2017: Zieleroerselen, zotteklap & zever (8)

Luxe jongen

Soms denk ik terug aan het vroege voorjaar van 2014. Eén van mijn vier hartkleppen moest gerepareerd worden. Ik maakte me druk om de wachtlijsten in de hartcentra en vreesde, dat ik te laat in vorm zou zijn om verantwoord aan een nieuw seizoen te beginnen. Tegen de operatie zag ik niet op. In Enschede was de wachtlijst het kortst en ik besloot voor dat hartcentrum te kiezen. Toen de operatie mislukte en ik in de gaten kreeg, dat het “foute boel” was, dacht ik dat 2013 mijn laatste duivenseizoen was geweest. Gelukkig kon professor Grandjean me redden, toen de nood het hoogst was middels een hersteloperatie aan inmiddels twee hartkleppen. Dan besef je hoe betrekkelijk alles is. De revalidatie verliep daarna wonderlijk snel en een week later was ik weer thuis. Je moet dan nog wel enkele maanden revalideren en regelmatig liep ik door de bossen naar Joke en Martin Geven. Een afstand van slechts enkele kilometers. Wat genoot ik van de zon, de rondvliegende duiven en de gezellige momenten aan de koffietafel buiten onder het terrasscherm. Dat het laatste seizoen in Bussloo voor hen aanstaande was, wist op dat moment nog niemand. Albert koppelde in 2014 later, zodat ik voldoende hersteld zou zijn op het moment dat de jongen speenrijp zouden zijn. Over één ding waren Martin en ik het volledig eens; aan speenrijpe jonge duiven mag niets mankeren. “Ze kunnen niet luxe genoeg zijn”, oordeelde Martin steevast. In de loop der jaren ontving ik vele rondes en de conditie op het moment van afleveren wil je graag optimaal zien. Ik herinner me 1997. Albert woonde nog in “het Tolhuisje” in Voorst bij Bertus en Coba. Ik zie “Garfield” en zijn nestzus in gedachten nog liggen in de broedschaal. Wat een plaatjes. Optimaler kan de conditie van een jonge duif niet zijn! Junioren waar iets aan mankeert hebben vanaf de start een achterstand die niet of moeilijk in te halen is! Het ligt er wel aan hoe groot de achterstand is. Er zijn vele gradaties. Een kleine achterstand kun je wegwerken door de jongen meteen na het spenen te compenseren. Jonge duiven met tekening in de pennen, “lange starten”, kromme borstbenen en de uitstraling van “oude mannetjes” ruim ik meteen op. Daar is in mijn optiek geen eer mee te behalen. Ook jongen die weinig vitaliteit hebben ruim ik snel. Eigenlijk mag er niets aan schelen. ’t Is al moeilijk genoeg om met sterke en gezonde piepers waar niets aan mankeert later in het vliegseizoen potten te breken!

