Uit de kast (11)

Seizoenseinde

Met Morlincourt natour en Sens jonge duiven, kwam er een einde aan vliegseizoen 2021. Op de eerste vlucht zaten we er nog aardig bij en arriveerden de duiven eigenlijk best vlot. Niet de gedroomde aankomsten met duiven die in glijvlucht arriveren en ineens op de klep vallen. Nee, meestal maakten ze één of meerdere toertjes om het hok en sommigen vlogen eerst op de schuur. Dat zie je niet graag, want je weet diep in je hart, dat de echte vorm er dan niet is. Sander, Rini, Jaap en moeder Toos met Trijntje, waren op de slotvlucht aanwezig en hadden leuk vertier met de 45 natourduiven van Morlincourt. Toen de meeste duiven thuis waren, was het tijd voor koffie. Ik liep in draf naar bakker Bril voor warme saucijzenbroodjes. Met duiven onderweg van de laatste jonge duivenvlucht, ben je toch wat onrustig en gespannen. Moeder Toos trakteerde en genoot. Het was gezellig en intussen keken we in de lucht, want je weet maar nooit! Er arriveerden wel duiven, maar het waren steeds duiven van vluchtcode 48, i.p.v. de gewenste 47. Elke keer als er een Morlincourtduif thuis kwam, werd de kans groter, dat de volgende een Sensganger zou zijn. De tijd verstreek en ik voelde, dat Sens geen succes zou worden. Toen eindelijk de eerste arriveerde, zag je al dat het foute boel was. De duif maakte enkele rondjes en het bleek uitgerekend de duif te zijn met de minste erelijst van alle twintig ingezette duiven. Dan moet je even slikken. Na de aanhoudende “one eye coldnarigheid”, hoopte ik stiekem op een piek, maar het werd duidelijk een dip. Dan sluit je het seizoen niet lekker af en ga je piekeren over wat er mis ging. De geslaagde vluchten uit de beginperiode ben je op dat moment vergeten en de kater overheerst, als je het seizoen in mineur afsluit!

Kunst

Een sportman of –vrouw, moet tegen zijn of haar verlies kunnen. Je moet de teleurstelling verbijten, je mag wat stiller zijn dan gewoonlijk, maar je moet wel sportief blijven. Niet afreageren op je omgeving, of flauwe excuses zoeken. Als de duiven er niet zijn, dan waren ze deze keer niet goed genoeg. Zo simpel ligt het. Wind, trek, ligging, ze bepalen mede de uitslag, maar dat weet je vooraf. Soms zit het mee en soms niet. Diep van binnen, weet je dat er meer aan de hand is. Sluimerende kwaaltjes, onvoldoende gezondheid en daardoor geen topvorm. Het ene jaar loopt alles op rolletjes, het andere jaar gaat het wat stroever. Kijk je bij de nationale kampioenen, dan zie je elk jaar een andere top 10. Meestal met tien nieuwe namen!  Het is de kunst, om op een goeie manier om te gaan met dit gegeven. Als je na een superjaar een gewoon goed jaar hebt, moet je dankbaar zijn. Ik kijk wel eens bij kampioensstanden van enige jaren geleden en dan schrik ik vaak. De grote kampioen van dat jaar zit geestelijk in de knoei, krijgt nauwelijks een duif op papier, of is al overleden. Vorig jaar overleed de aangewezen nationaal kampioen jonge duiven, nog voor de geplande huldiging, die er overigens door corona nooit kwam. Over tegenslag gesproken! In elke sport zijn er winnaars en verliezers. Ajax verwezenlijkte afgelopen week in Europa en in de nationale competitie twee droomuitslagen met ongelooflijke doelcijfers. Het lijkt niet op te kunnen  en vooral in Nederland steekt Ajax er op alle fronten ver boven uit. Toch komen er voor de Amsterdammers ook dit seizoen dagen, dat het niet mee zit. Dan staat de wind verkeerd, zit het in de koppies van de spelers niet goed, komen er pijntjes en blessures en zit alles tegen. Is dat erg? Als Feijenoordaanhanger (in jeugd gevormde sympathie) ben je geneigd om nee te zeggen natuurlijk. In dit geval moet je het in perspectief zien. Ajax is de rijkste club van Nederland en voor het aanzien van het nationale voetbal is het goed dat Ajax internationaal ambities heeft en soms opzien baart met fantastisch voetbal en geweldige resultaten. Aan de andere kant is het jammer, dat sommige wedstrijden van de Amsterdammers in eigen land op voorhand tot “inmaakpotjes” bestempeld kunnen worden. In de duivensport kennen we dit verschijnsel ook. Gelukkig is het in onze eigen kring altijd weer spannend wie kampioen wordt. Bij de jonge duiven waren wij vorig jaar de beste. Johan van Dijk uit Eerbeek was een jaar eerder kampioen en dit jaar is Bertus van de Esschert de beste. Bertus gefeliciteerd!  In de kring waar Eijerkamp speelt, was er niet de overheersing bij de jonge duiven als in voorgaande jaren. Dennis Hammer viel me op en Team Roording kwam eveneens meer naar voren. De eerste Teletekst op Sens ging net aan hun neus voorbij, maar het is heerlijk voor Albert en Mannes, als je het seizoen met zo’n vroege duif kunt afsluiten. Twee oud-leerlingen van het Isendoorn College, die hun krachten bundelen. Het past in deze tijd. Een drukke baan, een jong gezin met kinderen (Albert) en intensieve beoefening van de postduivensport. Een bijna onmogelijke combinatie. Binnen ons eigen team is Sander het voorbeeld. Zelf spelen met duiven is geen optie, maar kweken voor ons team is wel te combineren. Het is denken in mogelijkheden. Wie twee ruggen uit één varken wil snijden, komt zichzelf tegen en gaat de bekende bietenbrug op!

