging er een jong weg als “bonduif”. De overige drie duifjes hielden we over en deden het met gemiddeld zes prijzen naar wens. Het duivinnetje van de derde ronde, was als getekende duif onze eerste duif en reddende engel vanaf de voor ons verder dramatisch verlopen Nanteuil. Bedankt, Albert en Mannes,  voor het vertrouwen en de prettige samenwerking!

Moraal

Een verhaal heeft vaak een moraal. Soms zitten er meerdere boodschappen in een verhaal. Geniaal en gek liggen in de hersens vlak bij elkaar. Ook geluk en pech komen soms hand in hand. Om stand te houden in de duivensport en continuïteit te bevorderen is stamvorming belangrijk. Een goeie prestatieduif moet goed gebouwd zijn. Als jonge duivenspeler heb ik veel vertrouwen in junioren met een goeie basissnelheid, een goed kompas. Het liefst junioren, die ongepaard, vanaf het schapje de motivatie vinden om vroeg op de klep te vallen. Liefst meerdere malen. Staar je niet blind op grote namen en moderassen. Hoe zat het met de vlieglijn aldaar en wat presteren ze bij jou? Om de top te bereiken in de duivensport, helpt het om op de goeie plek te wonen. Ook talent en inzet zijn medebepalend voor succes. Uiteindelijk maakt de echt goeie duif het verschil!  Als je zes van je beste junioren op twee weken verspeelt en de verreweg allerbeste keert na de prijzen retour, heb je dan geluk of ongeluk? Gelukkig heeft Moeder Toos het vliegseizoen ’22 in redelijke gezondheid gehaald en hebben we als team vele mooie momenten mogen beleven in goeie harmonie. Het vertrek als teamlid van Bram moeten we samen opvangen. Veel geluk samen met Marga in jullie geliefde Apeldoorn en bedankt voor je inbreng en goeie duiven, Bram!  Als corona en Poetin het toelaten, hopen we komende winter tijdens huldigingen met een glimlach aan seizoen 2022 terug te denken. Het was een mooie zomer!  (wordt vervolgd)