Voorster Varia (15)

Afscheid

NL20 1244458 smallSoms bruist het leven dagen, weken zelfs maanden aaneen. Er wordt gewerkt, gelachen, gestreden en gevierd. Het leven lacht ons toe en de andere kant van het leven is mijlenver weg. Dan ineens is er de schaduwzijde. Twee weken geleden was er die reünie van mijn laatste school, waar ik vier jaar geleden met pensioen ging en ruim een kwart eeuw met overwegend veel plezier werkte. Je treft oud-collega’s en wordt geconfronteerd met het feit, dat het leven niet stil stond. Je denkt, dat het “ouwe jongens krentenbrood wordt” , maar in werkelijkheid ging het vooral over allerlei ouderdomskwalen, weggevallen partners en uiteenlopend onheil. Ik sliep ’s nachts slecht. De afgelopen week werd ik behoorlijk in beslag genomen door weggevallen bekenden. Ik hoorde van een oud-buurman uit mijn jonge jaren, die me als twaalfjarige hielp bij het timmeren aan een duivenhok. Hij was op leeftijd en de weg kwijt. Iemand had op facebook over zijn overlijden gelezen.  Toch komen er ineens herinneringen boven. Oud-achterbuurman Roelof verhuisde, ik denk een jaar of zes geleden. Het huis werd voor twee zeventigers te bewerkelijk en de tuin te groot. Hij wilde een kleinere woning met schuur, want hij had gouden handjes en kon niet stilzitten. Helaas liep alles anders, hij kreeg leukemie, verhuisde naar een nog kleinere woning zonder schuur en werd een zielig hoopje mens. Hij woonde met zijn Alie in een aanleunwoning en zag haar geleidelijk geestelijk aftakelen. Soms op goeie dagen zag ik hem bij moeder Toos vanaf de eerste verdieping voorbij schuifelen en maakte ik een praatje met hem. Vooral als Max Verstappen goed gereden had begonnen zijn ogen te flonkeren, want Roelof was gek op auto’s, motoren en snelheid. Maandag werd hij in besloten kring gecremeerd. Afgelopen maandagavond was er ook gelegenheid om afscheid te nemen van Dick van Dijck senior. Trouw clubgenoot bij “Steeds Verder”. Toen ik arriveerde bij de aula in Deventer, liepen de laatste bezoekers huiswaarts. Echtgenote Adrie, Dick junior, die als duivenhouder in de voetsporen van vader trad en broer Harry met partner, wuifden me bij binnenkomst toe. De 88-jarige Dick lag vredig in de kist en gedurende zeker twintig minuten werd er rustig en met respect over diens leven gepraat. Ik hoorde dingen, die ik in de bijna kwart eeuw dat hij lid was van onze club, nooit gehoord had.  Adrie en Dick junior fleurden op bij de anekdotes en stelden mijn aanwezigheid zeer op prijs in woord en gebaar. Het geeft een goed gevoel, als je mensen de laatste eer kunt bewijzen en de nabestaanden kunt troosten. Op weg naar huis, realiseerde ik me, dat Dick het tiende lid in ongeveer twee maanden is, die onze duivenclub om uiteenlopende redenen verlaat. Een gezonde 92-jarige, die weet dat het halen van de eeuw nog een hele toer wordt. Ook het halen van het benodigde minimum aantal inkorvers wordt steeds lastiger. Daar moeten we iets op verzinnen!

Verkoop

De totale verkoop van de duiven van Bram, hield me ook bezig. Bram heeft als clublid bedankt en stapt uit ons team. Zijn huis werd verkocht en samen met Marga verhuisde hij nog geen twee maanden geleden naar Apeldoorn. Ook een soort afscheid. De week maakte me melancholiek. Gisteren was de sterf- en geboortedag van Joke Geven. Ik was enkele dagen eerder nog op Greenfield Stud. Hans werd 88 jaar en vierde zijn verjaardag met Hilma en met corona. Gelukkig lijkt het mild te verlopen. Bij het aanrijden, dacht ik meteen aan al die maandagen met Joke. Met Hans bespraken via de app  haar dood, precies een jaar geleden. Ook aan Martin moest ik denken. Hij stierf zes jaar geleden. Hij en Joke vormden een hecht en bijzonder stel. Wat hebben we niet oneindig over het mysterie in de duivensport geouwehoerd en over alles wat ons bezig hield. Die mooie momenten mis ik. We waren aan elkaar gewaagd in het jonge duivenspel, beiden fanatiek, maar met wederzijds respect en echte duivenvrienden. Het leven vliegt voorbij! Vergeet niet elke dag te genieten.