Vier groepen

De lichting van 2017 heb ik verdeeld in vier groepen. De eerste groep van Bram is al aardig door de wol geverfd. Vaak waren ze van 7 uur ’s ochtends tot 17 uur ’s middags buiten. De tweede groep, van Albert, begint ook in formatie te vliegen. Deze groep beschikt over een buitenren. De derde groep is wat heterogener. Bram leverde op verschillende momenten groepjes duiven voor deze afdeling. Ook de twee duifjes van Jan Groot Koerkamp zitten hier. Morgen worden door Bram de laatste jongen gebracht. ’t Is goed zo. In deze derde groep is de conditie het minst. De achterstand begon al op het speenmoment. De vorige keer schreef ik er over. Albert verzorgde de duiven van Bram en zag met eigen ogen hoe de conditie bij Bram iets terugliep. “Ik was wel druk op mijn werk, maar de duiven bij Bram kregen ruim voldoende te eten, toen ik ze bij afwezigheid van Bram verzorgde. Er was iets anders aan de hand, waarop ik geen invloed had”, aldus Albert. Beide liefhebbers doen hun uiterste best om mij van mooie en gezonde junioren te voorzien, maar soms heb je dingen niet in de hand. Een geringe infectie, een virus kan van het ene op het andere moment roet in het eten gooien. Albert en Bram weten er alles van. Zo lang hebben ze al wel duiven. Als er aan de gezondheid iets mankeert, zie je dat terug aan de speenrijpe jongen!   Gelukkig lijkt de conditie op de derde afdeling beter te worden. De mest is vast. De jongen die aanvankelijk matig aten, vallen nu als hongerige wolven op de voerbak. Dat is in mijn ogen een goed teken. Vanochtend kregen ze weer “rulle bak”, waarover ik in de vorige editie schreef. Daar knappen ze zienderogen van op. Geen kunstmatige gezondheid opwekken met kuurtjes en medicijnen, maar de duiven zelf aan het werk zetten om gezond te worden en in balans te komen. Een jong uit de nestbroer van “Marga” ruimde ik eergisteren en als er meer twijfelaars zijn die niet op eigen kracht herstellen, volgen ze! De jongen worden door mij in de watten gelegd, maar bij twijfel kan ik net zo meedogenloos zijn als mijn betreurde duivenvrienden Jan Suijkerbuijk en Martin Geven. Eerste paasdag verdween hier trouwens een jong uit de eerste groep. Enkele weken geleden liep het doffertje een verwonding op aan zijn onderzijde. Hij was goed hersteld, maar uit ervaring weet ik dat gewonde duiven het meestal niet redden. Vaak is de klauw van de havik de oorzaak van de blessure. Klauwwonden genezen vaak slecht. Een herstelde duif houdt hoe dan ook een trauma over aan die kennismaking. De angst voor de roofvogel wordt zo’n duif meestal fataal. Zo gauw een koppel duiven wordt aangevallen, zal de getraumatiseerde duif uit doodsangst de formatie als eerste verlaten en dat bezegelt meestal zijn/ haar lot. De vierde groep is weer van Albert. Prachtig opgekomen. Vierentwintig jongen van twaalf koppels, dat is een indicatie van welvaren. Deze groep zit vandaag voor het eerst buiten op de verlengde klep. De derde groep kan beschikken over een buitenren, de vierde groep niet. Pas medio juni, als de bokken van de geiten gescheiden zijn, voeg ik afdeling 1 en 2 (Bram en Albert) samen en kunnen ze allemaal in de buitenren. Met groep 3 en 4 (Bram en Albert) doe ik hetzelfde. Zij kunnen dan samen in de andere buitenren. Uiteindelijk gaat alles samen los en dat scheelt een hoop werk en tijd.

Vergelijken

Twee groepen beschikken over een buitenren, twee groepen niet. Zo kan ik vergelijken wat het beste werkt. Twee groepen lopen op metselzand en twee groepen zitten op beukensnippers afgedekt met een royale laag tarwestro. Ook hier kan ik vergelijken wat het beste is. Vorig jaar deed ik hetzelfde. Er waren nauwelijks verschillen te bespeuren. De ene asduif zat op zand, de andere op stro. De drie teletekstduiven zaten alledrie op stro. Dat dan weer wel. Komend jaar wil ik opnieuw vergelijken. Eén zwaluw maakt nog geen zomer. Vorig jaar deden de duivinnen het erg goed, de doffers duidelijk minder. Toeval of een trend? Bram leverde goede duiven (“Marga” -1e asduif GOU- en “José” -teletekst-), maar Albert deed er niet voor onder (“Yvonne” -8easduif GOU- en “Toos” -teletekst-), beide fokkers leverden echter vooral veel “simpele graaneters”. Duiven die zich niet echt onderscheiden en geen volle zalen trekken. Dat zal in 2017 niet anders zijn. Het geldt voor alle hokken. Ook Willem de Bruin, Verkerk, Koopman, Veenstra, Eijerkamp, Bosua en alle andere kampioenen kweken afval! De gemiddelde kwaliteit ligt echter hoger. Eigenlijk zou ik ook op spelsysteem moeten vergelijken. Deels spelen op de deur en deels op nest, maar of het daar van komt, betwijfel ik. Veel zal afhangen van de activiteit van de haviken en ik moet het ook allemaal met mijn werk kunnen combineren. Waarschijnlijk zal ik gewoon kiezen voor nestspel. Dan kan ik alles in één keer los laten om te trainen. Doffers en duivinnen gescheiden laten trainen en dat twee keer per dag, dat gaat me niet lukken. Of er tussen de jongen van afdeling drie een toppertje zit? Het zou zo maar kunnen, want hoewel ze een iets mindere start hadden, zijn ze ook weer niet zo slecht opgekomen dat ze op voorhand kansloos zijn. Na het vliegseizoen weten we meer. Een mooie stamkaart hebben ze stuk voor stuk, maar uiteindelijk gaat het om de sportieve prestaties. De duif telt, niet de stamkaart. Alleen als een duif goed vliegt, vind ik het meegenomen als er mooie ogen op zitten. Pas als er prestaties geleverd worden, begint me de stamkaart echt te boeien. Voor sommige kweekduiven nadert ook de finaleronde. Weer geen goede jongen gegeven met weer een andere partner betekent einde oefening. We zijn goed, maar niet gek. Aan “moeilijke kwekers” heb ik een bloedhekel. Feiten tellen, ronkende stamkaarten en “kweekogen” niet!

(wordt vervolgd)