Nestspel

Zelf ben ik altijd erg nieuwsgierig, hoe liefhebbers hun junioren spelen. Gisteren las ik een verhaal over een succesvol jonge duivenspeler, maar hoe hij zijn duiven speelt werd me niet duidelijk. Wel las ik, dat hij de duiven druivensuiker verstrekt, maar dat vind ik informatie die veertig jaren geleden al nauwelijks nieuwswaarde had. Speelt iemand op de deur, of koppelt hij zijn jonge doffers aan oude duivinnen? Dat vind ik relevante informatie. Zelf laat ik de duiven aanrommelen en speel ik met jongen in het nest. Afgelopen week sprak ik Evert Jan Eijerkamp. Er is blij familienieuws, want dochter Lotte is zwanger!  Evert Jan, zelf 61, wordt opa. Hans, die in oktober 87 hoopt te worden, hoorde het blijmoedig aan. Toen we het hadden over het spelletje met de jonge duiven, was Evert Jan gedecideerd. “Jongen met jongen, daar hebben we slechte ervaring mee”.  Ik moest denken aan mijn eigen ervaring. Vorig jaar lukten we een geweldige uitslag met diverse doffers en duivinnen op een klein of wat groterjong. Toen hadden we de vorm op het hok. Afgelopen jaar waren onze junioren beduidend minder op dreef. Als ze niet tip top in orde zijn, lijkt het hebben van een nestje eerder een nadeel dan een voordeel. We verspeelden op die stand duiven en boekten geen noemenswaardige successen op nest. Voor volgend jaar denk ik dan ook serieus over het gescheiden spelen op de deur. Mogelijk laten we de junioren op de verdere vluchten nog op een nestje komen, maar niet meer zoals dit jaar. Toen werden er jongen groot gebracht en dat had absoluut geen meerwaarde en is een gepasseerd station wat mij betreft. Met one eye cold onder de leden, hebben de duiven al genoeg aan zichzelf!