Duiven

Doordat ik al tientallen jaren alleen met jonge duiven speel, vanwege mijn allergie, ken ik de beperkingen en de voordelen. Elk jaar begin ik met een schone lei en mijn nieuwsgierigheid naar verschillende soorten duiven kon ik daardoor aardig bevredigen. Ooit vroeg een fondspeler me, of ik zijn duiven wilde testen. Dat zag ik niet zitten. Ik vond het idee op voorhand kansloos. “Jij kunt ze misschien wel op de uitslag krijgen, want het zijn voor veel geld aangeschafte duiven”, benadrukte hij. Ik haalde mijn schouders op. “Voor mij is dat tijdverspilling, waar ik niets mee opschiet”, was mijn argument om het niet te doen. Een andere ZLU-speler had duiven van Pieter Veenstra aangeschaft. Hij dacht, dat ik er wonderen mee zou verrichten. Toen ik de duiven ontving, wist ik al, dat het niets zou worden en dat lag niet aan Pieter. “Zien de jongen er luxe uit?”, vroeg Martin me de eerstvolgende maandag. “Dat is het probleem”, antwoordde ik. “Dan maak ik me geen zorgen, want dan wordt het niks”, zei Martin met grote stelligheid. Hij kreeg gelijk. Een andere liefhebber kweekte duiven van Koopman en Ad Schaerlaeckens-origine voor me. Ook daar slaagde ik niet mee en dat lag niet aan de naamgevers op de stamkaart. De kweekduiven van de man zaten al sinds mensenheugnis vast en de nafok miste de gewenste vitaliteit in mijn ogen. Daar win je de oorlog ook niet mee. Op zeker moment raakte ik in de ban van de duiven van Hans Hak. Een hardwerkende, aardige sportman, met fantastische uitslagen op de dagfond. Ik schafte met Albert wat zomerjongen aan en we kweekten eruit. “Dat wordt niks”, waarschuwde Martin, toen ik het hem vertelde. “Jij moet snelle duiven aanschaffen, geen dagfondduiven.” Ik was koppig en wilde het tegendeel bewijzen, maar Martin kreeg gelijk. Helaas maakte hij dit niet meer mee. De Hakduiven waren zeker niet slecht, maar ze zijn geselecteerd voor de dagfond en niet voor mijn spelletje. Via een internetverkoop hielden we de schade beperkt, want de Hakduiven lagen op dat moment goed in de markt. In 2020 maakt ik via Joke Geven kennis met de WdB-duiven. Ik had ze al enkele jaren gevolgd, via de zomerjongenverkoop via “de Duif”. Eijerkamp investeerde in 2019 in een ronde en Joke kreeg ze onder haar hoede. Heel tevreden was ze niet en dan zeg ik het netjes. De duiven waren in het nieuwe milieu lastig gezond te houden. Daar kon Willem natuurlijk niks aan doen. Wie Joke gekend heeft, weet dat ze goed met duiven kan omgaan. Voor haar zijn dingen echter zwart of wit. Grijstinten kende ze niet. Geen vijftig tinten en ook geen één nuance grijs. Elke maandag hoorde ik haar gemopper aan. “Straks als jaarling krijg je plezier van deze duiven. Willem heeft geweldige duiven en hij zal Eijerkamp zeker geen rommel geleverd hebben”, hield ik haar voor. In januari is er de traditionele “vriendendag” bij Eijerkamp en ik was ook uitgenodigd. Een uitgelezen kans voor Joke, om mij de haar toevertrouwde toekomstige jaarlingen te tonen. Joke hechtte aan mijn mening en ik was onder de indruk. Overwegend WdB met hier en daar wat Leideman en Eijerkamp gekruist. “Daar krijg je straks plezier van”, hield ik haar voor. Evert Jan vroeg me, of ik belangstelling had voor wat testduiven. Ik vroeg bedenktijd. ’s Avonds in bed dacht ik aan wat ik op het hok van Joke gezien had. Eijerkamp wist nog niks van deze duiven, want als jong hadden ze door gezondheidsproblemen weinig laten zien. Ik dacht aan de voor mij onbetaalbare WdB-duiven in de traditionele kerstveiling, aan de meubels, die we bij Eijerkamp wilden aanschaffen en ineens viel het kwartje, midden in de nacht. Overleg met Hans, met Evert Jan en met Joke. Er zouden tien duifjes van het hok van Joke voor mij geringd worden. Ik had tien speciale derbyringen van de kring en gaf die aan Joke. “Eén voor jou en één voor mezelf uit de betere koppels. Een goed idee?” Je mag van Joke van alles vinden, maar ze was goudeerlijk en had het goed met me voor. Toen de jongen speenklaar waren, haalde ik ze op. Joke had ze gereed staan en ik schoof aan in de kantine voor de koffie. Natuurlijk had ik verse gevulde koeken van bakker Bril meegenomen en al smullend werden de duiven door Hans, Evert Jan en nadrukkelijk door Oliver beoordeeld. Cees kende de jongen, omdat hij vaak samen met Joke de duiven verzorgde. Ze zagen er “luxe” uit, om in  de vocabulaire van Martin te spreken. “Twee doffers heb ik voor jou geringd, want ik heb liever duivinnen voor de toekomst”, vertelde Joke. Ik bekeek de twee prachtige jonge doffers en verschoot van kleur toen Hans me de stamkaart onder de neus schoof. Kleinkinderen van “Murphy’s Law” ! Ook aan de overige acht mankeerde helemaal niets. Uit een zoon en dochter van “Uranus” en ook jongen uit de samenzetting met het beste van Leideman. “Jij kunt er wat mee, Freek en ik gun ze jou van harte” fluisterde Hans me toe. Blij en dankbaar reed ik naar Gietelo, die ochtend in 2020.