Ontroerend

Mannes Franken sprak ik bij de inkorving van Sens. Daar hoorde ik een mooi verhaal. De kweekduiven van Team Roording zijn bij Mannes ondergebracht. Op de beperkte ruimte heeft Mannes ook een klein hokje van 1 meter voor twee fondkoppeltjes. Meindert Franken, de vader van Mannes, was mijn maatje bij het wielrennen op dikke banden. Samen gingen we de kermiskoersen in onze jonge jaren af, om bij de jeugd in het voorprogramma van bijvoorbeeld de Ronde van Brummen, Zutphen of Steenderen het goud en zilver op te eisen. Dierbare herinneringen, zoals ik nog weet, dat de vader van Meindert “boxenwagens” laste voor “de Hoven” in de jaren zeventig. Machinist bij de N.S. en twee rechterhanden. Meindert speelde in de laatste fase van zijn leven overnachtfond. Zijn vrouw Mareina en zoon Mannes waren daar nauw bij betrokken. Een hoogtepunt was een vroege prijs van Marseille. Dit jaar speelde Mannes met één duif Marseille. Een kind van de Marseilleduif van vader. Er waren ’s avonds wel enkele duiven thuis in den lande, maar Mannes ging op maandag gewoon naar zijn werk. Bij thuiskomst, laat in de middag, zag Mannes zijn Marseillevlieger zitten. Een verrassing. Toen hij de aankomsttijd in de ochtenduren op het display bekeek, werd de verrassing nog groter. Het bleek de eerste duif in het N.I.C.! Uiteindelijk dezelfde klassering bij de eerste honderd nationaal als de duif van vader. Meindert, verwarmingsmonteur,  stierf op zestigjarige leeftijd aan asbestkanker. Veel te vroeg. Voor Mannes werd Marseille een hommage aan vader. Twee fondkoppeltjes op een hokje van 1 meter en dan met één duif mee zo scoren. Hoe mooi kan duivensport zijn? Ik kreeg er kippenvel van en deel het graag met U.

Toekomst

Een minder seizoen heeft ook goeie kanten. In de euforie van het succes, ben je minder kritisch en is alles geweldig. Als het minder goed gaat, sta je weer met beide benen op de grond. De samenwerking met Sander was dit jaar een openbaring. Het eerste jaar moesten we improviseren, maar nu er een vervolg komt, wordt het kweekhok vertimmerd. De kippen gaan naar een nieuw verblijf en de vrijkomende ruimte wordt een hok voor voedsterduiven. Het kweekbestand wordt opgeschoond. Duiven die niet renderen worden verwijderd. Je kunt niet streng genoeg zijn. Teleurstellend was het verlies van de beste jonge duiven op de vluchten. Steeds als een duif zich begon te tonen en als getekende werd ingezet, ging hij of zij verloren. Alsof de duvel er mee speelde. Heel frustrerend. Vooral in de fase van “one-eye-cold” speelde dit. Als steeds je beste duif afvalt, werkt dit door in de prestaties. Zie het niet als excuus, maar het is niet bevorderlijk. Een lichtpuntje was onze “182”. Werd asduif in de vereniging en kring en stond negen keer op de uitslag. Ongepaard en gewoon vanaf het schapje. Eigenlijk waren we van plan om de beste junioren van afgelopen jaar via “Duiven.net” te verkopen, maar daar zien we van af. De besten waren al verspeeld en aan de betere duiven die overbleven, ben ik te zeer gehecht geraakt. Voor volgend jaar wil ik minder junioren plaatsen. De gedachte is, dat minder vaak meer blijkt te zijn. Toen ik een week voor aanvang van de vluchten 124 junioren in de manden stopte voor een africhting, had ik die beslissing al genomen. Met minder duiven heb je minder werk, minder kosten en waarschijnlijk meer plezier en succes.

Kast

Op het kasthok kom ik graag nog een keer terug. Asduif ‘182 behaalde zijn prestaties op het kasthok. Ik zag het idee van “de kast” als een ideale oplossing voor jeugdleden en bijvoorbeeld senioren met minimale ruimte. Eerst wil ik de prestaties op het kasthok verder analyseren en vergelijken met het traditionele hok. Eén ding kan ik wel verklappen. Het schoonmaken van het kasthok kost minder tijd en het pakken van de duiven voor een vlucht of africhting gaat  beduidend sneller en gemakkelijker. Wie van tamme duiven houdt, komt ook bij een kasthok terecht. Zelf wil ik in de bestaande ren een derde, kleine kast plaatsen. Minder junioren, maar wel een extra kastje. Het lijkt tegenstrijdig, maar is het niet. De naam “Uit de kast” was een terechte keuze in 2021!   (wordt vervolgd)