Kwaliteit

De tien “Jokeduifjes”, zoals ik de Eijerkampaanwinsten noemde, groeiden uit tot prachtige duiven. Natuurlijk pakte de havik er een paar, maar op de eerste prijsvlucht waren er nog zes inzetbaar. Ze vlogen goed en pakten samen  de helft van de derbypot. Elke maandagavond moorkoppen en Joke kon nauwelijks geloven, dat “haar” duifjes het gebak wekelijks verdienden met prima uitslagen. Joke was inmiddels ook wat milder geworden over de jaarlingen van WdB-origine. In het begin klaagde ze en had ze het gevoel, dat ze “voor spek en bonen meevloog”. Ik ging daar niet in mee. “Je moet niet zeuren over allerlei onbenulligheden en je zelf de put in praten. Denk aan Martin, focus op je duivinnen en laat zien, dat je het nog niet verleerd bent.” Joke was gevoelig voor de peptalk en had een sparringpartner nodig, die haar met de neus op de feiten drukte. Geloof het of niet, maar twee weken later was het al raak. “Becky” was de eerste duif bij Eijerkamp op een midfondvlucht en nog geen uur later stond ik met een grote bos “schapenkoppen” uit eigen tuin op haar stoep. Een duivin van Joke. Een WdB-duifje, waaruit ze mij een jong geringd had, flikte het. Ze was apetrots. “Zie je nou wel, dat die duiven van Willem kwaliteit hebben”, hield ik haar voor. Enkele weken later was het opnieuw bingo. Zelfs de naam van haar winnende duivin ( “Yin Dee” ) weet ik nog. Eerste teletekst, als klap op de vuurpijl. Het was goed voor haar gevoel van eigenwaarde en in mijn ogen een moorkop waard!

22 8225969

Broeders

In Gietelo deden de kleinzonen van “Murphy’s Law” het goed. Op de één of andere manier ben ik altijd goed met doffers en vaak ook met twee broers uit één nest. Joke genoot, als ik haar complimenteerde met haar goeie intuïtie bij het ringen. Bij haar vlogen de “tegenjongen” uit hetzelfde nest van de overige koppels toch net wat minder. In Gietelo werd ik echter blij verrast door twee broers, die ik vooraf onder op de stapel van favorieten had gelegd. Ook Bram was verrast. Dan bracht hij me jongen met vijf keer “Kleine Dirk” in de stamboom en maakten twee ongepaarde broers uit een “fancykoppeling” week na week het mooie weer met talrijke kopprijzen en drie keer teletekst. Voor mij was toen al duidelijk, dat een stamkaart pas interessant wordt, als de duif in kwestie bewezen heeft een postduif te zijn. “Teletekst Henk ‘57” en “Olympic Frank ‘58” verschaften me het meeste plezier. Dan is het toch niet belangrijk, als op de stamkaart geen “Harry”, “Hurricane” of “Hallilujah” staat? Gelukkig laat ik me door commercie niet beïnvloeden. Stond ooit met een 1eTeletekstwinnaar tien minuten in handen. Te wikken en te wegen en voltrok met het zweet in mijn handen het vonnis. Je moet realistisch blijven, als je verder wilt komen in de sport en soms keihard. Ook een 1e asduif in de afdeling onderging hetzelfde lot. Dat doet zeer en daar ben ik niet trots op. Als een duif niks van waarde op de wereld zet, na diverse omkoppelingen en na jaren geduld, dan moet je niet doormodderen, maar je verlies nemen en doorpakken. Zelfs onder teletekstwinnaars en 1e asduiven op het hoogste niveau, zitten duiven , die het uiteindelijk niet blijken te zijn. “De liefhebber met het scherpste mes komt het verst”, zei Cees Suijkerbuijk uit Eefde ooit tegen mij.  Zijn oudste broer Jan en ondergetekende, waren het op dat vlak roerend met hem eens. Geduld is goed, als het maar niet te lang duurt. Mijn door ondervinding opgedane les van vandaag: kweek uit je beste duiven. Die hebben het bewezen. En als ze in de kweek geen talent tonen, zoek dan anderen. Onlangs sprak ik dorpsgenoot Sando Verbeek. “Freek, ik heb dertig kweekkoppels en de stamkaarten staan bol van de mooie namen. Mijn beste duiven van het moment, komen uit mijn beste vliegduiven uit mijn Hallse periode, met een minder indrukwekkende stamboom. Hoe kijk jij daarnaar”? Mijn mening kwam overeen met wat hij zelf al had bedacht: niet kijken naar stambomen. Verder gaan met kwekers die rendement geven en de rest wegdoen. Scheelt tijd, geld en ergernis!  Het gaat om de duif. Niet om de stamkaart. Toen dacht ik aan “Olympic Frank” en zijn veelbelovende kleinzoon “Cor van Gogh”. Als ik me door de stamkaart had laten leiden, was “Cor” nooit geboren. Gelukkig ben ik niet helemaal op mijn achterhoofd gevallen.  (wordt vervolgd)